Het opsporingsbeleid van de BSA houdt er geen rekening mee dat er sporen van illegale software op computersystemen kunnen zitten zonder dat de eigenaar zich schuldig heeft gemaakt aan piraterij. Toch ontkomen we niet aan de invalpraktijken van deze organisatie zolang de Europese Commissie niet overgaat tot verplicht ‘digital rights management’.
Toonaangevende softwarefabrikanten als Microsoft, Adobe, Apple, Compaq, Lotus, Wordperfect en Symantec hebben in 1988 de Business Software Alliance (BSA) opgericht. Deze belangenorganisatie, inmiddels vertegenwoordigd in 65 landen, probeert onder meer door het verstrekken van informatie aan zowel overheden als bedrijfsleven en consumenten het gebruik van illegale software terug te dringen. Daarnaast houdt ze zich intensief bezig met het opsporen van illegale software, waarbij ze onder meer gebruik maakt van speciale kliklijnen. Op die manier kunnen bijvoorbeeld werknemers en externe onderhoudstechnici van bedrijven met illegale software hiervan aangifte doen.
In Nederland heeft de BSA haar pijlen de afgelopen jaren gericht op diverse branches in het midden- en kleinbedrijf, waaronder de grafische- en communicatie-industrie en de softwareontwikkelingindustrie. Bij bedrijfsinvallen worden verdachte computers in beslag genomen en afgevoerd. Volgens cijfers van de BSA is rond de 36 procent van de zakelijke software in Nederland illegaal. Daarmee zou het koploper in Europa zijn. De vele miljoenen euro die de software-industrie hierdoor jaarlijks misloopt, maakt een georganiseerde aanpak van softwarepiraterij noodzakelijk. Eerder dit jaar maakte de BSA bekend dat de gezamenlijke economieën van West- en Oost-Europa met honderd miljard euro zouden groeien en kunnen profiteren van 250 duizend nieuwe banen en 23,3 miljard euro extra belastinginkomsten wanneer de softwarepiraterij met 10 procent wordt teruggebracht.
Minder rigide
Desondanks kan het opsporingsbeleid van de BSA niet bij alle softwaregebruikers op begrip rekenen. Bedrijven die na een inval (een deel van) hun computers kwijtraken, lijden grote schade. Volgens Vincent van den Eijnde, hoofd juridische zaken van de BNO (Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers), heeft het merendeel van de 2200 aangesloten leden kostbare legale softwarepakketten op hun computersystemen staan. "Verreweg de meeste van onze leden zijn zonder enige twijfel zuiver op de graat. Ik wil niet beweren dat de ontwerpbranche geheel vrij is van illegaal softwaregebruik, maar de meeste bureaus weten niet beter dan dat zij voor al deze pakketten de benodigde, doorgaans dure licenties in huis hebben. Het is dan ook een hard gelag wanneer zo’n bureau wordt geconfronteerd met een inval en een deel van de computers in beslag wordt genomen."
Volgens Van den Eijnde is het grootste probleem dat een geheel ‘schoon’ netwerk voor geen enkel bureau realiseerbaar is. "Overal waar mensen mailen en bestanden over en weer verzenden, zal ongewild altijd wel iets aan ongeautoriseerde software op het systeem achterblijven." Vooral in de reclame- en ontwerpbranche kan dit het geval zijn bij software voor lettertypes (fonts). Volgens directeur Frans Blanchard van de VEA (Vereniging van Communicatie-Adviesbureaus) is illegaal gebruik daarbij nauwelijks te voorkomen. Lettertypes worden vaak meegestuurd door het bureau om te voorkomen dat de ontvanger de advertentie niet in de juiste opmaak kan bekijken. Volgens Blanchard is een minder rigide houding van softwareleveranciers tegenover een dergelijk gebruik van lettertypes de enige oplossing.
Bovendien kunnen ook medewerkers of stagiaires op de werkvloer buiten het zicht van hun werkgever via internet bestanden die illegale software bevatten downloaden. Zelfs bedrijven die het aanwezige computersysteem voortdurend zuiveren van illegale software kunnen de sporen daarvan nooit geheel verwijderen. In het cache-geheugen van elke computer blijven namelijk altijd resten van verwijderde software achter.
Schade
Juridisch valt er weinig tegen een inval van de BSA te beginnen. Ze handelt bij haar invallen doorgaans conform de beslagprocedures van de Auteurswet. Dit betekent dat eerst een ‘beslagrekest’ bij de president van de bevoegde rechtbank dient te worden verkregen. In de praktijk wijst de president een dergelijk verzoekschrift vrijwel altijd toe.
