Het Ray en Maria Stata Center for Computer, Information and Intelligence Sciences van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in het Amerikaanse Cambridge werd vorige week officieel geopend, hoewel het nog niet geheel af is.
Het gebouw ziet er, volgens Robert Campbell van dagblad Boston Globe, uit als ‘een dansende dronken schuur uit een Disney-cartoon’. Anderen noemen het ook wel ‘Toontown’. Feit is dat de ontwerpen van architect Frank O. Gehry in het oog springen, en zijn grootste bouwwerk tot nu toe kan zeker niet over het hoofd gezien worden.
Medewerkers, wetenschappers en studenten van het Computer Science and Artificial Intelligence Laboratory zullen 80 procent van het 66.000 m2 grote gebouw betrekken. De overige 20 procent wordt bezet door het Laboratory for Information and Decision Systems en het Department of Linguistics and Philosophy. In totaal zal het Stata Center onderdak bieden aan zo’n duizend mensen. “Het is niet zo dat we een ongewoon gebouw wilden”, zegt John Guttag, hoofd van de afdeling Electrical Engineering and Computer Science. “Ongewoon was vereist om de gewenste functies van het gebouw te ondersteunen.”
Eerder werkten de computerwetenschappers en robotica-onderzoekers in ‘Building 20’, ook wel omschreven als bouwvallig WO II-complex dat werd opgezet als tijdelijke faciliteit voor militair onderzoek. Het tijdelijke onderkomen huisvestte in 1943 het Radiation Laboratory, een groep wetenschappers die de radar ontwikkelden. Over de jaren vonden ook computerwetenschappers, linguïsten, filosofen, ingenieurs elektrotechniek en andere groepen er onderdak, wat leidde tot onder meer de ontwikkeling van de atoomklok en onderwatercamera’s. Daarmee verdiende Building 20 de bijnaam ‘de magische couveuse’. Die reputatie hield het totdat het in 1999 werd gesloopt.
Orang-oetang
Eind jaren negentig bleek dat het ’tijdelijke’ onderkomen niet meer voldeed aan de huisvestingseisen van het MIT en werd besloten een nieuw gebouw neer te zetten. Oprichter van halfgeleiderfabrikant Analog Devices, Ray Stata, en zijn vrouw Maria doneerden het MIT 25 miljoen dollar om een nieuw wetenschappelijk centrum te bouwen. In een later stadium gaven ook Bill Gates (twintig miljoen) en Alexander Dreyfoos (vijftien miljoen) geld voor de bouw in de ruil voor het vernoemen van de twee torens van het gebouw.
Als architect werd Gehry aangetrokken, die onder meer het Guggenheim Museum in het Spaanse Bilbao, het Experience Music Project in Seattle en de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles op zijn naam heeft staan. Na drie jaar van overleg en herhaaldelijke aanpassing van de ontwerpen werd in 2000 begonnen met de bouw.
Gehry sprak met de onderzoekers die in het gebouw moesten gaan werken en ontdekte dat zij het belangrijk vonden zowel gezamenlijke ruimten en laboratoria als eigen kantoren te hebben. Verder wilden ze de omgeving naar believen te kunnen aanpassen. De architect kwam hierop met vier metaforen die de ruimtes moesten helpen vormen: een Japans huis, een orang-oetang dorp, een koloniaal huis en een prairiehondenhol.
De Japanse en koloniale huizen zijn modellen van flexibiliteit; ze zijn naar wens in te delen. De orang-oetang- en prairiehond-metaforen staan voor maximale interactie met ruimte voor privacy. Het Statacentrum bestaat nu uit clusters van onderzoeksruimtes van twee verdiepingen rondom open ruimtes van meerdere verdiepingen hoog. In die open ruimtes zijn liften, toiletten, conferentiekamers en lounges te vinden. Daaromheen bevinden zich de onderzoeksruimtes, die zijn opgebouwd met een centraal laboratorium in het midden en kantoren aan de buitenzijden. Het gebouw bestaat uit drie of vier lagen (afhankelijk van hoe je telt) van waaruit twee torens ontspruiten. Hierbij heeft Gehry ook de orang-oetang metafoor gebruikt. Deze dieren zoeken voor de nacht en de privacy de boomtoppen op en komen naar beneden voor sociale contacten.
Stad op zich
Gehry heeft eerst het interieur van het Statagebouw ontworpen en keek vervolgens naar de buitenkant. Het centrum had zo’n structuur gekregen dat het voorbijgangers zou kunnen overweldigen door zijn enormiteit. De architect lost dit op door verschillende materialen te gebruiken om de buitenkant in secties te verdelen. “Als je naar het gebouw kijkt, komt het over als veel kleine gebouwen. Het is een kleine stad op zich”, zegt Chris Terman, lid van het projectmanagementteam van Stata. Het gebouw is een metafoor voor de vrijheid, durf en creativiteit van de wetenschappers die er werken.
Stata is geen ‘slim’ gebouw; er zijn geen aanraakschermen of biometrische infrastructuren te vinden. In plaats daarvan is er een draadloze en glasvezel ‘switchfabriek’ die iedere verdieping toegang geeft tot een 10 Gbps netwerk. In het hart (de cpu in de plannen van Gehry) bevindt zich een machinekamer die voorzien is van Cisco 6500 serie switches, Avaya Light Intercept Units en ‘internetgeadresseerde’ APC ‘slimme’ rekken.
Het gebouw verschilt van de rest van Gehry’s werk. Het is geen vrijstaand ‘kijk-mij-eens’ kunstobject zoals het Guggenheim of de Disney Hall. Het is op elke mogelijke manier met zijn omgeving verbonden door bruggen naar naastliggende gebouwen, het web van gangen op de campus en de nieuwe ingang aan de noordzijde van het MIT. Deze ingang bestond voorheen niet. Hij geeft toegang tot het bedrijventerrein naast het MIT-complex waar veel technologiebedrijven gevestigd zijn. Waarschijnlijk is het gebouw eind deze zomer klaar.< BR>