Staatssecretaris van het ministerie van Economische Zaken Karien van Gennip lanceerde vorige week officieel het actieprogramma Technopartner. Het programma kent onder meer een subsidieregeling voor beginnende ondernemers die een technische innovatie op de markt willen brengen.
De subsidieregeling Kennis Exploitatie (SKE) is vanaf donderdag 28 oktober officieel opengesteld voor aanvragen. De regeling heeft als doel dat technostarters van binnen en buiten kennisinstellingen wetenschappelijke kennis sneller benutten.
Per jaar vinden er zo’n honderd spin-offs plaats vanuit universiteiten en onderzoeksinstellingen. Met dit aantal blijft Nederland 30 tot 40 procent achter bij landen als Engeland, Duitsland, Frankrijk, België en de Verenigde Staten. Dat moet veranderen, vindt het ministerie. In Nederland moet het gewoon worden dat onderzoekers en (bèta)studenten een eigen bedrijf beginnen. Daarnaast moet het voor kennisinstellingen en bedrijven vanzelfsprekend worden om technostarters te stimuleren.
Actiepunten
Om de ambities van het actieprogramma Technopartner te realiseren, heeft EZ drie concrete acties geformuleerd. De Technopartner Seed-faciliteit stimuleert en mobiliseert de onderkant van de Nederlandse risicokapitaalmarkt. Daardoor kunnen technostarters in de vroege fase in hun kapitaalbehoefte worden voorzien. Het tweede actiepunt betreft de SKE-regeling. In deze regeling is een faciliteit opgenomen die het beginnende technologische ondernemingen mogelijk maakt meer tijd en energie te steken in de fase voor de werkelijke start. Ook kent de subsidieregeling een octrooifaciliteit die het professionaliseren van het octrooibeleid binnen de kennisinstelling mogelijk maakt.
Tot slot is er een platform in het leven geroepen dat informatie en expertise moet bieden en dat de knelpunten van technostarters moet inventariseren.
Kenniseconomie
Het actieprogramma Technostarter past in het streven van Nederland om een vooraanstaande kenniseconomie binnen Europa te worden. Toch lijkt niet iedereen enthousiast over de stappen die Nederland op dit vlak neemt. In Computable Business Review van mei dit jaar zegt professor Leo Verhoef van de faculteit Technologie Management van de Technische Universiteit Eindhoven: “Op de Europese top in Lissabon in 2000 is afgesproken dat Europa in 2010 net zo’n competitieve kenniseconomie kan zijn als de Verenigde Staten. Daar geloof ik dus helemaal niets van, en al helemaal niet dat Nederland tot de top van kennislanden gaat behoren. Iedereen roept: innovatie is belangrijk! Maar als het aankomt op consequenties trekken, zijn er opeens andere belangen die een veel grotere prioriteit hebben. Mijn filosofie is de volgende. We zouden zeshonderd- tot zevenhonderd miljard euro op Europees niveau moeten gebruiken voor innovatie. Dat geld moet niet van tevoren worden verdeeld onder universiteiten, onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheden. Het moet in één pot blijven zitten, iedereen moet eerst een goed bedrijfsplan schrijven en alleen de goede plannen krijgen geld.”< BR>