Een groot deel van de Nederlandse internetaanbieders voldoet op dit moment niet aan de tapplicht, die sinds ruim een jaar een feit is. De eerste bestuursrechtelijke boetes zijn inmiddels uitgedeeld.
Het agentschap telecom, dat onder het ministerie van Economische Zaken valt, heeft bij de meerderheid van de 66 internetbedrijven die het in 2004 een bezoek bracht, geconstateerd dat hun infrastructuur niet aftapbaar is. Dit betekent dat de politie of andere opsporingsdiensten het internetverkeer van klanten bij deze bedrijven niet op de voet kunnen volgen. 37 internetbedrijven zijn niet aftapbaar. Zes van deze bedrijven hebben inmiddels een bestuursrechtelijke boete – een last onder dwangsom – op hun deurmat liggen. Het agentschap zegt komend jaar verder te gaan met zijn controles in de isp-sector.
Geen probleem
Volgens Wim de Bruin, woordvoerder van het Landelijk Parket is het probleem minder groot dan het lijkt. “In de opsporingspraktijk treden door deze lancune niet zoveel problemen op, omdat de internetaanbieders met veel aansluitingen wel aftapbaar zijn”, aldus De Bruin. Als bij de opsporing op een internetverbinding gestuit wordt die niet aftapbaar is, gaat het agentschap telecom direct langs om dit bedrijf op zijn tapplicht te wijzen. Een enkele keer heeft de politie zelf apparatuur geplaatst. De apparatuur om een tap te kunnen plaatsen is kostbaar. Veel kleine bedrijven hikken tegen deze investering aan.
De tapplicht is een feit sinds de invoering van de wet ‘Vorderen Gegevens Telecommunicatie’ die in 2003 zonder noemenswaardige discussie in de Eerste en Tweede Kamer is goedgekeurd. Alle veertigduizend Nederlandse opsporingsambtenaren krijgen door deze wet vrijuit toegang tot de adresdatabases van internet- en telefoonaanbieders. De vijfhonderd Officieren van Justitie mogen straks zonder toestemming van een rechter-commissaris nagaan wie met wie heeft gemaild, welke websites iemand heeft bezocht en waar diens mobieltje zich bevond. < BR>