De juridische regelgeving rondom het internet en telecom is sterk in ontwikkeling, maar nog relatief onbekend. Dan Cooper en Jason Albert van internationaal advocatenkantoor Covington & Burling geven een indruk van de Europese richtlijnen voor gegevensbescherming en elektronische communicatie, softwarepatenten, internetpiraterij en de rechtskracht van de muisklik.
“Wereldwijd is zo’n 10 tot 15 procent van onze activiteiten direct gerelateerd aan it, intellectueel eigendom en media”, vertelt Dan Cooper. Zelf adviseert hij cliënten vanuit het kantoor in Londen over Europese privacy- en dataprotectiekwesties en intellectueel eigendom.
“In Europa zijn it en intellectueel eigendom voor ons nog veel belangrijker”, zegt zijn collega Jason Albert. Hij is verbonden aan het kantoor in Brussel en houdt zich vooral bezig met de juridische en zakelijke aspecten van e-handel.
Covington & Burling is een internationaal advocatenkantoor met vestigingen in New York, Washington, San Francisco, Londen en Brussel. De cliënten zijn met name ondernemingen in de farmacie, de medische sector, informatietechnologie, financiële dienstverlening, telecommunicatie en media. Veel van het werk betreft grensoverschrijdende kwesties en het kantoor representeert uiteraard ook cliënten in arbitrage- en rechtszaken. Een aparte afdeling houdt zich bezig met online opsporing voor onder meer de BSA (Business Software Alliance).
Het merendeel van de 500 juristen van Covington & Burling werkt in de VS, maar 70 daarvan zijn gestationeerd in Londen en Brussel. Zowel Cooper als Albert zijn overigens Amerikanen en opgeleid aan de prestigieuze universiteiten Princeton respectievelijk Harvard (Cooper bovendien aan het Engelse Oxford). Behalve dat het geregistreerde advocaten zijn in de VS (Cooper ook in Engeland) hebben beiden ook meerdere publicaties op hun naam staan.
Beiden zijn als redacteur betrokken geweest bij het rapport ‘Significant Developments in Global Internet Law in 2003’ van Covington & Burling dat begin 2004 is uitgebracht. Dit document geeft samenvattingen van wereldwijde jurisprudentie, gerubriceerd naar privacy en veiligheid, regulering van elektronische marketing, intellectueel eigendom, inhoudsaansprakelijkheid en jurisdictie en elektronische handel en belastingen.
Gecompliceerd
Om te beginnen een vraag die raakt aan het nieuws. Veel kleine ontwikkelaars lopen te hoop tegen de toekenning van softwarepatenten. Wat is eigenlijk het verschil tussen auteursrechtelijke bescherming van software en een octrooi? Dan Cooper:
“Het auteursrecht beschermt de uitdrukking van een idee, zoals literaire, artistieke of muzikale werken, en een patent de industriële toepassing of het gebruik daarvan. Een recht vanwege een patent ontstaat, in tegenstelling tot een recht vanwege een auteurschap, niet automatisch, maar vergt registratie en vereist in het algemeen een nieuwe, inventieve stap met mogelijkheid van industriële toepassing.
“Een patent doet een effectief monopolie ontstaan voor de uitvinder en biedt dus een hogere graad van bescherming dan auteursrecht. Daarmee samenhangend is de duur van de bescherming in het algemeen veel korter.”
“Software kan in bepaalde gevallen worden gepatenteerd – als het nieuw is, als het als een uitvinding beschouwd kan worden en, bepalend, als het een ’technische bijdrage’ levert aan de ‘state of the art’. Het is dus meer dan alleen een computerprogramma of geïsoleerde programma’s op zichzelf. Dit is echter een rechtsgebied in ontwikkeling en er is een EC-richtlijn over dit onderwerp op komst. Het onderwerp als geheel is derhalve heel gecompliceerd.”
Richtlijnen
Er zijn een aantal richtlijnen van de Europese Unie over informatietechnologie en telecommunicatie. Het belang hiervan is dat lidstaten verplicht zijn om ze in hun nationale wetgevingen in te voeren. Jason Albert:
“Dat klopt. Het ‘directief raamwerk voor gegevensbescherming’ uit 1995 bevat algemene regels en de ‘richtlijn voor privacy in elektronische communicatie’ uit 2002 bevat sectorspecifieke uitwerkingen daarvan.
Dit directief had al in 2003 door de lidstaten geïmplementeerd moeten zijn, maar vele hebben die deadline niet gehaald. Dat is op zich niet zo ongewoon, maar de Europese Commissie heeft tegen diverse landen een procedure opgestart om de invoering af te dwingen. Dat is wel ongebruikelijk en geeft aan hoe belangrijk de EC dit vindt.”
Volgens de door Albert genoemde richtlijn moeten website operators die cookies, spyware en ‘website tracking software’ gebruiken, hun bezoekers hierover informeren en, enkele uitzonderingen daargelaten, de mogelijkheid bieden dat te weigeren. Maar zijn dergelijke richtlijnen niet al verouderd voordat ze zijn ingevoerd? Dan Cooper hierover: “Wel, ze zijn er heel aardig in geslaagd om de richtlijnen technologieneutraal te maken. De regels voor direct marketing, bijvoorbeeld, bestrijken zowel fax- en e-mail- als sms-berichten.”
