Niemand zat op breedband te wachten, maar de kabel- en dsl-modems zijn niet aan te slepen. Breedband is een ongeëvenaard succes en de vraag naar nóg breder en sneller zal altijd blijven. Daarom is het voor Fred Kappetijn moeilijk te bevatten dat er mensen zijn die denken dat het hier al ophoudt.
In Computable van 27 februari 2004 schreef Fred van der Molen onder de kop ‘Ik wilglasvezel.nl’ dat het onzin is in Nederland te streven naar het versneld symmetrisch breedbandig aansluiten van woningen door het gebruik van glasvezel. De argumenten variëren van ‘Er zit niemand op te wachten’ tot ‘Het zal wel weer duurder worden dan gepland’ en van ‘Er zijn al geheel verglaasde hoofdnetten’ tot ‘Kenniswijk is mislukt’.
Natuurlijk zit niemand te wachten op breedbandaansluitingen. Sterker nog, 25 jaar geleden bij de start van de elektronische diensten zat ook niemand te wachten op de ultra-smalbandige netwerkaansluitingen van Viditel, die het moesten doen met 1200 bits per seconde ‘downstream’ en 75 bits per seconde ‘upstream’. Toch waren er in de jaren negentig miljoenen mensen in Europa die gebruik maakten van publieke videotexdiensten als Viditel, Télétel, Prestel, Bildschirmtext, etc. Er heeft ook nooit iemand zitten wachten op de auto, de tv, de (mobiele) telefoon, het boek, de pen, het kopieerapparaat, internet, de cd’s, enz. De essentie van geslaagde nieuwe technologische ontwikkelingen is dat zij een latente behoefte aan kostenbesparing, eenvoud en ontspanning (gewin, gemak, genot) manifest maken. Dat is met breedband ook zo. Niemand zat er op te wachten. Maar de kabelmodems en dsl-modems zijn niet aan te slepen. Breedband, zoals we dat nu kennen, is een ongeëvenaard succes.
Daarom is het voor mij moeilijk te bevatten waarom er mensen zijn zoals Fred van der Molen, die denken dat het hier ophoudt. Ik kan geen enkele ratio bedenken op basis waarvan internetgebruikers en aanbieders van internetdiensten plotseling zullen ophouden met ontwikkelen en groeien. De grotere ontvang- en zendsnelheid, het altijd aan hebben staan van de pc en het vaste maandtarief zijn allemaal mogelijk geworden door de komst van breedband. Het heeft de acceptatie van internet enorm versneld en een geweldige stimulans gegeven aan de ontwikkeling van nieuwe diensten die zich vooral kenmerken door meer beeld en geluid. Het is toch niet zo moeilijk voor te stellen dat door de snelle opkomst van steeds goedkopere digitale video-opname- en -afspeelapparatuur een grote behoefte ontstaat aan een videodistributie-infrastructuur die in beide richtingen breedbandig is – stel vanaf 10 Mbps.
Beelden
Naast de lessen uit het verleden is er nog een andere reden waarom de gedachte dat de groei aan bandbreedte beperkt zal zijn, volslagen onzin is. In de evolutie van de menselijke soort is het visuele zintuig dominant geworden. Mensen denken hoofdzakelijk in en communiceren het liefst met beelden. Telefonie is videofonie voor blinden. Echt breedband (bidirectioneel dus) zal videocommunicatie mogelijk maken en dat zal de behoefte aan meer bandbreedte manifest maken.
De kwestie ‘Wie moet wanneer waarin investeren?’ is van een geheel andere orde. Dat daar een paar problemen zijn op te lossen, is niet vreemd. Het heftige verzet van de kabelexploitatiemaatschappijen is legitiem en begrijpelijk. Alleen wil dat nog niet zeggen dat er geen mooie oplossing denkbaar is waarmee alle partijen in gelijke mate gelukkig of ongelukkig zijn. Kabelaars, KPN en overheden hebben alle baat bij een toekomstvaste telecominfrastructuur die een uitdagende uitwerking zal hebben op traditionele en nieuwe ontwikkelaars en aanbieders van elektronische informatie-, transactie-, communicatie- en ontspanningsdiensten.
Het feit dat de hogere netvlakken geheel verglaasd en zwaar onderbenut zijn en het feit dat Kenniswijk niet goed van de grond komt door gebrek aan woningen die zijn uitgerust met symmetrische breedbandige aansluitingen, geeft aan waarom er bij aanbieders en gebruikers van elektronische diensten behoefte bestaat aan bandbreedte tot in de meterkast. Natuurlijk kunnen we in Nederland nog jaren doorgaan met het technisch oprekken en economisch uitmelken van de bestaande lokale telecominfrastructuren. Dat laat echter onverlet dat het een geweldige misvatting is dat een dergelijke notie ons ontslaat van de verplichting nu al tijd, energie en geld te steken in de ontwikkeling van ‘de eerste kilometer’ die niet alleen de komende tien jaar meekan, maar ook daarna. Het gevaar van de remmende voorsprong ligt op de loer.< BR>
Fred Kappetijn, directeur van Kappetijn Information Services