De Europese Commissie wil internettelefonie koesteren. De Commissie stelt dat spraak over ip-netwerken een belangrijke motor voor breedband, nieuwe diensten en concurrentie in de telecomsector kan zijn. Brussel heeft het hier wel over potenties maar niet over de realiteit. De grote EU-landen Duitsland, Frankrijk en Engeland hebben hooguit een kleine driehonderd duizend mensen die telefoneren via internet. Dat steekt schril af tegen de miljoenen VoIP-bellers die de VS en Japan tellen.
Door de hoeveelheid regels te beperken zal internet-bellen opbloeien als volwaardig alternatief naast traditionele telefonie, zo is de gedachte. De enige regels die de Europese Opta ERG stelt is dat VoIP-bellers over dezelfde telefoonnummers moeten kunnen beschikken als traditionele telefonie. Daarnaast moeten alarmnummers bereikbaar zijn.
In feite is VoIP zonder regels een fabeltje. Alle gevestigde telecombedrijven in Europa zijn door hun machtige posities op de telecommarkt aan handen en voeten gebonden. Zodra zij de sprong naar internet-bellen willen maken in de consumentenmarkt, krijgen zij de lokale toezichthouder op hun dak. Zij krijgen met opgelegde tarieven en openstelling van de infrastructuur voor derden te maken. Niks vrijheid blijheid.
Dat goedkopere VoIP-diensten tot een snellere expansie van breedband zullen leiden is een rare redenering als je inzoomt op de Nederlandse situatie. De aanbieders die VoIP via adsl aanbieden klagen stuk voor stuk over het feit dat de kostprijs voor de ontkoppelde telefoonlijnen van tien euro per maand te hoog is om goed te kunnen concurreren. Koppel dit aan de huidige lage tarieven voor traditionele telefonie en het instapabonnement van KPN, dan is er veel te weinig prijsverschil om consumenten naar breedband te laten overstappen. Breedband is in Nederland een succes omdat het de telefoontikker stopzet. Het gratis bellen naar telefoonnummers waar de eerste VoIP-abonnementen nu mee komen is daar een afgeleide van. < BR>