“Het is verboden om materiaal te versturen als er niet al een bestaande relatie is met de ontvanger met betrekking tot dezelfde goederen of diensten. In zo’n geval moet expliciet toestemming worden gegeven. Als zo’n relatie al wel bestaat, moet de ontvanger de mogelijkheid hebben dergelijk materiaal in de toekomst niet meer te krijgen.”
“Ja, dat is een uitstekende samenvatting. Opt-in als er geen relatie is en opt-out voor bestaande relaties”, zegt Jason Albert. Hij vervolgt: “De EU-regels voor dataprivacy en -bescherming zijn ook niet afhankelijk van een bepaalde technologie. Volgens het raamwerk moet iedereen van wie gegevens worden opgeslagen daarvan op de hoogte gebracht worden, degene die de gegevens verzamelt mag niet meer binnenhalen dan wat hij nodig heeft, mag ze niet langer bewaren dan nodig is en moet het recht verlenen de gegevens in te zien en te corrigeren. Hij moet de activiteiten melden aan een instantie voor dataprotectie. Verder mogen de gegevens niet worden overgedragen en moeten er adequate beveiligingsmaatregelen worden getroffen. Bij uitbesteding moet de opdrachtgever er zorg voor dragen dat de aannemer zich aan alle regels houdt.”
Internetrecht
De EU-richtlijn voor e-handel van 2000 is inmiddels door alle lidstaten in wetgeving geïmplementeerd. Dit directief vormt de grondslag voor online transacties en regelt onder meer wat voor informatie leveranciers moeten verstrekken, hoe fouten moeten worden afgehandeld en, heel belangrijk, de aansprakelijkheid van de isp’s. Omdat de handelswetgeving niet in alle landen precies hetzelfde is, is bepaald dat voor e-handel de regels van het land van oorsprong van kracht zijn.
Maar dat zegt niet alles, vertelt Cooper. Als een product in het land van oorsprong verkocht mag worden, maar in het land van ontvangst niet, dan kan zo’n zending in dat ontvangende land toch geweigerd of in beslag genomen worden. Anderzijds laten de regels voor interne concurrentie binnen de EU de vraag open of bijvoorbeeld geografische restricties voor mediatransacties (bijvoorbeeld online videoverhuur) wel legaal zijn. Uiteraard kan en wil de advocaat Cooper zich niet met stelligheid uitspreken over specifieke voorbeelden.
Wereldwijd gezien lijkt het allemaal nog lastiger. Het genoemde rapport over globale internetwetgeving wekt de indruk van een bijna Darwiniaanse evolutie van jurisprudentie. Dan Cooper hierover: “Dat moet in perspectief worden gezien. Er is weliswaar geen wereldwijde wetgeving en dikwijls gaat het erom welke jurisdictie van toepassing is, maar in principe is er vrijheid van contracten. Partijen kunnen dus zelf bepalen welke wetgeving zal gelden. Ten tweede is er een duidelijke convergentie in alle nationale wetgevingen op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie.” Jason Albert vult aan: “De regels van de wipo (world intellectual property organization) worden ook door meer en meer landen overgenomen. Die vormen een heel belangrijk instrument en zijn ook essentieel bij de vastlegging van nieuw recht. Er is dus inderdaad veel wetgeving op nationale niveaus, maar die lijkt overal veel op elkaar en is gebaseerd op dezelfde algemene regels. De situatie is niet zo erg als het er misschien uitziet.”
Jason Albert houdt zich ook bezig met elektronische handtekeningen en encryptie. Worden elektronische handtekeningen inmiddels veel gebruikt?
“Het is nog niet formeel, onherroepelijk en duidelijk gekoppeld aan een identiteit. Contracten worden meestal op papier of per fax afgehandeld, maar een muisklik op een button, op een website of bij een software-installatie, is ook een handtekening.
“Het zal niet meevallen om te bewijzen dat de knop ook werkelijk door jou is ingedrukt, maar je bent er wel degelijk juridisch aan gebonden. Natuurlijk is het ook de vraag wat voor zekerheid er nodig is voor het downloaden van een stukje muziek van 99 cent, maar het speelt wel degelijk bij onder andere credit-cardbetalingen.”
Covington & Burling houdt zich ook bezig met praktische toepassing van juridische zaken. Bijvoorbeeld, een onderneming met vestigingen in zowel Europa als de VS moet bij de uitwisseling van personeels- en klantgegevens aan strenge regels voldoen. Het advocatenkantoor adviseert cliënten niet alleen hierover, maar wordt ook wel betrokken bij het invoeren van procedures en het uitvoeren van audits.
De ‘online antipiraterij en anti-vervalsingspraktijk’ doet voor diverse cliënten opsporing van overtredingen op het gebied van intellectueel eigendom op het internet. Een team van Covington & Burling met gespecialiseerde it-vaardigheden gebruikt gerichte tools om onwettig materiaal, de betreffende isp’s en de overtreders daarachter te identificeren. Vervolgens wordt actie ondernomen om het materiaal te verwijderen en, eventueel, de overtreders aan te pakken. < BR>