De afgelopen jaren is veel overleg gevoerd over specificaties en standaarden die een landelijk elektronisch patiëntendossier mogelijk moeten maken. Nu is de tijd gekomen om de handen uit de mouwen te steken en zo’n systeem echt te bouwen. Dat betoogt Reinier van der Hoek, projectleider bij Nictiz en één van de sprekers op het congres Zorg & ICT.
Voor mensen die het geluk hebben zelden hun huisarts te bezoeken, is het nog even wennen: de man met de witte jas verwelkomt je niet met een stethoscoop in de aanslag maar achter de pc met een muis in de hand. Ook de specialist die met een ‘handheld’ in zijn doktersjas door het ziekhuis loopt is al lang geen uitzonderlijk fenomeen meer.
Er stromen vele miljoenen euro’s door de zorgsector, waarin een groot aantal spelers met automatisering bezig is: van huisartsen tot apothekers, en van ziekenhuizen tot verzekeraars en patiëntenverenigingen. Tot voor kort automatiseerden al die partijen naar eigen inzicht. Ze namen daar leveranciers en systeemintegrators voor in de arm die allemaal verschillende hardware en software inbrachten.
Nictiz (Nationaal ICT Instituut in de Zorg) heeft als doelstelling om tot een betere informatievoorziening rondom en voor patiënten te komen met behulp van ict. Projectmanager Van der Hoek spreekt op het congres Zorg & ICT op 4 en 5 maart over de vorderingen die op gebied van informatievoorziening worden gemaakt. De inzet van het instituut is om in 2006 een landelijk medicatiedossier operationeel te hebben.
Waar is Nictiz mee bezig?
“Binnen het instituut lopen twee programma’s. Het eerste betreft infrastructuur. Er moeten allerlei afspraken worden gemaakt om er zorg voor te dragen dat we tot een landelijk elektronisch patiëntendossier, epd, komen. Het tweede betreft de koppeling van zorgtoepassingen. Het gaat er dan om dat zorgtoepassingen via die infrastructuur gaan functioneren.”
Wat staat Nictiz voor ogen met het epd?
“Het epd is een algemeen en breed begrip. We hebben afgesproken dat we in 2006 een landelijk medicatiedossier hebben. Dit is een concreet idee waar partijen goed mee aan de slag kunnen. De uitdaging is om tot een complete infrastructuur voor een echt landelijke toepassing te komen.”
Wat is er het afgelopen jaar gebeurd op gebied van standaardisatie?
“Heel veel. Er zijn specificaties opgeleverd van een basisinfrastructuur. We hebben gewerkt aan de identificatie en autorisatie van zorgverleners. Als je met elkaar via zo’n infrastructuur wilt kunnen werken, moet je weten wie met welke autorisatie aan het werk is. We hebben veel energie gestoken in het creëren van draagvlak bij de marktpartijen; het gaat allemaal niet vanzelf. Die slag hebben we gehad. Nu zijn we bezig met de partijen om ook tot implementatie te komen van de standaarden die we hebben gedefinieerd.”
Wat gaat het medicatiedossier opleveren, is dat uit te drukken in een getal?
“Uit onderzoek blijkt dat er per jaar negentigduizend ziekenhuisopnames zijn die worden veroorzaakt door vermijdbare, verkeerde medicatie, veelal omdat de voorgeschreven medicijnen niet goed samengaan met andere medicijnen die de patiënt reeds gebruikt heeft. Een medicatiedossier ondervangt dat. Een concreet uitvloeisel van een medicatiedossier is dat het per jaar negentigduizend opnames uitspaart. Dat levert een besparing op van driehonderd miljoen euro. Los van dit voorbeeld nemen efficiëntie en effectiviteit in zijn algemeenheid toe, zodat de uiteindelijke kostenbesparing nog veel hoger zal zijn.”
“De voordelen zitten vooral in de overdacht van de informatie. Die is sneller en completer. Daardoor kan de behandeling bij vervolginstellingen in het traject sneller plaatsvinden. Er zijn altijd verschillende behandelaars tegelijkertijd met een bepaalde patiënt bezig. Het systeem maakt alle behandelingen die moeten worden gedaan inzichtelijk. Dat maakt de kwaliteit van het proces inzichtelijker.”
“Wat betekent dit voor de specialist? Normaal gesproken moet hij een brief dicteren, laten uittikken en afdrukken, tekenen en laten posten. Na drie dagen komt die brief op een plek aan waar de patiënt allang aanwezig is. Daarna wordt de behandeling pas weer opgepakt. Straks gaat dat allemaal direct: één druk op de knop en de overdracht is geregeld, zodat de volgende in de keten aan de slag kan. Dit zal in sommige gevallen leiden tot verkorting van de behandelduur en dus lagere kosten. Een patiënt gaat eenvoudigweg sneller door de keten heen.”
Welke rol speelt de privacy-discussie?
“We krijgen niet teruggekoppeld dat mensen bang zijn voor ‘Big Brother’-achtige toestanden. Alle partijen zien wel in dat dit noodzakelijk is. Onderzoek wijst uit dat 90 procent van de patiënten de komst van een medicatiedossier – al dan niet onder voorwaarden – een goed plan vindt.”
Wat zijn de problemen die er in het traject spelen?
