Bovenaan de agenda van de ict-manager staat de integratie van de systemen, data en applicaties die de organisatie in gebruik heeft: erp, crm, financieel, verkoop, voorraadbeheer enzovoort. Het is zaak deze systemen aan elkaar te knopen. De markt en de technologie zijn nu zover dat dit efficiënt en tegen lage kosten kan. Dat vereist wel een verandering van denken bij de systeemintegrators, weg van de traditionele aanpak. Anders blijven organisaties een vermogen besteden aan het via softwarespaghetti aan elkaar knopen van applicaties.
‘Kopen of zelf bouwen’ is de keuze die organisaties ook bij systeemintegratie moeten maken. Tot nu toe bewandelden ze meestal de traditionele weg van het zelf bouwen, al dan niet door gespecialiseerde adviseurs in te schakelen. Ze besteden gigantische bedragen aan het via softwarespaghetti aan elkaar knopen van applicaties.
Al geruime tijd zijn er moderne softwaretools, bijvoorbeeld adapters, beschikbaar om het integratieproces efficiënter en goedkoper te laten verlopen. Adapters zijn de koppelstukken tussen systemen. Ze zijn nodig voor de uitwisseling van data tussen applicaties. Om ze te implementeren zijn professionele consultants nodig. Die zijn er genoeg, alleen zijn ze over het algemeen onvoldoende vertrouwd met de nieuwe technologie. Hun klanten krijgen daardoor minder dan ze verdienen, gezien de bedragen die ze aan integratie besteden. Hier liggen grote kansen voor systeemintegrators om hun klanten meer waar voor hun geld te bieden, de risico’s die gepaard gaan met het handmatig schrijven van interfaces te verminderen en alles bij elkaar de klanttevredenheid te vergroten.
Twee kampen
Ook al zijn gebruikers al dertig jaar in de weer met het integreren van applicaties, pas sinds een jaar of drie heeft integratie een eigen naam en een afzonderlijk domein binnen het ict-landschap verkregen: eai (enterprise application integration). De periodieke inventarisatie van Gartner van de eai-softwareaanbieders begon in 2001 met 43 bedrijven. In het laatste kwartaal van 2004 was dat aantal al gereduceerd tot 23 ondernemingen.
Historisch gezien bieden softwareleveranciers als Information Builders aan de ene kant en de grote systeemsintegrators als Capgemini, LogicaCMG en AtosOrigin aan de andere kant twee verschillende oplossingen aan dezelfde klant. De systeemintegrators leveren bedrijfsoplossingen op maat door geschoolde consultants in te zetten voor het bouwen van ‘unieke’ klantspecifieke applicaties. De softwareleveranciers bieden tools aan waarmee je dezelfde resultaten bereikt met minder consultants en minder noodzaak tot speciale expertise. Die tools leveren sneller resultaat op, vaak door de inzet van kant-en-klare standaardadapters. De totale kosten waren voorheen echter even hoog als de maatwerkaanpak door de aanschaf van de software.
In de praktijk hebben de verschillende aanpakken zelden geleid tot synergie tussen de softwareleveranciers en de systeemintegrators, die juist met elkaar streden om hetzelfde budget bij de klant vanuit de overtuiging dat hun eigen oplossing beter was dan die van het andere kamp.
Zenuwstelsel
Eai is een belangrijk domein geworden, maar zoals in veel opkomende markten maken organisaties geen duidelijke keuze tussen de traditionele aanpak (door Gartner ‘spaghetti-like architecture’ genoemd) en het gebruik van moderne tools om een ens (enterprise nervous system) te bouwen, met ‘integratiemakelaars’, ‘procesmanagers’ en kant-en-klare ‘applicatie adapters’. Volgens recent onderzoek besteden organisaties tot 68 procent van hun budget aan het bouwen van nieuwe spaghetti. Daarnaast gaat 35 procent van het budget voor softwareonderhoud daaraan op.
Handgecodeerde integratie is moeilijk en vergt veel tijd, maar het is een beproefde manier om applicaties op elkaar aan te sluiten. Elk afzonderlijk onderdeel ziet er logisch en gemakkelijk uit, en elke interface op zich lijkt minder te kosten dan één adapter. Dit leidt ertoe dat veel bedrijven nog steeds spaghetti maken, of dit door systeemintegrators laten doen.
