Open-sourceprogrammeurs hoeven weinig te vrezen van het huidige Europese wetsvoorstel voor softwarepatenten. Dat zegt Arnoud Engelfriet, een van de octrooigemachtigden voor Philips. “Programmeren wordt niet patenteerbaar.”
Jongensboek Arnoud Engelfriet, 30 jaar oud, studeerde informatica aan de TU in Eindhoven in de jaren dat het internet begon te groeien, tussen 1993 en 1999. Het is ook de begintijd van open source ontwikkelprojecten zoals het besturingssysteem Linux, de webserver Apache en encryptiesoftware PGP. Engelfriet raakt gefascineerd door PGP, dan al onderwerp van patenttwisten. De ontstaansgeschiedenis van PGP hoort thuis in een jongensboek á la Bob Evers, vanwege de manier waarop de deels in de VS geschreven encryptiesoftware uit handen blijft van Amerikaanse geheim agenten. Het toen al beroemde MIT publiceert versie 2.62 van PGP, met daarin een openbaar gemaakte variant van RSA, RSAREF. Dat is een methode voor het versleutelen van berichten, ontdekt en geschreven door Ron Rivest, Adi Shamir en Len Adleman (vandaar de afkorting RSA). Juist omdat ze over hun uitvinding publiceren vóór ze patenten aanvragen, lopen MIT en het drietal het patentrecht mis voor veel landen buiten de VS. De Amerikaanse geheime dienst verbiedt de export van broncode en de binaries van 2.62. Als drukwerk mag het wél het worden uitgevoerd, en van dat gat maken privacy-activisten (waaronder PGP-medeauteur Phil Zimmerman) gebruik. Geprinte pagina’s broncode van het programma worden naar Finland gebracht. Vrijwilligers helpen St�le Schumacher, de leider van het design team voor de internationale versie van PGP, via internet met het scannen en weer overzetten naar een computer. De gecompileerde versie hiervan, 2.62i (van international), versnelt wereldwijd de adoptie van encryptiesoftware. Engelfriet: “Zelfs Nederland overwoog in die tijd even om encryptiesoftware te verbieden.” Voor de jonge student is het de aanleiding om af te studeren op een gerelateerd onderwerp, de digitale handtekening. Een jaar na zijn afstuderen begint hij bij Philips op de afdeling Intellectueel Eigendom en Standaarden. |
De 30-jarige Philips-vertegenwoordiger was veel te vinden op Usenet. In nieuwsgroepen als http://nl.comp.os.linux.discussie participeerde hij tot kort geleden in de soms felle woordenstrijd over softwarepatenten. Op zijn privéwebsite geeft hij uitleg over wat hij ziet als grote misverstanden over het wetsvoorstel voor Europese octrooien voor uitvindingen waarbij software betrokken is.
Zijn tegenstanders krijgen veel aandacht, onder meer met een poster waarop alle softwarepatenten staan die een auteur van een programma voor een winkel op internet het werk onmogelijk maken. Engelfriet: “Ze vertellen er nooit bij dat de helft van die patenten ongeldig is.”
In Europa hoeft volgens hem bijvoorbeeld niemand te vrezen dat een patent voor software die in een chipkaart het geheugengebruik met de helft terugbrengt, in stelling gebracht wordt tegen bijvoorbeeld een ontwikkelaar van een computerspel waarin een vergelijkbare methode de aanspraak op het werkgeheugen verbetert. “Zo breed kan een patentclaim niet zijn. Het gaat om de chipkaart, niet om alle apparaten.”
Hij is verbaasd over de enorme weerstand van ontwikkelaars tegen de octrooien. “Zelfstandige softwareontwikkelaars moeten ook voldoen aan tweehonderd Arbo-regels. Daardoor gaan ze toch ook niet failliet?”
Een grijs gebied
Hij geeft de tegenstanders gelijk met hun protest tegen ‘Amerikaanse toestanden’. Het Amerikaanse patentbureau verleent te gehaast patenten, zoals op de dubbele muisklik, een patent in handen van internetwinkel Amazon (dat in Europa overigens is afgewezen). “Een patent voor een floppy moet kunnen. Een octrooi voor het schrijven op een floppy is onzinnig.”
