In toenemende mate dringt het besef door dat de elektronische informatievoorziening en bijbehorende kosten in grote mate bepaald worden door een paar monopolisten, die met gesloten systemen de markt in een houdgreep hebben. Door het gebruik van open standaarden en vooral door open source software (oss), kan daaraan worden ontkomen. Vandaar dat er op dit moment veel aandacht voor is. Met een gerust hart kan men spreken van een hype.
Het gebruik van software met een vrij beschikbare broncode leidt, in tegenstelling tot de meeste ‘gesloten’ software, tot nieuwe en stimulerende vormen van samenwerking, evoluerende producten, lagere kosten (op termijn) en minder afhankelijkheden. Door de sterk toegenomen belangstelling, neemt echter ook het aantal valkuilen toe. Dit wordt deels verklaard door het feit dat meeliften op een hype makkelijk is en past in menige marketingstrategie. Inmiddels wordt te pas en te onpas het begrip ‘open’ gebruikt.
In dit artikel wordt getracht een aantal van de valkuilen te benoemen, zodat organisaties die serieus met oss aan de slag willen, weten dat ze zich goed moeten informeren.
Stand van zaken
In de publieke sector staan open source software en open standaarden sterk in de belangstelling. Dat is niet in de laatste plaats veroorzaakt door Groen Links Kamerlid Kees Vendrik die samen met Rens van Tilburg eind 2002 een rapport schreef met de veelzeggende titel ‘Software open u’. De timing van het stuk was perfect: steeds meer gemeenten en andere overheden liepen op dat moment aan tegen verplichte opwaarderingen en eenzijdige licentiewijzigingen door softwareleveranciers. Het idee om dergelijke ‘vendor lock-ins’ te vermijden, werd vrij snel omarmd en in de Rijksbrede ICT agenda is in 2004 dan ook expliciet opgenomen dat de overheid open standaarden dient te hanteren voor de interne en externe communicatie om zodoende ook leveranciersafhankelijkheid te beperken. Daarnaast dient open source, daar waar er een alternatief voorhanden is, tenminste een gelijke kans te krijgen.
Ook op lokaal niveau zijn er vele initiatieven. De gemeente Amsterdam heeft al jaren een doordachte visie ten aanzien van het gebruik van open source en open standaarden, maar ook elders dringt het belang daarvan door. Zo werd in de Nijmeegse gemeenteraad door Miesjel Spruit van Groen Links het initiatiefvoorstel Open Source ingediend naar aanleiding van de gedwongen aanschaf van een nieuw systeem voor de Sociale Dienst. Leverancier Centric bood voor de gebruikte versie van de applicatie geen ondersteuning meer, maar was wel de enige leverancier die een nieuwe gebruiksklare applicatie kon leveren.
Dat het eigen overheidsbeleid nog niet consequent is als het gaat om uitvoering van het eerder geformuleerde beleid, doet niet af aan de richting van de ontwikkelingen. Vanuit diezelfde overheid wordt inmiddels actief geadviseerd over het gebruik van open standaarden en open source (http://www.ososs.nl). Ook bij Financiën, in de gezondheidszorg, gemeenteland en het onderwijs zijn initiatieven waarneembaar die duiden op een groeiend besef van de betekenis van ict voor onze samenleving en het belang van open standaarden en open software.
Op de agenda
Dat belang is groot. In financiële zin, omdat veel geld aan licenties betaald wordt, maar zeker ook als het gaat om de toegankelijkheid van informatie. Dat is niet alleen een technisch vraagstuk, maar een onderwerp dat nadrukkelijk op de politieke en maatschappelijke agenda thuishoort. Ter illustratie een voorbeeld uit de onderwijssector.
Veel cursussen en opleidingen kennen tegenwoordig een belangrijke ict-component. Interactieve leermodules, educatieve spelletjes, werkstukken, cijfers, bronnen en overige informatie worden via internet aangeboden. Dat gebeurt meestal met gebruikmaking van elektronische leeromgevingen (elo’s). Deze systemen kennen hoge licentiekosten en de gegevens worden veelal systeem-afhankelijk opgeslagen. Anders gezegd: voor de ontsluiting van deze informatie, deze kennis, is men aangewezen op dat ene specifieke systeem. Bijna het gehele hoger onderwijs in Nederland maakt gebruik van dergelijke gesloten systemen en stopt er bovendien dagelijks meer kennis in, want dat is een lucratieve aangelegenheid aan het worden.