Een ens bouwen is relatief eenvoudig. Er zijn eigenlijk maar twee vraagstukken op te lossen: ‘mensen’ en ‘geld’. Ondanks al hun kennis van de systemen van hun klanten hebben systeemintegrators bijna geen mensen opgeleid voor het werken met de nieuwe generatie tools. Dit betekent dat het meeste werk gedaan moet worden door medewerkers van de softwareleveranciers. Dit is op zich al een probleem omdat zij maar een beperkt aantal mensen beschikbaar hebben en omdat het hen ontbreekt aan de projectmanagementexpertise die nodig is voor grote projecten. Een ens is net als het spoorwegennet per definitie infrastructuur. De initiële kosten voor het bouwen zijn relatief hoog. Momenteel financieren veel bedrijven nieuwe integratieprojecten vanuit de bedrijfsonderdelen, en niet vanuit een centrale ict-afdeling. Geen enkel bedrijfsonderdeel zal bereid zijn om een infrastructuur te betalen die de reikwijdte en kosten van het eigen project overstijgt.
Veel van de bedragen die organisaties nu besteden aan integratie zijn grotendeels verstopt in de implementatiekosten voor erp, crm en andere types applicaties. Met de huidige budgetrestricties zijn steeds meer klanten gaan beseffen waar ze eigenlijk hun geld aan uitgeven.
Uren reduceren
Tot voor kort domineerde IBM de eai-markt met een marktaandeel van 15 procent. Andere spelers zijn onder meer BEA, Tibco en WebMethods. Grote softwareleveranciers als Microsoft, Oracle en SAP bewegen zich sinds kort ook op deze markt. Alledrie hebben ze de afgelopen twee jaar serieuze eai-initiatieven gelanceerd, gebaseerd op integratiemakelaars en adapters. Die initiatieven genereren allemaal meer opbrengsten uit services dan uit de verkoop van de software.
Commentaar als het volgende van Gartner Research zal vroeg of laat alle afnemers aan het denken zetten. “Ons onderzoek laat zien dat de toepassing van een algemene integratie-infrastructuur het aantal benodigde uren kan reduceren met 25 tot 43 procent, afhankelijk van de complexiteit van de interface die gebouwd moet worden.” (Determining Return on Investment for Integration Brokers, QA-15-0145.) Organisaties zullen hun leveranciers vragen waarom zij dat niet hebben verteld.
Eai-softwareleveranciers en systeemintegrators zullen moeten samenwerken om dit probleem op te lossen voordat het hen overweldigt. De softwareleveranciers kunnen hun technologie niet verkopen zonder de ondersteuning van de management consultants en de systeemintegrators die de ervaren mankracht moeten leveren voor de implementatie. De systeemintegrators moeten hun klanten laten weten dat er moderne oplossingen bestaan die tijd en geld besparen. De geschiedenis laat zien dat de hoeveelheid handmatig programmeerwerk afneemt naarmate de complexiteit van een probleem toeneemt, zoals nu op integratiegebied.
Marktdominantie
Het spaghetti-vraagstuk heeft een ‘no-win’ scenario voor zowel de afnemers als de aanbieders opgeleverd. De markt kan deze hobbel alleen maar nemen door succesvolle implementatieprojecten op te leveren, gebaseerd op nieuwe technologie, die als voorbeeld kunnen dienen voor potentiële klanten. Immers: succesvolle projecten trekken nieuwe projecten aan.
Er bestaan dan grote mogelijkheden voor samenwerking tussen de management consultants, systeemintegrators en softwareleveranciers. We gaan toe naar een markt die waarschijnlijk wordt gedomineerd door vier softwareleveranciers in plaats van de veertig die er nu zijn. Althans, als deze marktsector de marktontwikkeling doormaakt die zo kenmerkend is voor de ict: 80 procent van een willekeurige nichemarkt wordt bevolkt door niet meer dan vier leveranciers.
Te verwachten is dat iedereen faciliteiten als webservices en stp (straight through processing) gaat aanvaarden en implementeren. Niemand zal meer zijn eigen adapters schrijven. Kant-en-klare adapters zullen worden betrokken uit een adapterfabriek, net zoals autofabrikanten banden en accu’s inkopen om auto’s te bouwen. Dit proces is al aan de gang, kijk maar naar spelers als SAP, Microsoft, Oracle en BEA, die hun adapters van derden betrekken. Het lijdt geen twijfel dat Microsoft een van de grotere integratieleveranciers wordt en samen met SAP, Oracle en BEA in de toekomst de markt zal bepalen.
Motieven voor standaard
Die adapterfabrikanten horen niet een deel van het probleem te zijn, maar van de oplossing. Ze moeten samenwerken met grote spelers als SAP, Microsoft en BEA. Ze moeten hun klanten voorzien van moderne oplossingen voor het integratievraagstuk, oplossingen die werken, flexibel en te onderhouden zijn, en een referentie vormen. De markt voor succesvolle projecten is vele malen groter dan de markt waarin ze nu voortmodderen. Momenteel komen de meeste integratie-initiatieven van de softwareleveranciers. De systeemintegrators zouden grote waarde kunnen toevoegen, voor henzelf en voor hun klanten, als zij voor het realiseren van goed werkende applicaties maar moderne tools zouden gebruiken in plaats van spaghetti.