“Het afgelopen jaar hebben we veel gewerkt aan de randvoorwaarden: standaarden en afspraken maken. Dit jaar gaan we de slag maken van denken naar doen: proberen om tot implementeren te komen. Ook blijft het creëren van draagvlak belangrijk. We zijn met verschillende koepelorganisaties in gesprek, maar het gaat niet vanzelf. We zijn bezig met een complex veld met veel verschillende partijen. Je wilt dat ze allemaal hetzelfde doel nastreven: goede behandeling van de patiënt, maar ze hebben ook hun eigen agenda. We zijn bezig om die naar dezelfde kant toe te convergeren: het landelijke epd. We willen interoperabiliteit bereiken: dat verschillende instellingen met hun eigen autonomie en informatiesystemen toegang kunnen geven aan andere. Dat is er niet van de één op andere dag.”
Nictiz Het Nationaal ICT Instituut in de Zorg, Nictiz, is een belangeloze en neutrale organisatie waarin alle betrokken partijen in de zorg deelnemen: aanbieders van zorg, zoals huisartsen, apothekers, ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen; afnemers (patiëntenverenigingen); zorgverzekeraars; en de overheid. Nictiz ondersteunt de totstandkoming van een betere informatievoorziening rondom en voor de patiënt met behulp van ict, met als doel de kwaliteit en doelmatigheid van de zorg te verhogen. Het instituut draagt daarvoor als een belangeloze en neutrale organisatie zorg voor uitwisseling van kennis en ervaring, stimuleert initiatieven en coördineert waar nodig en nuttig. De informatievoorziening wordt gebaseerd op een elektronisch patiënten dossier (epd), waarmee zorgverleners de medische gegevens van patiënten overal en altijd kunnen raadplegen. Nictiz zorgt er ook voor dat de veiligheid van die medische gegevens is gewaarborgd. Behalve medische gegevens zal het epd straks ook de uitwisseling van logistieke en administratieve informatie mogelijk maken. Alle betrokken partijen werken daarom aan één standaard en aan de koppeling van de verschillende bestaande informatiesystemen van zorgverleners. |
Hoe groot zijn de investeringen?
“Er staat al veel. Soms denken mensen dat er iets nieuws wordt neergezet, maar wij verbinden systemen die er al zijn met elkaar. Het is moeilijk om nu in één keer te zeggen welk bedrag daarmee is gemoeid. Leveranciers zijn bereid om te investeren in techniek. Ze zien hier ook kansen; er ontstaat een nieuwe markt waarop ict-leveranciers graag actief zijn. De systemen die er komen zullen grotendeels web-gebaseerd zijn. Ontwikkelingen op dat gebied gaan hard.”
Wat moeten instellingen, huisartsen en apotheken doen om zover te komen? Welke concrete stappen zijn nodig?
“Allereerst moeten we weten waar we naartoe gaan. De wereld staat niet stil. Ziekenhuizen investeren ieder jaar in ict. Het gaat erom dat de investeringen die ze doen straks wel aan te sluiten zijn op systemen van buiten. Wij geven aan wat je moet doen om straks in het zorgveld gekoppeld aan elkaar te kunnen werken. Daarvoor moet bij de instellingen draagvlak zijn. Instellingen moeten op hun beurt de druk gaan opvoeren bij hun leveranciers om ervoor te zorgen dat die de juiste specificaties in hun systemen inbouwen. Tot slot moeten ze aan het werk gaan.”
Hoe ver zijn de verschillende partijen gevorderd met het proces?
“Zowel huisartsen als apothekers zijn al vrij ver. Als je nu kijkt in de zorg, moet binnen de ziekenhuizen de slag met de specialisten worden gemaakt. Ook daar gaan de ontwikkelingen hard. Drie jaar geleden kon 10 tot 15 procent van de specialisten zien wat er binnen de instelling op alle afdelingen gebeurd was. Nu is dat al meer dan 50 procent. Als die ontwikkeling doorzet is dat een gelopen race. Dit is een grote stap: specialisten zitten achter een computer; dat deden ze vroeger niet. Huisartsen zijn in de eigen praktijk vaak al goed geautomatiseerd. Wel is er nog een lacune in de waarneemsituatie. Als je in het weekend naar de huisarts wilt, kom je meestal op een huisartspost terecht. Daar is jouw informatie vaak niet beschikbaar. Met het Nederlands Huisartsen Genootschap zijn we druk bezig om ervoor te zorgen dat de specificaties die je nodig hebt om de informatie op elkaar te laten aansluiten er komen.”
Stel: ik heb enge ziektes en ik wil niet dat elke huisarts dat zomaar kan inzien.
“Daarom is autorisatie belangrijk. In 2006 gaat het er als volgt uitzien. Jij bent arts. Je logt in met een elektronische handtekening of een andere vorm van identificatie. Daaraan gekoppeld is de rol die jij op dat moment hebt. Ben jij waarnemend huisarts, dan betekent dit dat je een bepaald stukje van de informatie van een bepaalde patiënt mag inzien. Moet je een ‘second opinion’ geven, dan geldt weer een andere situatie. En dan nog: als jij een ziekenhuis inloopt, kun je zo een stapel met statussen meenemen. Niet dat het slecht geregeld is, maar je moet wel van de realiteit uitgaan.”< BR>