Elke vorm van ‘asset management’ is belangrijk, maar het grootste probleem wordt gevormd door ‘software asset management’ (sam). Zo’n tien jaar geleden begon het sam-probleem met de wildgroei van pc’s. Zelfs als ze via een netwerk aan elkaar geknoopt zijn, blijft een groot gedeelte van de uitvoerbare code op de machines zelf staan: het besturingssysteem en de toepassingen.
Een tweede probleem wordt gevormd door de manier waarop een toepassing is opgebouwd. Meestal bestaat een programma uit een hoofdmodule met de extensie exe en een aantal gerelateerde ‘dynamic link libraries’ (dll’s). Deze dll’s kunnen door meerdere toepassingen gebruikt worden, hetgeen betekent dat het van cruciaal belang is dat de juiste versie van al die dll’s wordt gebruikt. Als er een dll voor een toepassing wordt gewijzigd, mogen de andere toepassingen daar geen last van hebben. Het is duidelijk dat versiebeheer een belangrijk onderdeel moet zijn van sam.
Er bestaat geen twijfel dat de zware-clientarchitectuur die de pc-revolutie beheerst, niet de juiste is. Een lichte-clientarchitectuur zou veel eenvoudiger zijn geweest, en veel gemakkelijker te onderhouden, omdat de software (vooral de opwaarderingen) op de centrale server zou staan. Er zouden wel meerdere servers zijn, maar het aantal zou veel lager zijn dan het aantal losse pc’s.
Met de opkomst van webbrowser-clients is er een langzame trend op gang gekomen naar het eenvoudiger maken van enkele toepassingen, maar het merendeel bestaat uit een mengeling van server- en client-code. Er bestaat echter wel degelijk een techniek die de zware-clientcode van de desktop naar een centrale server verplaatst. Het pionierswerk werd gedaan door Citrix. Later werd door Microsoft een afgeslankte vorm als Windows Terminal Server (WTS) geïntroduceerd. De techniek is afgeleid van bestaande ‘remote management’-producten die een kopie maken van het scherm, het toetsenbord en de muis van een pc op afstand, zodat de lokale gebruiker die kan bedienen. Citrix implementeerde de ‘over te nemen’ machine echter als een virtuele machine die draait op Windows NT, waardoor het mogelijk werd meerdere ‘virtuele pc’s‘ op één fysieke machine te laten draaien. De desktop-machine gebruikt dan alleen de vaste Citrix-client, de feitelijke client-toepassing draait op Citrix-server.
Citrix is geen echte server volgens de client/server-architectuur omdat er meerdere kopieën van de client-toepassing op draaien. Deze clients kunnen op dezelfde manier gebruikmaken van conventionele servers als elke afzonderlijke pc-client. Citrix-servers zijn geen budget-modellen, maar het beheer van meerdere clients vindt plaats op één machine. Als er meer desktops nodig zijn, kunnen meerdere Citrix-servers transparant worden samengevoegd tot een ‘farm‘. De kosten van de Citrix-server zijn op twee manieren te verantwoorden: de desktops hoeven niet te worden bijgewerkt, en sam kost heel veel minder. Bovendien werkt Citrix zeer efficiënt over trage wan-verbindingen.
Er schuilt nog een voordeel in de Citrix-oplossing: de Citrix-client kan worden ingezet in een speciale terminal, vaak als optie in een webbrowser, een karaktergebaseerde of grafische X-Windows terminal. Dit zou nuttig zijn, bijvoorbeeld in speciale kiosken. Een meer cynische benadering is Citrix te gebruiken voor het uitvoeren van oude Windows-toepassingen totdat deze kunnen worden vervangen door lichte-client-equivalenten.
Een constructie als bij Citrix neemt de noodzaak voor sam niet weg, maar maakt het wel eenvoudiger. In theorie moet het ook een stuk goedkoper zijn omdat er slechts zoveel virtuele Citrix-machines zijn als er clients actief zijn, en dat zijn er stukken minder dan het totale aantal clients. Helaas zijn licentiekosten maar al te vaak gebaseerd op het aantal geregistreerde gebruikers, actief of niet!< BR>
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.