Doordat it steeds meer is af te nemen in de vorm van kant-en-klare diensten en veel van deze diensten in lagelonen-landen uitgevoerd worden, zullen eindgebruikers steeds lagere prijzen bedingen. De ict-sector rest weinig anders dan deze eis in te willigen.
De Amerikaanse ict-essayist Nicholas Carr en Forrester-ceo George Colony namen het deze week tegen elkaar op in het door Sogeti te Amsterdam georganiseerde debat over de vraag of it er nog toe doet. Carr is vorig jaar in de it-industrie beroemd en berucht geworden door zijn essay in de Harvard Business Review dat it niet langer relevant is. Hij herhaalde op dit seminar zijn stelling dat individuele bedrijven zich met investeringen in ict niet langer kunnen onderscheiden van hun concurrenten doordat ieder bedrijf zonder al te grote belemmeringen toegang heeft tot it-vernieuwingen. Investeringen in it zijn daardoor niet langer van strategisch belang.
Carr drukt de it-directeuren op het hart om, gegeven dit klimaat, minder geld aan it uit te geven dan voorheen en de risico's van veranderingen goed in te schatten voor een overstap. Colony, die wel nog steeds een grote rol weggelegd ziet voor innovatie door it, is het op dit punt met Carr eens. Hooguit 15 procent van de bedrijven die hij onder de loep heeft genomen, heeft zijn geld goed besteed in it. Van de it-kostenpost kan heel wat af door uitgaven kritischer te bekijken en door over te stappen op transparantere systemen en diensten. Producten worden volgens hem ook goedkoper door de komst van open source software. De komst van Linux zal niet ongemerkt aan de servermarkt voorbij gaan. “Over vijf jaar draait de ene helft van de servers op Linux, de andere helft wordt bestuurd door Windows”, voorspelt hij. Unix heeft tegen die tijd het veld geruimd.
Colony is overigens minder sceptisch over de toekomst van de it-industrie dan Carr. De Forrester-oprichter ziet de industrie binnenkort weer een nieuwe golf van verandering doormaken als gevolg van de grootschalige invoering van mobiel internet en webdiensten. Als argument voor deze stelling verwijst hij naar het verleden, waarin om de zeven tot tien jaar een vernieuwing tot stand kwam. Niets wijst erop dat dit niet nog een keer zal gebeuren.