De open broncode-paladijnen missen historisch besef. Begin jaren vijftig bestond er reeds een model voor gratis software. Het raakte uiteindelijk uit de gratie. En, oh ja, de positie van Microsoft als softwaremaker is helemaal niet zo dominant als het lijkt. Dit stelt de Britse computerhistoricus Martin Campbell-Kellly.
Martin Campbell-Kelly was vorige week te gast op het Colloquium History of Computing bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica in Amsterdam, om zijn vorig jaar verschenen publicatie From airline reservations to sonic the hedgehog. A history of the software industry (MIT Press) toe te lichten. Campbell-Kelly, verbonden aan de universiteit van Warwick in Groot-Brittannië, schetst in zijn boek de geschiedenis van de Amerikaanse softwareindustrie na de Tweede Wereldoorlog.
Uit zijn studie komt naar voren dat er al in de begindagen een concept voor gratis software bestond. Klanten, die voor veel geld een computer gebruikten, moesten hun eigen applicaties bouwen. Om de kosten te drukken en in te spelen op het tekort aan programmeurs (ook toen al!) wisselden zij ervaringen uit en distribueerden zij onderling hun applicaties. Vooral IBM-klanten richtten gebruikersclubs op, zoals Share (voor IBM 704-machines) en Guide (IBM 702, 705 en 650).
Begin jaren zestig strandde het model, beschrijft de Britse historicus. De vraag naar complexere programma's groeide, net als adequaat onderhoud op de software. Niet elk bedrijf kon zich een aparte programmeerafdeling veroorloven. Rond 1960 ontstonden de eerste softwarehuizen die zich specialiseerden in maatwerkoplossingen.
De analogie met de huidige open source-beweging ligt voor de hand, maar die aanhangers weten niets van hun voorlopers, zegt Campbell-Kelly. “Alhoewel de geschiedenis zich nooit echt herhaalt, kan het voor hen geen kwaad kennis te nemen van hoe er toen bijvoorbeeld gedacht werd over de beheermatige aspecten van gedeelde software.” Een groot verschil is dat in de jaren vijftig de ideeën over het uitwisselen van programma's uit de kokers van computergebruikers kwamen. Daarentegen hangt er bijvoorbeeld rond Linux nog steeds een technisch aura, wat een massale navolging vooralsnog verhindert, alsdus de computerhistoricus.
Kijk voor een uitgebreid artikel in de Computable van 18 juni
Wat de heer Campbell-Kelly gemakshalve niet voldoende benadrukt is dat er in de jaren vijftig vooral sprake was van maatwerksoftware waarvan de techniek werd gedeeld.
Besturingssystemen, database-engines en dergelijke, voor zover aanwezig, werden vooral door leveranciers geschreven.
Vandaar dat computer-gebruikers hier meedachten. Zij waren immers direct betrokken bij de resultaten. Ook waren gebruikers die niet speciaal hiervoor waren opgeleid veel beter in staat om de ins en outs van een stuk software te begrijpen.
Ook tegenwoordig heeft idealiter, de eindgebruiker invloed op software ontwikkeling.
In de middleware worden eindgebruikers of een afvaardiging daarvan gevraagd om mee te denken tijdens UML moddelleren. Zij zijn immers domein-deskundigen.
In de user-interface kan de gebruiker meedenken over wat makkelijk werkt.
Goede software-bouwers betrekken de eindgebruiker dus in verschillende stadia van het ontwikkel-proces en in de verschillende lagen van de architectuur.
Sterker nog, verreweg de meeste beslissingen op ICT-gebied worden genomen door mensen die hier niet speciaal voor zijn opgeleid, en die niet veel meer kennis van computers hebben dan PowerPoint en MS Word en Outlook.
Echter, de domeinen waar veel van de grote open source projecten zich bewegen zijn niet echt de domeinen waar eindgebruikers invloed willen of kunnen hebben. Operating-system-kernels, database-engines, webservers, etc. Bovenop deze kern-software, die vaak in open source bestaat, en vaak aan open standaarden voldoet liggen schillen die via middleware naar de eindgebruiker toegroeien. En waar de gebruiker dichterbij de resultaten staat is zijn bemoeienis ook groter.
Gelukkig geeft Campbell-Kelly aan dat de geschiedenis zich niet herhaalt, maar van de andere kant maakt het zijn betoog een beetje gratuit. Hij vergelijkt twee zaken die slechts moeilijk met elkaar vergeleken kunnen worden, benoemt de verschillen, en zegt dan dat de geschiedenis zich niet herhaalt. Tja, is dat interessant?
Eveneens zijn verdere betoog in de Computable waarin hij stelt dat Microsoft niet markt-dominant is.
Hij staaft dat middels een onderzoek uit 1995, bijna 10 jaar geleden. En zegt hij dat Microsoft nu 15% van de software verkoopt. Niet duidelijk is of het 15% van de door mensen bediende software is (interfaces), 15% van de verkochte producten ongeacht het aantal gebruikers per product, 15% van de softwareverkoop omzet.
Dan vergelijkt hij Cics met een eindgebruikers-desktop/product Microsoft Windows en de gevolgen van het wegvallen hiervan.
Laten we dat eens anders tellen. 90% van de eindgebruikers denken dat een computer hetzelfde is als Windows.
Een regelmatige klacht is dat de computer het “niet doet” terwijl bedoeld wordt dat Windows het “niet doet”.
Als Microsoft niest (een kwetsbaar punt in Outlook of IE) dan gaan complete netwerken onderuit en leiden bedrijven voor vele miljarden schade. Al was het maar omdat al die miljoenen mensen die eigenlijk op hun Windows PC zouden moeten werken tijdelijk hun duimen mogen draaien totdat systeembeheer de spulletjes weer aan de gang heeft.
Ik begrijp eigenlijk niet zo goed wat deze heer wil aantonen, wat zijn belang is, wat het belang is van zijn los zand-statements voor ons en waarom hij zo veelvuldig wordt geciteerd. Misschien dat een andere lezer dit nader kan verklaren.
Leuk hoor al die reacties van lezers. Geen van de heren heeft waarschijnlijk het boek gelezen en kent dus de exacte inhoud. Maar een uitgesproken mening (inclusief eigen berekeningen en voorbeelden) te over…. In welke discussie hoor ik dat nu vaker ???
Reactie op “Eerste bak koffie”
Misschien even wachten tot dat ie op is. De reacties betroffen eht artikel, niet het boek.