Er zijn vijf zwaarwegende motieven om te kiezen voor standaardtoepassingen die kant-en-klaar beschikbaar zijn: risico (grote lasten, weinig lusten), kosten, onderhoud, certificering, en uitbreiden en hergebruiken.
Het zelf schrijven van koppelingen tussen systemen is ingewikkeld en daardoor riskant. Maatwerk kost tijd, terwijl ondertussen de systemen waar het om gaat voortdurend veranderen. Het komt maar al te vaak voor dat tegen het moment dat de adapteroplossing wordt opgeleverd de te koppelen systemen zo veranderd zijn dat de systeemintegrators opnieuw kunnen beginnen. Systeemintegratie is vaak een gebed zonder eind. Integratieprojecten hebben om die reden een ontwrichtend effect op de relatie tussen de opdrachtgever en de systeemintegrator. De tegenstrijdige belangen van de opdrachtgever (vaste prijs en roi) versus de systeemintegrator (uren maken) kunnen die relatie vergiftigen. Menig integratieproject is precies hierop stuk gelopen. Het bouwen van adapters draagt voor een beperkt deel bij aan de opbrengsten van een ict-project, maar bepaalt voor een groot deel het afbreukrisico; veel lasten en weinig lusten. ‘Daar moet je niet voor willen programmeren’, zoals een systeemintegrator opmerkte. Immers, alleen succesvolle projecten trekken nieuwe projecten aan.
Wat betreft de kosten: zelf (laten) bouwen is duur, zeker als het om complexe integratieprojecten gaat. Al snel zijn er mensjaren gemoeid met het aan elkaar koppelen van systemen. Dat is niet nodig; kant-en-klare standaardadapters zijn direct beschikbaar en met relatief weinig trainingsinspanningen te implementeren.
Afscheid
Onderhoud is het meest onderschatte knelpunt van zelfbouwintegratie. In de meeste integratieprojecten gaat het om ‘veel-naar-veel’ koppelingen. Een aanpassing in een van de deelsystemen, bijvoorbeeld extra functionaliteit of een nieuwe versie, heeft onmiddellijk effect op alle koppelingen. Veel bedrijven worden gehinderd in hun vernieuwingen omdat ze het aanpassen van alle koppelingen niet voor elkaar krijgen. De leveranciers van standaardadapters kunnen dit onderhoud efficiënter en goedkoper doen. Ze hebben goede contacten met de grote softwareleveranciers en weten daardoor in een vroeg stadium wat er te gebeuren staat. Sommige hebben complete softwarefabrieken opgezet om kostenefficiënt nieuwe adapters te ontwikkelen en bestaande te onderhouden.
De grote erp- en crm-leveranciers, zoals SAP en Siebel, certificeren integratietechnologie als bewijs dat deze oplossingen aan hun standaarden voldoen. Certificering is nodig om ervan verzekerd te zijn dat de informatie-infrastructuur van de juiste kwaliteit is en om systeemconflicten, met alle juridische gevolgen van dien, uit te sluiten. Certificering is echter een langdurig proces. Het vraagt het een en ander van de aanvragende partij en de te certificeren technologie. De meeste standaardadapters zijn al gecertificeerd voor specifieke toepassingen.
Een van de nadelen van maatwerk is dat het gebouwd wordt voor één specifieke situatie. De herbruikbaarheid en uitbreidbaarheid zijn nihil. Daardoor moet voor elke nieuwe situatie opnieuw gebouwd, onderhouden en gecertificeerd worden. De betere standaardadapters laten hergebruik en uitbreiding van het gebruik toe. Een extra voordeel is dan dat er nauwelijks additionele trainingsinspanningen nodig zijn. De gebruikersorganisatie is immers al vertrouwd met het adapterplatform.
Met de kennis van vandaag is het moeilijk te begrijpen waarom organisaties nog systeemintegratie op maat laten verrichten. Systeemintegrators hebben aanzienlijke mogelijkheden om hun meerwaarde te verhogen met de inzet van moderne tools. Op basis van bovenstaande argumenten voor standaardoplossingen die kant-en-klaar beschikbaar zijn, is er maar één conclusie mogelijk: neem afscheid van het zelf (laten) bouwen.
Norman Manley, vice-president iWay Software, ontwikkelaar en leverancier van adapters