Het nieuwe internet protocol ipv6 moet een nijpende schaarste aan ip-adressen oplossen. Toch is van massale invoering door tal van redenen nog lang geen sprake. Internetaanbieder BIT nam deze stap wel bij een recente vernieuwing van zijn netwerk.
|
Carrière
Ipv6 speelt een belangrijke rol in de carrière van Van Pelt. Halverwege de jaren negentig studeerde hij informatica aan de Technische Universiteit van Eindhoven. De computervereniging Stack waar hij lid van was kreeg in 1997 toestemming van het college van deze universiteit om ipv6 in te voeren in het universiteitsnetwerk. “Er bestond op dat moment geen router die met dit nieuwe protocol kon werken. De oplossing was om internetverkeer met ipv6-pakketjes via een tunnel op te sturen naar een ipv4-adres en de oorspronkelijke ipv6-informatie op deze bestemming uit te pakken. Je creërde als het ware een tunnel tussen twee eilanden. Dat je een ipv6-machine op deze manier in de VS kon pingen was in die begindagen ernstig cool.” Tegenwoordig vormt deze tunneltechniek een belangrijke stap om in de ipv4-zee ipv6-eilandjes aan elkaar te kunnen knopen.
De overstap op ipv6 is volgens Van Pelt een kwestie van tijd. Alle partijen die ertoe doen op internet, Ripe, Apnic, Arin, Iana en Icann, zijn het erover eens dat een overstap op ipv6 onvermijdelijk is. Daarnaast komen er in de toekomst steeds meer toepassingen op internet, waarbij direct tweewegsverkeer tussen machines nodig is. Met nat-technologie (network address translation) zijn computers die via nat aan internet hangen niet goed aan te spreken, omdat niet duidelijk is welke systemen er precies achter een router zitten. “In peer-to-peer-netwerken geeft dit problemen. Hetzelfde geldt voor multicast, een techniek om massaal audio- en videostromen over internet te verspreiden.”
De cruciale vraag is wanneer de overstap naar ipv6 precies plaats gaat vinden. Een bedrijf als Cisco aarzelt; zolang klanten er niet om vragen is het riskant om voor honderden miljoenen dollars nieuwe chipsets te ontwikkelen die het protocol ondersteunen en het te integreren in het besturingssysteem. Hetzelfde geldt voor Microsoft, dat ook grote delen van zijn besturingssysteem en softwareprogramma’s zal moeten aanpassen. Grote partijen hebben zo lange tijd de komst van het nieuwe protocol opgehouden. De Europese Commissie probeert deze impasse te doorbreken met subsidies, omdat ze meent dat in 2005 de bodem van ipv4-adressen bereikt is.
Volgens Van Pelt is de terughoudendheid van Microsoft niet onverstandig geweest. Als ruim vierhonderd miljoen pc-gebruikers in korte tijd overstappen op dit nieuwe protocol terwijl het netwerk daar hardwarematig niet voor is aangepast, dan kunnen internetaanbieders dit verkeer nooit dragen. Daarom is het zaak dat isp’s deze overstap nu wel voorbereiden. Cisco heeft vanaf 2000 ondersteuning voor zijn software ingevoerd voor netwerken die volledig op ipv6 draaien. Dat is een belangrijke stap voorwaarts geweest.
Nieuwe chipsets
Een belangrijke steun in de rug voor ipv6 was het initiatief van een aantal netwerkfabrikanten begin 2000 om een chipset te ontwikkelen die niet alleen ipv6 maar ook andere nieuwe protocollen als mpls (multi protocol label switching) en ‘packet over sonet’ ondersteunt. Netwerkfabrikant Juniper is de belangrijkste vaandeldrager van deze ontwikkeling. “Cisco heeft zich de grootst mogelijke moeite moeten getroosten om nieuwe chipsets te bakken, de hele software om te ploegen en deze verandering bij de achterban in te voeren. Voor een nieuwkomer als Juniper lag dit een stuk eenvoudiger”, aldus Van Pelt.
