De gegevens van patiënten worden nu op verschillende plekken geregistreerd. Er is daardoor weinig tot geen zicht op de informatie. In de loop van dit jaar komt daar verandering in. Een landelijke verkeerstoren moet ziekenhuisspecialisten, laboranten, apothekers en huisartsen toegang geven tot deze poel aan informatie.
|
Virtueel dossier
Het dossier zoals Nictiz dat voor ogen heeft, is een virtueel patiëntendossier dat verwijst naar alle bij verschillende zorgverleners elektronisch vastgelegde medische informatie over patiënten. “Het elektronisch medisch dossier wordt daarmee een soort Google voor zorginformatie. Het is een landelijke tabel waarin elke patiënt met een uniek nummer te identificeren is en bevat verwijzingen naar de plekken waar dossiers over deze personen bijgehouden zijn”, aldus Van Boven. Volgens hem is het schakelpunt een technisch beperkte voorziening die zijn kracht put uit het landelijke karakter. “Als een patiënt van Leidschendam naar Groningen verhuist, blijven de verwijzingen naar medische informatie en daarmee het virtueel dossier beschikbaar.”
Dat de voorziening niet al te uitgebreid hoeft te worden, heeft volgens Van Boven belangrijke voordelen. Voor een centraal vastgelegd medisch dossier zoals dat nu in Engeland ingevoerd wordt, is volgens Van Boven in Nederland geen plaats. “In Engeland heeft de National Health Service, een overheidsorgaan met de minister als baas, drie miljard pond uitgegeven aan dit dossier plus de netwerkvoorzieningen die nodig zijn voor de ontsluiting. In Nederland zijn ziekenhuisspecialisten, huisartsen en apotheken voor een groot deel eigen baas. Om die reden is er geen ruimte voor een groot infrastructuurproject dat door de strot van de sector geduwd kan worden.” Een eerder gebezigde term voor het schakelpunt, een ‘shared service centrum’, is volgens Van Boven dan ook te breed. Hij omschrijft het liever als een index met verwijzingen naar medische informatie met een aantal voorzieningen voor de beveiliging.
De nood om dit jaar een eerste versie van dit schakelpunt te realiseren, is volgens Van Boven hoog. “Verschillende regionale zorgnetwerken ontwikkelen zich zo snel dat je het gevaar loopt dat er over een jaar zes verkeerstorens zijn”, zegt Van Boven. Dit strookt met de noodzaak voor een officiële Europese aanbesteding, die een nauwkeurige en langdurige voorbereiding zal vergen. Het Nictiz heeft dan ook het plan opgevat om dit jaar zo snel mogelijk een tijdelijke voorziening in te richten waar vier tot vijf regionale zorgnetwerken aan deelnemen. “Het vergt nogal wat moeite om de medische informatie uit de regio via de verkeerstoren landelijk beschikbaar te krijgen. Dit uitzoekwerk is voor de koplopers weggelegd. Later kunnen andere regio’s via deze referentieomgevingen het systeem invoeren”, aldus Van Boven.
Hij noemt Twente, Amsterdam (Ring Amsterdam), Rotterdam (Rijnmondnet), Utrecht (Uzorg), Delft/Schiedam (Gems) en Friesland (Gerrit) als mogelijke kandidaten voor deze voortrekkersrol. Naast een beperking in het aantal regio’s dat deel gaat nemen aan het initiatief, is ook de inhoud van het virtuele dossier in het begin beperkt. Nictiz richt zich in eerste instantie op de realisatie van informatie over medicijngebruik, huisartseninformatie voor waarneming van spreekuren en medische declaraties van zorgverleners voor zorgverzekeraars.
Rijp
Belangrijke drempels voor de invoering van een landelijk dossier zijn inmiddels geslecht. Hindernissen waren tot nu toe het ontbreken van een uniek nummer voor elke patiënt en de onmogelijkheid om zorgverleners elektronisch te identificeren en te autoriseren. Het ministerie van VWS en andere betrokken departementen hebben eind vorig jaar de knoop doorgehakt dat er een burgerservicenummer komt. Dit equivalent van het sofi-nummer moet de centrale kapstok worden voor onder meer medische informatie. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft dit gebruik van het burgerservicenummer inmiddels goedgekeurd. Op dit moment vindt er voorbereidende wetgeving plaats. Voor de verwijsindex naar medische informatie wordt in de tussentijd het sofi-nummer gebruikt. Een ministeriële regeling dekt dit tijdelijk gebruik van het financiële identificatienummer af.
Daarnaast is de digitale identiteit van zorgverleners eindelijk geregeld. De uitvoeringsorganisatie van het ministerie van VWS, het Cibg (Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg), heeft een smartcard met certificaten klaar voor zorgverleners. Met deze zogenaamde Uzi-pas (Unieke Zorgverleners Identificatie) kunnen artsen elektronische documenten ondertekenen en toegang krijgen tot medische informatie. Het Cibg zorgt voor het uitgeven en intrekken van deze passen met certificaten, die op de infrastructuur van PinkRoccade worden beheerd. Artsen krijgen op basis van deze pas toegang tot de informatie die zij op grond van hun rol in mogen kijken. Deze informatie wordt vastgelegd in een logbestand, zodat misbruik achteraf te traceren is.