Als een cursus door studenten van elders wordt gevolgd, bijvoorbeeld uit de Verenigde Staten, wordt voor dat gebruik betaald. Naar de gevolgen voor de toegankelijkheid van deze ‘kennis’ en daarmee het Nederlandse (hoger) onderwijs op langere termijn, kunnen we alleen maar gissen. Zeker is wel dat de afhankelijkheid van leverancier toeneemt naar mate deze er beter in slaagt om data op te sluiten. En dat lijkt hier goed te lukken.
Daarnaast is er ook nog de vraag wie eigenaar is van de data. Een grote Nederlandse bank is tot zijn eigen ontzetting in hevige discussie verwikkeld met een leverancier van een dergelijk systeem. De leverancier claimt het intellectueel eigendom op alle informatie, vele duizenden documenten, die de bank in het systeem heeft ondergebracht.
Uiteraard zijn er meer onderwerpen die in dit kader aan de orde gesteld kunnen, of wellicht moeten worden. Denk bijvoorbeeld aan het huidige software-inkoopbeleid dat erop gericht is zoveel mogelijk korting te bedingen bij grote leveranciers. Of de goedkope campuslicenties voor het onderwijs. Dat lijkt op het eerste gezicht logisch, maar heeft als negatief neveneffect dat de afhankelijkheid verder wordt vergroot. Ook de door ‘Europa’ opgelegde regels voor openbare aanbestedingen en de daarbij behorende raamcontracten maken veranderingen van producten en diensten niet vanzelfsprekend.
Gelet op het voorgaande wordt open source in toenemende mate en in steeds meer sectoren gezien als een serieus alternatief. Dit betekent echter niet, dat oss een garantie voor succes is. Hoe open de broncode ook mag zijn, open source heeft valkuilen die met gemak over het hoofd kunnen worden gezien.
Groot en complex
In veel gevallen blijft kennis van een open source product voorbehouden aan een kleine groep ontwikkelaars. Zonder goede documentatie en nette ‘coding standards’ is het voor ‘andere’ softwareprogrammeurs bijna onmogelijk met de software aan de slag te gaan. Als wel aan die randvoorwaarden is voldaan, kan echter de complexiteit en grote hoeveelheid code toch nog een belemmering vormen.
De marketingmanager van de Open Office community, Josh Berkus, zegt daarover: “Open Office heeft de meeste regels code van alle open source-projecten. Het probleem is, dat een dergelijk project wel open source is, maar dat de afhankelijkheid van een leverancier blijft. Als je iemand wilt inhuren om Open Office voor je aan te passen, dan heeft hij drie maanden nodig voordat hij iets productiefs kan doen. Het is moeilijk om onafhankelijke ontwikkelaars te krijgen, waardoor Sun veel macht houdt.”
Open source vraagt dus naast open broncode ook om een begrijpelijke informatiearchitectuur, waarbij specifieke functies in begrijpelijke – kleinere – sub-projecten zijn opgesplitst.
‘Verborgen’ afhankelijkheden
Het gebeurt met grote regelmaat dat software als open source wordt gepresenteerd, maar waarbij feitelijk geen sprake is van onafhankelijkheid, niet van leverancier en niet van gerelateerde soft- en hardware. Een voorbeeld daarvan is de gemeente Dordrecht met het Web Intake Systeem (WIS). Dit aanvankelijk als open source gepresenteerde product werkt uitsluitend op een Oracle database en voor de ondersteuning tijdens de implementatie is men verplicht aangewezen op Capgemini.
Dergelijke afhankelijkheden zijn bij oss geen uitzondering. Veel te vaak werkt een programma alleen met besturingssyteem A, applicatieserver B, webserver C, database D, enzovoorts. Zo ‘krijgt’ een organisatie een beperkte functionaliteit ‘gratis’, maar moeten daarnaast alsnog dure licenties worden aangeschaft en ontstaan alsnog eenzijdige afhankelijkheden.