In 2001 had Cisco apparatuur in de etalage staan die hardwarematig ipv6-verkeer kan afhandelen. Het wachten is nu op de afschrijving van bestaande apparatuur, in theorie na drie tot vier jaar, in de praktijk veel later. Daarnaast heeft Microsoft een softwareploeg aan de integratie van dit nieuwe protocol in zijn besturingssysteem en softwareprogramma’s gezet. Het gaat de komende jaren een belangrijk onderdeel worden van het .net-platform en andere programmatuur van de softwarereus. “Tegen die tijd zal een grote stroom bedrijven overstappen naar internetaanbieders die ipv6 goed in hun infrastructuur geïntegreerd hebben om deze toevloed aan te kunnen”, verwacht Van Pelt.
Deze chipsets die ipv6-verkeer af kunnen handelen zijn een eerste vereiste om het netwerk naar het nieuwe protocol te kunnen overhalen. Daarnaast moet ook het besturingssysteem van deze apparatuur voor het nieuwe protocol geschikt gemaakt worden. Bij BIT viel de invoering van ipv6 en andere nieuwe protocollen samen met een opwaardering van het bestaande netwerk. Daardoor zijn de kosten voor deze hardware-aanschaf wel iets hoger uitgevallen dan strikt genomen noodzakelijk was; een router met de nieuwste protocollen aan boord is gewoon duurder.
Naast het transport door het netwerk zullen ook de applicaties in dat netwerk met het nieuwe protocol overweg moeten kunnen. Hier ligt een ander belangrijk deel van de kosten. Veel populaire toepassingen krijgen zo langzamerhand bij opwaarderingen vanzelf ondersteuning voor het nieuwe protocol. De naamserversoftware Bind ondersteunt inmiddels het protocol. Hetzelfde geldt voor de Apache webserver en andere programma’s voor bijvoorbeeld hosting- of nieuwsplatformen. Daarnaast werken internetaanbieders vaak met zelf ontwikkelde toepassingen, die ook op de schop zullen moeten.
Hoeveel moeite het aanpassen van deze software kost is afhankelijk van de manier waarop hij geschreven is. Sommige programmeurs zijn in hun code uitgegaan van 32-bits ‘integers’ voor de adresruimte uit ipv4, die precies samenvalt met de 32-bits omvang van processoren. Deze hele getallen zijn niet meer te handhaven in de code, omdat ipv6-adressen 128-bits aan geheugen nodig hebben. Als het adres in de software niet vereenzelfigd is met integers, zal de verandering gemakkelijker in te voeren zijn. “Het hangt dus af van de kwaliteit van de software”, meent Van Pelt.
De kosten voor dit soort aanpassingen zijn afhankelijk van de kennis van en ervaring met het nieuwe protocol. “Mij kost het weinig moeite om ipv6 in softwarecode te integreren door mijn kennis en ervaring”, zegt Van Pelt. Het webhostingplatoform van BIT, waar het twintigduizend domeinnamen mee bediend, is sinds kort geschikt gemaakt voor ipv6 en heeft een beter systeem gekregen voor verdeling van de werklast. De kosten zijn daar volgens hem moeilijk te schatten. Andere organisaties zullen volgens hem meer geld moeten steken in advies en opleidingen om deze kennis te vergaren.
Andere kosten van de internetaanbieder zijn niet te meten omdat het liefdewerk-oud-papier is. BIT levert een actieve bijdrage om de kennis over ipv6 binnen de internetgemeenschap te vergroten. Van Pelt heeft in september 2001 bij het Amsterdamse internetknooppunt Ams-ix een workshop een georganiseerd over ipv6 voor technici van andere internetaanbieders. Na dit evenement is het aantal Ams-ix-leden dat met ipv6 aan de slag is gegaan omhoog geschoten van een handvol bedrijven naar een kleine veertig. Daarnaast sponsort de internetaanbieder de tunnelbroker Sixxs, waarmee geïnteresseerden over hun eigen ipv6-adresblok kunnen beschikken om met deze technologie te experimenteren en via een forum ervaringen met anderen te delen. Op dit moment maken zo’n 2500 mensen van deze gelegenheid gebruik. < BR>