De Nederlandse economie moet innovatiever worden. De politiek is het daarover eens. Nu moet de praktijk alleen nog een beetje meewerken, maar professor Leo Verhoef van de Technische Universiteit Eindhoven is somber over de innovatieve vooruitzichten voor ons kikkerland.
Techno…wat? Technostarters zijn ondernemingen die niet ouder zijn dan vijf jaar. De oprichters hebben veelal een technische of natuurwetenschappelijke opleiding. Ongeveer 65 procent zit op universitair niveau, 28 procent heeft een opleiding op hbo-niveau genoten. Producten, processen of diensten worden door hen, op basis van eigen technische vindingen of door een combinatie van bestaande technologieën, commercieel verpakt en vervolgens in de markt gezet. Twee derde van de technostarters is tegenwoordig te vinden in de ICT-sector. Technostarters hebben het doorgaans moeilijker dan andere bedrijven. De onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen zijn hoog. In de beginfase worden technostarters bovendien geconfronteerd met hoge risico’s. Voor ondernemers en financiers is de toekomstige waarde van een technologie vaak moeilijk in te schatten. |
Slimme software
Het betekent gelukkig niet dat het helemaal doodstil is op en rond de campusterreinen van de technische universiteiten in Twente, Eindhoven en Delft. Een mooi voorbeeld van een technostarter die met hulp van Universiteit Twente is opgestart, is Medspray. Dit bedrijf vindt zijn oorsprong in de ict, maar is wat betreft toepassingen in de medische hoek terecht gekomen. Medspray maakt een verstuiver/inhalator waarmee medicijnen via microtechnologie op een veel effectievere manier in longen gespoten kunnen worden. Met oude technieken komt nu nog slechts een beperkt deel van de medicijnen in de longen terecht. De effectieve manier van inhaleren kan in de toekomst bijvoorbeeld worden gebruikt bij de medicijninname voor astma en diabetes.
Een ander voorbeeld van een technostarter die eveneens met behulp van Universiteit Twente is begonnen, is Utellus. Twee ex-werknemers van de inmiddels gesloten vestiging van Ericsson in Enschede hebben dit bedrijf begin 2003 opgericht. De oprichters hielden zich bij Ericsson onder andere bezig met Dect en Bluetooth. Met die kennis zijn zij zich binnen Utellus gaan richten op het ontwikkelen van een nieuwe communicatiestandaard voor ultrabreedband. Utellus ontwikkelt nu softwaremodules en is op zoek naar projecten om in samenwerking met hardwarepartners prototypes te maken. Bijvoorbeeld in de petrochemische industrie, waar conventionele radio veel problemen oplevert.
Nog een mooi voorbeeld, nogal pril, vinden we in de schaduw van de Technische Universiteit Eindhoven. Daar wordt op dit moment een bedrijf opgericht door onder andere professor Ton de Kok. Hij heeft een softwaresysteem ontwikkeld voor logistieke bedrijfsvoering, een revolutie op het gebied van intelligente systemen, waarvan de komende jaren veel wordt verwacht. Het is op dit moment bijvoorbeeld al geïntegreerd bij Philips Semiconductors. Met het systeem kunnen bedrijfsprocessen gigantisch veel sneller, effectiever en beter worden ingericht, waardoor je het gehele proces, van toeleveranciers tot en met de consument, beter kunt beheersen. Het systeem blijkt een enorme besparing te geven, omdat het veel verder gaat dat dan bijvoorbeeld Enterprise Resource Planning. Erp automatiseert slechts de arbeidsprocessen, waarbij mensen zelf nog actie moeten ondernemen, terwijl het nieuw ontworpen systeem zelfstandig de beslissingen neemt.
Andere keuzes
“Toch zie ik het op dit moment voor Nederland en Europa somber in”, zegt professor Verhoef van de faculteit Technologie Management van de Technische Universiteit Eindhoven. “Op de Europese top in Lissabon in 2000 is afgesproken dat Europa in 2010 net zo’n competitieve kenniseconomie kan zijn als de Verenigde Staten Daar geloof ik dus helemaal niets van. En al helemaal niet dat Nederland tot de top van kennislanden gaat behoren. Iedereen roept: innovatie is belangrijk! Maar als het aankomt op consequenties trekken, dan zijn er opeens andere belangen die een veel grotere prioriteit hebben. Op Europees niveau wordt er veel geld gestoken in de nieuwe lidstaten. Het geld dat besteed zou moeten worden aan innovatie gaat nu op aan landbouw en wegen in een land als Polen. Mijn filosofie is de volgende. Wij zouden zeshonderd tot zevenhonderd miljard euro op Europees niveau moeten gebruiken voor innovatie. Pas dan zijn we goed bezig. We moeten dat geld niet van tevoren gaan verdelen onder universiteiten, onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheden. Het geld moet in één pot blijven zitten, iedereen moet eerst een goed bedrijfsplan schrijven en alleen de goede plannen krijgen geld.”