De betere open source software kent dergelijke afhankelijkheden niet, is platform-onafhankelijk en derhalve te gebruiken in combinatie met meerdere besturingssystemen en databases. Een organisatie kan dan kiezen voor aansluiting van de applicatie bij het staande beleid en aanwezige kennis.
Belang van licenties
Veel mensen achten discussies over licenties van weinig importantie en vooral erg saai. In de praktijk blijkt evenwel dat incompatibiliteit van licenties grote consequenties kan hebben. Een goed, of wellicht slecht, voorbeeld hiervan is de allereerste ontwikkeling van het contentmanagementsysteem (cms) van de gemeente Amsterdam: Web-In-A-Box (Wiab).
Amsterdam had er al in 2001 voor gekozen om op basis van het open source systeem MM Base een eigen cms te maken, dat na oplevering weer als open source software vrijgegeven zou worden. Op die manier konden ook andere diensten, stadsdelen, en gemeenten van de gedane investering profiteren en zouden alle nuttige toevoegingen terugvloeien naar de kern van MM Base. Echter, Wiab werd onverwacht en zonder oog voor de consequenties, door de leverancier onder een andere, stringentere open source licentie vrijgegeven. Daardoor werd het ‘praktisch’ onmogelijk om delen van Wiab weer aan de MM Base kern toe te voegen. Hiermee zou namelijk MM Base ook onder die stringentere licentie gaan vallen. Dit was niet wenselijk in de ogen van de MM Base ontwikkelaars-community en de Stichting MM Base. Zo dreigde een aftakking te ontstaan in de ontwikkeling van MM Base.
Amsterdam, in het bijzonder hoofd dienstverlening en innovatie Arjen Hof, zag tijdig in wat de consequenties daarvan zouden zijn en bedong dat het vervolg van Wiab onder de vigerende MM Base-licentie werd gebracht. Inmiddels kent Wiab een zeer sterke groei. “Van de 38 diensten en 14 stadsdelen gaat in 2004 een ruime meerderheid gebruikmaken van deze specifieke MMBase-applicatie. Bovendien wordt in 2004 de migratie van Amsterdam.nl naar Wiab voorbereid,” aldus Hof.
Inmiddels zijn ook divers andere gemeenten als Leeuwarden en Hilversum aan de slag met MM Base. Arjen Hof voorspelt een mooie toekomst: “Goedkoper, zeker zo goed en alle vervolgontwikkeling komt ons en andere gemeenten direct ten goede”.
Service en beheer
Het gebruik van open source gaat gepaard met de opkomst van veel kleine bedrijfjes die tegen sterk gereduceerde tarieven implementaties aanbieden. Vaak gebeurt dit met als argumentatie dat geen licentiekosten betaald hoeven te worden, waardoor de kosten van de gehele implementatie laag kunnen blijven. Daarnaast, zo luidt het argument, zijn de grote en bekende software bedrijven inefficiënt, traag, weinig innovatief en brengen zij te hoge kosten in rekening.
Volgens Tom van Sante, directeur bij Pinkroccade, is de kans dat projecten met deze onervaren bedrijven op de iets langere termijn fout gaan, zeer aanzienlijk. Met enige regelmaat wordt Pinkroccade vervolgens benaderd “om de troep te komen opruimen”. Volgens hem zijn deze bedrijfjes veel teveel gericht op het “maken” van software en realiseren zij zich onvoldoende, dat “veel van de activiteiten die ervoor zorgen dat de software bruikbaar is voor de klant, zich bevinden tussen het maken van de software en het eigenlijk, langdurige, gebruik “. Het is, aldus Van Sante, niet zo dat als “we voor open source kiezen, de rest vanzelf goed komt”. Net als bij commercieel ontwikkelde software zijn processen ter bewaking van de kwaliteit, services, opleidingen, en dergelijke onontbeerlijk en deze processen kosten geld, soms zelfs veel geld.
