Diverse geledingen van de Nederlandse overheid werken aan het op-, in- en herinrichten van registraties van voor de uitvoering van overheidstaken noodzakelijke basisgegevens van personen, bedrijven, gebouwen, adressen, percelen en kaarten. Het kabinet wil voorschrijven dat deze ‘basisregistraties’ binnen de overheid verplicht gebruikt worden. Doorgaans kijkt men bij het maken van plannen voor de wijze van gebruik van basisregistraties niet verder dan zijn neus lang is. Een recente in opdracht van Vrom verrichte studie wijst uit dat het wenselijk is voor de wijze van ontsluiting minimaal naar synergie streven.
Eén van de speerpunten van het kabinet is dat burgers en bedrijven gegevens die de overheid voor de uitvoering van haar taken nodig heeft nog maar één keer hoeven aan te leveren. In de uiteindelijke situatie mogen burgers en bedrijven niet naar gegevens worden gevraagd die al binnen de overheid, waar dan ook, beschikbaar zijn (actieprogramma ‘Andere Overheid’, BZK, december 2003; Rijksbrede ict-agenda, EZ, OC&W en BZK, februari 2004). Daartoe wijst het kabinet onder meer een aantal registraties aan die alle overheidsorganisaties en organisaties met een publieke taak verplicht moeten gaan gebruiken, de authentieke registraties. Voor het beheer daarvan worden overheidsinstanties aangewezen die instaan voor de kwaliteit van de in de registraties opgenomen gegevens.
Verplicht
In eerste instantie betreft het registraties van personen, bedrijven, gebouwen, adressen, kadastrale percelen en geografische kaarten (Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens, GBA; Basisbedrijvenregister, BBR; Basisgebouwenregistratie, BGR; Basisregistratie Adressen, BRA; kadastrale register, AKR; Geografisch Kernbestand, GKB). Deze registraties moeten alle de basisgegevens bevatten van de genoemde objecten. Daarom heten ze basisregistraties. Samen vormen ze het stelsel van basisregistraties.
Het ministerie van Vrom (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) is verantwoordelijk voor het tot stand brengen van de nieuwe basisregistraties van gebouwen en adressen, de BGR en de BRA.
Aangezien alle aangewezen authentieke registraties, dus ook de basisregistraties, verplicht gebruikt moeten gaan worden binnen de overheid, dient de wijze van ontsluiting voor de afnemers goed geregeld te zijn. Idealiter gebeurt dit op uniforme wijze, opdat de houders van meerdere registraties maar één oplossing hoeven te kennen en te kunnen en om de afnemers van de gegevens uit de verschillende registraties op één manier van dienst te zijn. Het is bijvoorbeeld de bedoeling dat de gemeenten, naast de GBA, ook de BGR en de BRA gaan voeren. Een voorbeeld van een afnemer van alle basisregistraties is het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek).
Impuls
De basis voor het stelsel van basisregistraties is gelegd binnen het programma SBG (Stroomlijning Basisgegevens), dat in de eerste drie jaren van deze eeuw onder auspiciën van het ministerie van BZK (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is uitgevoerd. In het programma is het beleid ten aanzien van authentieke registraties uitgestippeld en door het kabinet bekrachtigd. Ook is een aantal haalbaarheidstudies gedaan (zie: http://www.stroomlijningbasisgegevens.nl). Het programma heeft daarmee, conform de doelstelling, een ‘onomkeerbare impuls’ gegeven aan de totstandkoming van de basisregistraties. Dat blijkt onder meer uit het opnemen van de principes van SBG in het actieprogramma ‘Andere Overheid’.
In het kader van SBG is geen studie gedaan naar een uniforme wijze van ontsluiting van de basisregistraties. Als onderdeel van het project ter voorbereiding op de besluitvorming over de invoering van de BGR en de BRA heeft Vrom als eerste het initiatief tot een dergelijke studie genomen. Eén van de uitgangspunten is dat minimaal rekening gehouden moet worden met de ontwikkelingen bij de andere vier basisregistraties.
De ‘Haalbaarheidsstudie gezamenlijke infrastructuur ontsluiting registraties gemeenten’ is in de tweede helft van 2002 uitgevoerd door de auteur van dit artikel. Daarbij zijn alle bij de genoemde basisregistraties betrokken partijen geconsulteerd (agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten, BPR, personen; Kadaster, kadastrale percelen en geografische kaarten; EZ, bedrijven; Vrom, gebouwen en adressen; Vereniging Nederlandse Gemeenten, VNG). Ook zijn de ontwikkelingen bij vijf gemeentelijke softwareleveranciers geïnventariseerd en meegenomen bij het analyseren van en rapporteren over de onderzoeksresultaten.