De simpele patenten uit de VS verlagen de waarde van andere octrooien, meent Engelfriet. “Wij hebben daar geen enkele baat bij. Alleen duidelijk technische uitvindingen moeten patenteerbaar zijn.”
Die formulering is een heikel punt, vinden de tegenstanders. Wat technisch is, wordt volgens hen nergens gedefinieerd.
Ook Engelfriet kan het niet in één zin vatten. We weten allemaal wat technisch is, stelt hij. Technisch is een methode voor een telefoonverbinding, een chipkaart, een platenspeler of iets als een dvd. Niet-technisch is een tekstverwerker of een kassaknop die de volgende klant 10 procent korting geeft.
Om te voorkomen dat schrijvers van software worden belemmerd door te ruim gedefinieerde regels, wil de oppositie via het Europees Parlement vastleggen dat octrooien alleen gelden voor uitvindingen die natuurkrachten manipuleren. “Dat is een concept uit de 19e eeuw. Daarmee maakt men duidelijk dat patenten bedoeld zijn voor stoommachines en niet voor boeken.” Engelfriet wijst op een in de softwarepatentkringen beroemd Europees verdrag uit 1973. “Dat verbiedt expliciet patenten op software als zodanig.”
De tegenstanders komen geregeld op de proppen met in hun ogen te ruim geformuleerde patenten. “Het patent op een bepaald modern weefgetouw bijvoorbeeld, dat is volgens hen een softwarepatent omdat er een microprocessor bij betrokken is. Het blijft echter een weefgetouw.”
De impact van zo’n weefgetouwpatent op een softwareschrijver is volgens hem vergelijkbaar met de invloed van een patent voor een manier om verf te spuiten op een schilder die zelf verft mengt. “In de praktijk valt het erg mee.”
Soldeerbout en hamer
Het dubbelklikpatent zal onder de voorgestelde regels in Europa nooit verleend worden, zegt Engelfriet, net zomin als software die dezelfde functie biedt als een (papieren) adresboek. “Dat is voor de hand liggend, en op dat soort uitvindingen krijg je geen patent.”
Europa verleent geen patent op softwarematige vervangingen van bestaande zaken. “Dat zou wat worden. Tegenwoordig vindt bijna alle ontwikkeling plaats in alleen software.”
Het maakt een patent op het werktuig software net zo onlogisch als een patent op een soldeerbout of een hamer, die dienen als werktuig voor andere uitvindingen. “Een glasblazer bedacht ooit met soldeerbout en hamer hoe een lamp langer kon blijven branden. Die uitvinding is te patenteren. Niet het gereedschap.”
Engelfriet en met hem Philips zijn zeer ongerust over de steun die de tegenstanders krijgen van de publieke opinie en het Europees Parlement. Keert het parlement zich tegen het voorstel, dan vreest Philips een hoop uitvindingen niet meer te kunnen patenteren.
Een voorbeeld van zo’n uitvinding is een in software uitgevoerde methode die het beeld van een televisie verbetert. Beeldkwaliteit is al tientallen jaren een onderzoeksterrein voor Philips. Ooit fabriceerde het bedrijf zelf processoren om een bepaalde flikkering uit het tv-beeld te halen. Nu stoppen ze software in een chip die door een andere fabrikant in massaproductie gemaakt wordt. “Het is een beetje zonde, want die chip kan nog veel meer. De tv wordt zo wel beter en is goedkoper te maken.”
Dezelfde software zou eventueel door een ander gebruikt kunnen worden om een grafische kaart te verbeteren. In dat geval wordt het patent geschonden, aldus Engelfriet. “Daar stoppen wij al tientallen jaren onderzoeksgeld in. Iemand die onze technische uitvinding in software uitvoert, moet daar niet onderuit kunnen door te roepen dat hij alleen maar programmeert.” Stel dat een programmeur dezelfde regels code zou kunnen gebruiken om bestandsoverdracht te verbeteren, dan wordt het patent niet geschaad, zegt de octrooigemachtigde. “Software die een printer scherper laat afdrukken, heeft niets van doen met software voor het oversturen van plaatjes. Die analogie is niet te maken.”