Marketinginstrument
Een aantal bedrijven gebruikt open source en open standaarden momenteel louter als marketinginstrument, terwijl ze nauwelijks een idee hebben waar het werkelijk om gaat. Deze groep bestaat voor een deel uit ware digitale cowboys. Om uit een recent gesprek met een dergelijk softwarebedrijf te citeren: “We zetten gewoon een stuk of acht van die gemeenten samen in een hok en dan gaan we lekker ozos”. Het dubbel foutief gespelde woord ozos werd voor onze neuzen op een bord gekalkt. Gevraagd naar de betekenis van die afkorting bleef het stil.
En in toenemende mate worden begrippen, al dan niet met opzet, verkeerd gebruikt. Zo lezen en horen we steeds vaker – ten onrechte – dat een systeem voldoet aan open standaarden, het systeem toekomstvast is en er geen afhankelijkheid is van leverancier of platform. Als je je product niet actief met deze eigenschappen promoot, verkoopt het moeilijker. De kans dat hierdoor open source software een slechte naam krijgt is niet ondenkbeeldig. In sommige gevallen zien we hele vreemde constructies: zo staat op de portal over Enterprise Content Management Systemen van Hartman communicatie over Hippo CMS, dat dit cms open source is en de licentiekosten 10.000 tot 25.000 europer jaar bedragen.
Kennis is essentieel
Op vele plaatsen ontbreekt de kennis over het gebruik van open standaarden en open source. Wat zijn de risico’s, de voordelen; wanneer is het zinvol oss te overwegen en wanneer niet. Voer in elk geval een aantal minimale controles uit als de inzet van open source wordt overwogen. Wordt de software op het internet op een voor iedereen toegankelijke plek ter download aangeboden? Komt de licentie voor op de lijst van b.ijvoorbeeld http://www.opensource.org? Is er een levendige community? Zijn er meerdere leveranciers waarop kan worden teruggevallen? Is de softwarearchitectuur overzichtelijk of zijn er diverse open source componenten gebruikt om één specifieke functionaliteit aan te bieden? In dat geval kan het beheer erg complex worden omdat je afhankelijk bent van verschillende deelpakketten en deelreleases.
Conclusies.
Inmiddels zijn er diverse volwassen open source producten en veel voorbeelden van geslaagde open source implementaties, maar betrouwbare onderzoeksgegevens zijn er – in Nederland – nauwelijks. Meer onderzoek naar de factoren die bepalend zijn voor het succes dan wel falen van oss-implementaties, kan helpen de keuze voor open source beter te onderbouwen en daarmee de risico’s te minimaliseren.
Veel bedrijven die werken met open source, wijzen er op dat juist bij de implementatie van open source ‘commitment op het hoogste niveau’ onontbeerlijk is. Dit om te voorkomen dat een project voortijdig en om de verkeerde redenen wordt afgeschoten. Verder mag duidelijk zijn dat voor alle implementaties geldt dat goed opdrachtgeverschap een belangrijke voorwaarde is voor succes. De werkelijkheid leert, dat dit nog onvoldoende in de praktijk wordt gebracht.
Om die reden is onafhankelijke informatie omtrent open source software en open standaarden onontbeerlijk. Er lijkt dan ook een belangrijke rol weggelegd voor initiatieven als het Ictu-programma Ososs en het open source softwarelab in Amsterdam. Zij kunnen potentiële gebruikers en opdrachtgevers goed informeren over de voor- en nadelen van open source software en ervoor zorgen dat op een onafhankelijke en eerlijke manier gecommuniceerd wordt over het noodzakelijke gebruik van open standaarden voor informatieuitwisseling en de interoperabiliteit van systemen.
Open source, ook voor complexere applicaties, wacht een mooie toekomst als er voldoende kennis is bij opdrachtgever en opdrachtnemer en de verwachtingen reëel zijn. Als het besef groeit dat software nooit af is en moet kunnen meegroeien met de immer veranderende wensen en eisen, dan zullen organisaties steeds vaker en steeds bewuster kiezen voor open systemen. Dan wordt de belofte van flexibiliteit, kostenbesparing, openheid en onafhankelijkheid, werkelijk waargemaakt.< BR>
Ruben van Wendel de Joode, onderzoeker (http://www.tbm.tudelft.nl/webstaf/rubenw), Erik Dooper, Open source softwarelab Amsterdam (http://www.ossl.nl), Jo Lahaye, directeur Stichting MMBase (http://www.mmbase.org)