Informatiemakelaar
Uit de verzamelde informatie zijn twee belangrijke conclusies te trekken. De eerste luidt dat het vanuit gemeentelijk perspectief uitermate wenselijk is dat de ontsluiting van de BGR en de BRA zoveel mogelijk op één leest is geschoeid. Daarbij moet maximale synergie gezocht worden met de ontsluiting van de GBA, die de gemeenten ook voeren. Daarnaast moet de ontsluiting zoveel mogelijk geautomatiseerd, dus letterlijk en figuurlijk ‘achter de schermen’, geschieden en moeten oplossingen door gebruik te maken van open standaarden de onafhankelijkheid van gemeentelijke softwareleveranciers te bevorderen.
Vanuit het perspectief van de afnemers mag de leest voor de ontsluiting van de gemeentelijke basisregistraties op zijn minst niet strijdig zijn met andere landelijke ontwikkelingen in het algemeen en die met betrekking tot de niet-gemeentelijke basisregistraties in het bijzonder.
De tweede hoofdconclusie is dat er voor de gelijktijdige ontsluiting van gegevens over gebouwen en adressen van meerdere gemeenten, bijvoorbeeld bij calamiteiten, een gemeenschappelijke landelijke voorziening nodig is. Met behulp van deze ‘informatiemakelaar’ worden gegevens van meerdere gemeenten geautoriseerd ontsloten voor onder andere beleidsmakers, toezichthouders, het CBS en instanties op het gebied van openbare orde en veiligheid. Voor de laatste groep afnemers is het belangrijk dat actuele informatie over gebouwen, liefst in combinatie met kaart- en perceelgegevens, zeven dagen per week, 24 uur per dag, onafhankelijk van gemeentegrenzen, beschikbaar is.
Deze gemeenschappelijke landelijke voorziening lijkt wat betreft functionaliteit sterk op het GSB (Gemeentelijk Servicebureau Basisadministraties) waaraan in het kader van de modernisering van de GBA wordt gedacht. Een combinatie van de twee is niet ondenkbaar.
Ook traditioneel
De conclusies uit de studie zijn overgenomen door de Stuurgroep BGR/BRA die Vrom in het leven heeft geroepen. Op bestuurlijk niveau worden nu de mogelijkheden en onmogelijkheden van een rijks-, gemeentelijke of gezamenlijke verantwoording met betrekking tot de gemeenschappelijke landelijke voorziening verkend. Daarbij wordt onder andere aan een aantal potentiële afnemers gevraagd of zij verwachten afnemer te (willen) worden en zo ja, onder welke voorwaarden, in termen van snelheid, actualiteit, betrouwbaarheid en dergelijke.
Uitgaande van de verschillende in het onderzoek geconstateerde publieke en private ontwikkelingen is een op redelijk korte termijn bereikbaar (technisch) toekomstplaatje voor de elektronische ontsluiting van de gemeentelijke basisregistraties GBA, BGR en BRA geschetst. Ontsluiting van gemeentelijke registraties moet overigens ook op traditionelere manieren (loket, telefoon, post, mail) kunnen geschieden. De registraties moeten daartoe binnen de gemeenten voor behandelende medewerkers te ontsluiten zijn. De individuele softwarepakketten bieden daar faciliteiten voor.
De kern van de schets is wat in het eindrapport van het onderzoek de Gemeentelijke Berichtendienst (GBD) wordt genoemd, die vergelijkbaar is met de Dienstenbus in de plannen voor de modernisering van de GBA. De GBD zorgt voor de communicatie tussen de binnengemeentelijke basis- en andere, al dan niet authentieke, registraties, zoals die voor de Wet WOZ (Waardering Onroerende Zaken).
Deze binnengemeentelijke communicatie vindt plaats op basis van de, op de wereldwijde communicatiestandaarden Soap en XML gebaseerde, versie 2.0 van het Standaard Uitwisselingsformaat (Stuf) voor binnengemeentelijk berichtenverkeer. Het Stuf is voor de gemeenten al gemeengoed; ze kennen en beheersen het.
Open standaarden
Voor de afnemers worden alle registraties geautoriseerd ontsloten met gebruikmaking van open standaarden, waarbij het voor de hand ligt deze ook te baseren op de de facto industriestandaarden Soap en XML. Voor de communicatie van afnemers naar gemeenten, zoals verzoeken om informatie en inhoudelijke terugkoppelingen op door de gemeente verzonden berichten, worden dezelfde open standaarden gebruikt.
Ook het AKR en het BBR zullen afnemer van de gemeentelijke basisregistraties worden. Zij moeten immers minimaal hun benodigde persoons- en adresgegevens ontlenen aan de GBA en de BRA. Voor de communicatie tussen de basisregistraties onderling zullen dus ook dezelfde open standaarden in gebruik moeten zijn. Eén leest voor de communicatie met en tussen de zes basisregistraties moet daarom het toekomstperspectief zijn.
Het kabinet Balkenende II huldigt het principe van éénmalige inwinning en meervoudig gebruik van gegevens door en binnen de overheid. Het is zaak om bij de realisatie van de basisregistraties die daar onder meer voor nodig zijn te streven naar vormen van gebruik die meervoudig toegepast kunnen worden. De ontsluiting van de basisregistraties die de verschillende overheidsorganisaties tot stand brengen moet daarom op één leest geschoeid zijn.< BR>