De deurwaarder komt meestal onaangekondigd om het desbetreffende bedrijf niet in de gelegenheid te stellen om de illegale software tijdig van de computers te verwijderen. De deurwaarder zal in het bijzijn van BSA-medewerkers alle aanwezige computers doorlichten met speciaal daartoe ontworpen computerprogrammatuur, die de computers test op de aanwezigheid van (gewiste) software. Het aantal aangetroffen exemplaren wordt vervolgens vergeleken met het aantal licenties binnen het bedrijf.
Alleen indien de BSA bot vangt en aantoonbaar schade heeft veroorzaakt, is die schade mogelijk te verhalen op de softwarefabrikant in wiens naam de inval heeft plaatsgevonden. De BSA oefent haar taken namelijk uit in opdracht en uit naam van de aangesloten softwarefabrikanten. Daardoor is ze dus ook niet juridisch aanspreekbaar voor de eventuele schadelijke gevolgen van invallen en beslagnemingen.
Als de BSA wel op illegale software stuit, zal ze doorgaans bereid zijn om de illegale exemplaren alsnog te legaliseren. Doorgaans wordt de gebruikelijke licentieprijs dan verhoogd met een bepaald boetebedrag. In het voorjaar van dit jaar heeft de BSA echter de ‘schone lei’-campagne geïntroduceerd. Hierbij kregen diverse bedrijven dertig dagen de gelegenheid om zelf hun software op orde te stellen. De BSA zag in die periode af van acties en stond de bedrijven bij met advies en hulp.
Auteursrechtheffingen
Het Europees Parlement debatteert op dit moment over verhoging van de auteursrechtheffingen op thuis kopiëren met behulp van digitale media en apparatuur. De BSA blijkt zelf allerminst verguld te zijn met dit idee. Zij heeft onlangs de vrees geuit dat deze heffingen de komende jaren de pan zullen uitrijzen. Een door de BSA gepubliceerde studie voorspelt een stijging tot 2006 die kan oplopen tot gemiddeld 500 procent van het totale bedrag dat in 2002 werd geïnd aan heffingen in Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje en Nederland. Dat betekent totaal 1,5 miljard euro in 2006 in vergelijking met 309,39 miljoen in 2002.
De BSA vreest dat de werking die van de stijgende heffingen uitgaat uiteindelijk nadelig voor de software-industrie zal uitpakken. Zij meent dat voor consumenten de lijn tussen het maken van legale kopieën en piraterij zal vervagen. Consumenten zullen denken dat ze ongelimiteerd mogen kopiëren en bestanden delen als gevolg van de verschillende heffingen die ze betalen. Volgens de belangenorganisatie kan Europa nooit de belangrijkste kenniseconomie worden als de technologische sector tegelijkertijd om de oren wordt geslagen met heffingen, met kosten voor zowel de bedrijven in de sector als de consument.
De BSA heeft de Europese Commissie dan ook geadviseerd de auteursrechtheffingen af te schaffen en over te stappen op het gebruik van drm (digital rights management). Hierbij gaat het om een kopieerbeveiliging om ‘content’ te beschermen. Het gevolg van deze beveiliging is dat consumenten legaal verworven content slechts kunnen gebruiken zoals de softwarefabrikant dat wil. Een muziek-cd bijvoorbeeld is dan alleen afspeelbaar op een gewone audio cd-speler, maar niet op een draagbare mp3-cd-speler. Volgens de BSA biedt drm een manier om consumenten exact te laten betalen voor wat ze gebruiken, niet meer en niet minder.
Drm-technologie
In een Europese richtlijn uit 2001 is overigens al sprake van technische maatregelen om kopiëren tegen te gaan. Daarin wordt omzeiling van kopieerbescherming zelfs strafbaar gesteld. In de Verenigde Staten is de wetgeving op drm-gebied nog verder ontwikkeld. Daar bestaan vergevorderde plannen om uitgevers van muziek en spelletjes te verplichten hun producten te beschermen met drm-software. Vanuit de gedachte dat internetpiraterij de toekomst van de vermaakindustrie bedreigt, ligt er een wetsvoorstel om de verkoop van elektronische apparatuur (mp3-spelers en dvd-spelers) die geen ingebouwde kopieerbeveiliging hebben te verbieden. De EC ziet vooralsnog af van zo’n wettelijke verplichting en kiest ervoor om vermaak- en softwarebedrijven – onder meer door het geven van subsidies – aan te moedigen om drm-oplossingen te ontwikkelen en deze snel toe te passen.
Tegenstanders van deze drm-technologie menen dat deze de rechten van consumenten bedreigt. Consumenten zouden zelf moeten weten hoe en waar ze hun legale dragers gebruiken. Zolang deze discussie voorduurt en de EC het gebruik van drm-software niet algemeen verplicht stelt, is het waarschijnlijk dat de BSA haar invalpraktijken moet blijven voortzetten. Zolang zullen ook gebruikers van legale software de kans lopen om met dergelijke invallen geconfronteerd te worden.< BR>
Philippe van Wijnen, advocaat Dijkstra Voermans Advocatuur en Notariaat