Onder de grens
Van Boven verwacht de tekst voor de opdracht van het tijdelijke schakelpunt over zes weken rond te hebben, waarna de opdrachtverlening plaats kan vinden. Nictiz wil de aanbesteding van deze opdracht onder de grens van de aanbestedingsregels houden, zodat de tijdelijke voorziening niet wordt opgehouden door de tijdrovende procedure van een officiële Europese aanbesteding. Het bedrijf of het consortium dat de opdracht krijgt kan in maart met de bouw van de schakelfunctie aan de slag, zodat de proefproductieomgeving in de zomer klaar is. Of dit tijdspad mogelijk is, is nog onduidelijk. “Iedereen wil graag dat dit schakelpunt er snel komt, maar de opdrachtverlening moet natuurlijk wel zorgvuldig gebeuren”, aldus Van Boven.
Potentiële kandidaten voor het bouwen van deze tijdelijke voorziening hebben zich al aangediend. Zo maakt de combinatie Uzorg-Gemnet een goede kans. Dit consortium heeft in de regio Utrecht de schakelfunctie gebouwd voor een elektronisch patiëntendossier volgens de specificaties van Nictiz. Een andere goede bekende van Nictiz is Lifeline. Vorig jaar oktober leverde dit bedrijf in opdracht van Nictiz een demosysteem op dat huisartsenposten toegang geeft tot een grote hoeveelheid patiënteninformatie. Ook Getronics meldt bij monde van woordvoerder Hans van Voorde geïnteresseerd te zijn in de opdracht. Volgens Van Boven hebben in totaal vijf partijen interesse getoond in het bouwen van het landelijk schakelpunt en de voorloper daarvan.
Over de daadwerkelijke beschikbaarheid van de medische informatie waar het virtuele dossier naar verwijst, maakt Van Boven zich geen zorgen. Volgens hem behoort een goede informatiehuishouding in de zorgsector steeds meer tot de praktijk. “Er staat nergens in de wet dat een arts een scalpel moet steriliseren voor hij aan een operatie begint. Toch wordt dat gedaan. Hetzelfde zie je nu met de informatiehuishouding gebeuren in de zorgsector.” Een andere ontwikkeling die deze trend versterkt, is dat zorgverzekeraars in hun contracten met zorgverleners verplichtingen opnemen over ict-voorzieningen van een hoge kwaliteit. Daarnaast nemen steeds meer huisartsen en apothekers hun software in dienstenvorm af, zodat een hoge beschikbaarheid gegarandeerd is. Een verplichting van de minister om medische informatie continu beschikbaar te hebben is door deze ontwikkelingen volgens Van Boven dan ook niet nodig.
De financiering van de schakelfunctie en de kosten voor de koppeling van de medische informatiesystemen op deze infrastructuur is mogelijk wel een obstakel. De financiering van de centrale verkeerstoren zal direct of indirect voor rekening van het ministerie komen. Dat ligt minder duidelijk bij de kosten voor de ontsluiting van alle patiënteninformatie. Het Nictiz-plan voor het virtuele dossier schrijft het gebruik voor van de internationale communicatiestandaard HL7 v3. Veel systemen in de Nederlandse ziekenhuizen gebruiken deze standaard al. Dat is niet het geval bij de systemen die de huisartsen en apotheken gebruiken. Hier is een voor Nederland specifieke standaard gebruikelijk. Volgens Van Boven heeft minister Hoogervorst aangegeven dat de geschatte besparing van 140 miljoen euro door het elektronisch declareren voor deze aanpassing gereserveerd blijft.
Bij grotere instellingen is deze drempel veel lager. Ziekenhuizen zijn volgens Van Boven beleidsmatig klaar voor de invoering van een landelijk dossier. Daarnaast valt de invoering technisch erg mee. “De meeste ziekenhuizen beschikken over ruim voldoende netwerkvoorzieningen en hebben internetaansluitingen op diverse punten in het ziekenhuis. Als een arts over een internetaansluiting en een browser beschikt kan hij al toegang krijgen tot de verwijsindex met medische informatie”, aldus Van Boven. Daarnaast heeft ook al een flink deel van de ziekenhuizen in Nederland geïnvesteerd in een apart systeem voor de registratie van medicaties, dat zijn informatie rechtstreeks uit het landelijke dossier zou kunnen halen. Hij schat het aantal ziekenhuizen dat deze systemen kent nu op twintig en verwacht dat dit aantal flink zal groeien.
Kritiek
Ron Verschuren, business manager van Vecozo, een beveiligd netwerk dat elektronische declaraties voor zorgverzekeraars verzendt, is kritisch over het virtuele dossier dat Nictiz nastreeft. “De verwijsindex naar bijvoorbeeld medicatiedossiers heeft alleen zin als deze informatie in de achterliggende systemen te allen tijde opvraagbaar is. Uit de ervaring van Vecozo met zorgverzekeraars weet ik dat deze partijen ook al veel moeite hebben om hun systemen zeven dagen in de week 24 uur per dag beschikbaar te hebben. Laat staan dat bij tweeduizend apothekers de medicatiegegevens altijd opvraagbaar zijn.” Het medisch dossier wordt daarmee volgens hem even sterk als de zwakste schakel in de keten. Daarnaast zegt hij dat de lange opvraagtijden waar het Nictiz-systeem mee zal werken in de praktijk onwerkbaar zijn. “Nictiz werkt met opvraagtijden van vijf tot vijftien seconden. Ik zie een arts daar niet op wachten.”< BR>