De compressietechniek mp3 is een door tegenstanders van softwarepatenten vaak aangehaald voorbeeld. Engelfriet maakt er korte metten mee. Hij vindt het juist een bewijs van de juiste werking van het patentsysteem. Mp3 is een technische uitvinding voor het comprimeren van geluid. Juist om het patent op mp3 te vermijden, ontwikkelen andere programmeurs Ogg Vorbis, een alternatieve methode voor het comprimeren van geluid. Dankzij het patentsysteem zijn er nu meer methoden voor het geluidscompressie, betoogt Engelfriet. “Het laat daarnaast ook zien dat open source software en patenten goed naast elkaar kunnen bestaan.”
Nippeltje rechts, nippeltje links
Engelfriet is het oneens met de bewering dat het Europees patentbureau zich met opzet niet aan de regels houdt. Volgens hem kampen de patentverleners met aanloopproblemen. Patentverlening op uitvindingen waar software bij gebruikt wordt, is een jong vakgebied. “Het is niet zoals bij stoommachines, waar de ambtenaren alle varianten wel van gezien hebben. Probeer maar een patent te krijgen op een nieuw type stoommachine waarbij de enige verbetering is dat het nippeltje links zit. Dat lukt je niet.”
Jurisprudentie over softwarepatenten is er nog onvoldoende. Evenmin zijn er uitgebreide databases om aanvragen in te kunnen vergelijken met bestaande uitvindingen. Uitvindingen in software zijn daarom lastiger te doorgronden, stelt de octrooigemachtigde. “Er glipt dus wel eens iets tussendoor.”
Daarbij komt dat maar weinig wordt gepubliceerd over software-uitvindingen. Staat de uitvinding niet in één van de bekende databanken, dan moeten de patentambtenaren het octrooi verlenen. Het gebrek aan databases oplossen is niet eenvoudig, aldus Engelfriet. De patentbeambten moeten er gewoon goed op getraind worden.
Auteursrecht
Het argument dat grote multinationals patenten verzamelen om er mogelijke tegenstanders mee af te schrikken, wijst hij van de hand. “Een patent gaat over een uitvinding. Zoiets kost geld en dat investeer je niet om het apparaat vervolgens in de kelder te bewaren.”
Volgens de Philips-vertegenwoordiger stellen patenten de kleinere bedrijven juist in staat hun uitvindingen te beschermen. “Het maakt samenwerking mogelijk, omdat je apparaat beschermd is.” Hij meent ook dat het wel meevalt met de kostbare juridische procedures waar de open-sourceontwikkelaars voor vrezen. “Het zijn meestal de kleine bedrijven die juist de grote concerns voor de rechter brengen.”
Het auteursrecht ziet hij niet als een alternatief voor patenten. Op een foto zit auteursrecht, legt hij uit, maar iemand die op dezelfde plaats een vergelijkbare foto maakt, schendt dat recht niet. Een kopie maken van een foto is echter sneller en makkelijk gedaan. Software moet je bijna altijd opnieuw schrijven, al was het maar omdat een andere processor wordt gebruikt. Dat mag van het auteursrecht. “Dus voor het soort software waarmee uitvindingen worden gebouwd, heb je niets aan het auteursrecht.”
Voor een deel van de discussie over softwarepatenten heeft Engelfriet begrip. De titel die de commissie voor de softwarepatenten bedacht is onduidelijk. Bedoelt de commissie met ‘computer implemented inventions’ uitvindingen die gedaan zijn met een computer, uitvindingen op een computer of uitvindingen die een computer gebruiken? “Je praat toch ook niet over soldeerbout implemented inventions?” Het moet gaan om de uitvinding, herhaalt Engelfriet. Het gsm-toestel mag wel gepatenteerd, de programmeertaal die erbij betrokken is niet.
Engelfriet en Philips vrezen de critici die de discussie over softwarepatenten aangrijpen om alle patenten de wereld uit te helpen het meest. “Ik kan eerlijk niet een haarscherpe definitie ophoesten. Dat de grens tussen technisch en niet-technisch onduidelijk is, kan toch geen reden zijn om het hele systeem overboord te gooien?”
Een patent moet altijd aflopen na een bepaalde
tijd. Iemand moet er tegen die tijd maar genoeg
aan verdiend hebben (anders was het een slecht patent). Na die tijd kunnen andere de rest van de kruimels. Eten. Is toch goed. Denk alleen al aan electro art, oa schakelaars nu veel goedkoper.
Denk aan voeding, eten, snoep (oa spritsen).
Kortom goed voor de ecenomie als een patent afloopt.