Overdaad aan regelingen
Op Europees niveau worden volgens Verhoef dus de verkeerde beslissingen genomen, maar niet alleen daar. Als we naar het Nederlandse technostartersbeleid van de afgelopen jaren kijken, dan zijn er toch duidelijk bepaalde dingen niet goed gegaan. Er zijn wel initiatieven ontplooid om een gunstig economisch klimaat voor technostarters te creëren, veel zelfs, maar niet allemaal met evenveel succes.
Eind jaren negentig stortte EZ zich samen met een aantal marktpartijen in het avontuur Twinning om innovatieve ict-starters huisvesting te bieden, alsmede coaching, advies en toegang tot financiering. Veel bedrijven die nog geen markt voor hun producten hadden, maar al wel een goed idee, konden binnen het project miljoenen verbranden. Van de hoogdravende plannen van Twinning, met minister Hans Weijers en Roel Pieper als boegbeelden, kwam evenwel weinig terecht. Het ambitieniveau lag te hoog en het uiteenspatten van de internetzeepbel deed de rest.
Behalve Twinning was er nog een aantal andere initiatieven, maar uiteindelijk is daar erg veel overlap en dus onduidelijkheid in ontstaan. Zo is in 2000 het Biopartner programma gestart. Dit stelde eveneens informatie, advies, huisvesting en geld ter beschikking, maar dan voor starters in life sciences. In 2000 werd ook het programma Dreamstart in het leven geroepen, om bedrijven in (eveneens) de hightech sector te helpen. Daarnaast waren er verschillende technostartersfondsen met miljoenen euro’s in kas om aandelenkapitaal en achtergestelde leningen te verstrekken aan ondernemingen die hoogtechnologische producten wilden ontwikkelen. Er bestond een Subsidieregeling Infrastructuur Technostarters die onder meer universiteiten de mogelijkheid bood om een kraamkamer op te zetten, om technostarters te huisvesten, adviseren en te begeleiden. Vervolgens was er ook nog New Venture, een regeling in samenwerking met private partijen om meer generiek het aanstormend innovatief ondernemerschap in Nederland te stimuleren.
De imposante lijst is slechts een greep uit het totale hulpaanbod voor technostarters. Het zijn alleen nog maar de voorbeelden waarbij het ministerie van Economische Zaken betrokken is. Ook op provinciaal en regionaal niveau leven er allerlei initiatieven waar startende innovatieve en technisch georiënteerde bedrijven aanspraak kunnen maken subsidies en hulp in de vorm van kennis of onderdak.
“Wij hebben gehoord dat technostarters door de bomen het bos niet meer zagen”, zegt Pieter Waasdorp, clusterleider innovatieve starters en menselijk kapitaal bij het ministerie van economische zaken. Wij hebben daarom gekeken naar wat de knelpunten waren, naar onze ervaringen uit het verleden en wat wij idealiter zouden moeten doen om het technostarters beleid beter vorm te geven. Daar is nu het Technopartner beleid uit voortgekomen.’
Verandering beleid EZ
Het nieuwe actieprogramma Technopartner is eind januari in de Tweede kamer besproken en waarschijnlijk wordt het programma in de tweede helft van 2004 gefaseerd ingevoerd. Technopartner gaat een aantal van de oude regelingen vervangen, waaronder Dreamstart en Biopartner.
Belangrijke punt in het nieuwe programma is het verbeteren van de kapitaalmarkt voor technostarters. Daarnaast is vanuit
Management Summary Twee derde technostarters in ICT
|
Rol van universiteiten
Sterker dan voorheen worden in het nieuwe beleid private partijen gestimuleerd om initiatieven te nemen. De overheid ziet haar rol daarin beperkt tot een aanjaag- en faciliterende functie. Kennisinstellingen en het bedrijfsleven moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. In dat kader hebben bijvoorbeeld IBM, Philips, DSM, Unilever en Friesland Coberco al aangeboden om samen met de overheid een financieringsfaciliteit voor technostarters in het leven roepen.
Over de rol die universiteiten uiteindelijk zullen spelen in de innovatieve toekomst van Nederland is professor Verhoef nogal sceptisch. “De problematiek in Nederland is dat de kernactiviteiten van de universiteiten liggen in onderwijs en het doen van onderzoek. Het is alleen belangrijk om zoveel mogelijk publicaties in gerenommeerde tijdschriften op je naam te hebben staan. Daar ligt nog steeds de nadruk op. Eigenlijk is dat vreemd, want de topuniversiteiten in de wereld hebben een heel andere instelling. Topwetenschappers van Harvard, Stanford en het Massachusetts Institute of Technology, die vragen elkaar niet hoeveel publicaties zij op hun naam hebben staan. De eerste vraag is: hoeveel bedrijven heb jij al opgericht? Want daar worden ze in Amerika namelijk op afgerekend. Ik ben nogal somber over Nederland, want de situatie hier is nog steeds niet veranderd.”< BR>