Onlangs heb ik een nieuwe computer aangeschaft. Een zeer uitgebreid model. Vooraf had ik heel duidelijk mijn wensen en eisen op papier gezet en vervolgens de ontwikkeling succesvol ‘ge-offshored’ naar Korea. Ook de ontwikkeling van mijn nieuwe auto heb ik ‘ge-nearshored’. Het is een auto van een Amerikaanse leverancier, maar gebouwd in Oostenrijk.
Uiteraard is de bovenstaande woordkeuze niet gebruikelijk. Toch is het wel de woordkeuze die we gebruiken als we de ontwikkeling van een applicatie aan een lage-lonenland willen uitbesteden.
Waarom gebruiken wij wel termen als ‘offshoring’ en ‘nearshoring’ als het om applicatieontwikkeling gaat en niet als het de bouw van andere apparaten betreft?
Elke organisatie heeft machines en apparaten nodig om zijn bedrijfsdoelstellingen te realiseren. Die kunnen uiteenlopen van simpele nietmachines, via computers en vrachtwagens tot complexe robotarmen. Ook onze applicaties kunnen we beschouwen als apparaten om doelstellingen te bereiken. Voor de eerste groep apparaten wordt al jarenlang zakelijk nagedacht over hoe ze vervaardigd moeten worden. Wordt er gekozen voor zelfbouw of uitbesteding?
Als er besloten wordt om de bouw uit te besteden, dan wordt veelal een contract afgesloten met een lokale toeleverancier. Deze is dan verantwoordelijk voor de kwaliteit van het product, het serviceniveau, het onderhoud, enzovoort. Hoe de toeleverancier het apparaat bouwt of laat bouwen, is voor de koper minder belangrijk, als het maar aan al zijn eisen voldoet. Het feit dat mijn Amerikaanse auto uiteindelijk in Oostenrijk is gebouwd, vind ik eveneens totaal onbelangrijk.
Grote multinationals als Heineken, Philips, Shell en Unilever en de grote financiële instellingen zijn gewend om zaken te doen met bedrijven in landen met een andere cultuur, taal en spelregels. A[ls zij hun applicatieontwikkeling willen uitbesteden aan een bedrijf in den verre, dat is dat voor deze multinationals niet iets geheel nieuws. Zij hebben daar al op andere vlakken ervaring mee, en misschien belangrijker, ze hebben ter plaatse al kantoren die kunnen assisteren bij de bemiddeling en de contracten.
Maar voor organisaties die Zwitserland al ver weg vinden, lijkt me de klassieke vorm van ‘offshoring’ niet ideaal. Voor hen zal het klassieke uitbestedingsmodel beter zijn. Zij huren een externe, lokale partij in om een applicatie te ontwikkelen. Met deze partij worden alle wensen en spelregels afgesproken. Deze toeleverancier zal dan zelf bepalen waar en door wie de ontwikkeling uiteindelijk zal plaatsvinden: wordt de applicatie lokaal ontwikkeld of ver weg, door eigen werknemers of door externen. Om de externe ontwikkeling te versoepelen, hebben verscheidene consultancy-organisaties al kantoren geopend in die lage-lonenlanden.
Dit alles zal resulteren in een uitbestedingsmodel waarbij de toeleverancier zelf gaat nadenken over de ontwikkelstrategie en niet de klant. De toeleverancier kan beslissen om alles zelf te ontwikkelen. Een alternatief is dat hij delen zelf zal ontwikkelen en de rest uitbesteedt. Het kan ook zijn dat hij de ontwikkeling van alle hoofdcomponenten uitbesteedt en zelf de verantwoordelijkheid over de assemblage neemt. En het is ook mogelijk dat hij alles uitbesteedt aan een partij die zelf ook weer kan bepalen hoe hij het werk uitvoert.
De termen ‘offshoring’ en ‘nearshoring’ zullen langzaamaan verdwijnen. We gaan gewoon weer praten over uitbesteding van applicatieontwikkeling. Beslissingen over de ontwikkeling van applicaties zullen hetzelfde verlopen als de ontwikkeling van andere apparaten: gemaakt in India, maar gekocht in Nederland.< BR>
Rick F. van der Lans is onafhankelijk adviseur, een internationaal bekend spreker en auteur van diverse boeken, tevens gespecialiseerd in softwareontwikkeling, datawarehousing en internet.