Rfid (radio frequency identification) is te typeren als een ‘veelbelovende technologie’. Vooral bij bedrijven met een omvangrijke of complexe logistieke keten bestaan grote verwachtingen; een doorbraak zou in de nabije toekomst kunnen plaatshebben. Wat is de stand van zaken? Wat kan wel en wat niet met rfid? Hoe verhoudt rfid zich tot die andere auto-id-productcodering, de barcode?
De oprichters van de Rfid Society, Ralph Goossens en Frans Lambi, belichten in deze tweedelige serie de stand van zaken rond rfid (radio frequency identification). In deel 1 een algemeen overzicht van de stand van zaken. Deel 2 behandelt de rfid-mogelijkheden voor drie specifieke branches, de pivacy-aspecten en de Rfid Society. |
De voortrekkers in de detailhandel en cpg-industrieën (consumer packaged goods) hebben zich een aantal jaren terug als sponsor aangesloten bij het door MIT (Massachusetts Institute of Technology) opgerichte Auto-ID Center. Daar is een belangrijke visie ontwikkeld op de rol die auto-id-technologie kan gaan spelen in de maatschappij, en dan vooral rfid-tags voor elektronische productcodering.
Deze visie komt erop neer dat in de toekomst alle goederen die geproduceerd worden zijn voorzien van een epc (elektronische productcodering) waarmee ze op individueel niveau te identificeren zijn. Een wereldwijd netwerk van lezers (readers), die via internet met elkaar communiceren, volgt de producten gedurende hun hele levenscyclus. Een achterliggend gegevensverwerkend netwerk, Savant genaamd, verzamelt en analyseert de data die van de lezers komt. Op die manier is sprake van ’total asset visibility’. Op de haalbaarheid van deze visie valt het nodige af te dingen, maar het is een krachtige boodschap gebleken – de privacyorganisaties die erop gereageerd hebben vrezen een even breed en wereldwijd Big Brother-scenario.
Ontwikkeling
Het Auto-ID Center werd opgericht in oktober 1999. In totaal traden 94 sponsors toe om het centrum te ondersteunen – het functioneerde primair als ontwikkelcentrum waar ideeën werden geboren en naar standaarden werd toegewerkt. Sinds begin november dit jaar is het Auto-ID Center formeel opgeheven en opgegaan in EPCglobal, een joint venture van EAN (European Article Numbering) en UCC (Uniform Code Council). Er blijft nog wel een rfid-laboratorium aanwezig binnen MIT, waarmee EPCglobal nauwe banden onderhoudt.
Het Auto-ID Center heeft met een ruim budget kunnen werken – de sponsors droegen jaarlijks gemiddeld zo’n 150 duizend dollar bij. Sponsors waren er in twee groepen: ‘overseers’ (degenen die vanuit een bedrijfsbelang betrokken waren) en ’technology’ (leveranciers).
Tot de ‘overseers’ behoorden: Unilever, Ahold, Wal-Mart, Coca-Cola, Tesco, Gillette, Philip Morris, Sara Lee, Nestle, Kraft, UPS, International Paper, Metro, Canon, Chep, Johnson & Johnson, Kimberley Clark, Pfizer, Smurfit-Stone en Pepsi. Van deze bedrijven moet de zakelijke onderbouwing (businesscase) komen die tot de brede introductie van rfid kan gaan leiden; zij gaan investeren en implementeren.
Tot de ’technology’ behoorden onder andere: Alien Technologies, IBM, Intel, Matrics, Siemens, Sun, Sensormatic, Oatsystems, BT, NCR, Tagsys, Flint Ink, Omron, Rafsec, KSW Microtec, Zebra Technologies en Invensys. Deze leveranciers investeren in onderzoek en ontwikkeling om innovaties tot stand te brengen en om productiecapaciteit beschikbaar te hebben op het moment dat rfid doorbreekt.
Standaarden
Standaarden voor rfid-technologie zijn er nog maar in beperkte mate. Ze hebben vooral betrekking op de technische aspecten (frequenties, signaalcodering en communicatieprotocollen). Vanuit de bedrijfsactiviteiten gezien zijn de productnummersystemen en de software voor gegevensverzameling en -verwerking het belangrijkst. Hier zullen zich naar verwachting meerdere varianten ontwikkelen. Systeemintegrators kunnen daar een rol in spelen.
Op middellange termijn zullen standaarden convergeren. Doordat producten door de gehele logistieke keten te volgen moeten zijn, worden partijen gedwongen tot onderlinge afstemming. Wal-Mart neemt daarin momenteel al het voortouw en zal waarschijnlijk een eigen standaard voor de Amerikaanse markt kunnen neerzetten. Daarnaast kunnen één of meerdere Europese standaarden ontstaan.
De ISO (International Standards Organization) heeft enkele werkgroepen die standaarden voor verschillende rfid-toepassingsgebieden voorbereiden. Daarnaast is EPCglobal een belangrijke speler bij het ontwikkelen van inhoudelijke standaarden voor coderingsystemen.
Kostencalculatie
De belangrijkste aanname in de toekomstvisie van het Auto-ID Center is geweest dat de prijs van een ’tag’ binnen afzienbare tijd zou zakken tot 0,05 dollar. Dat is een cruciaal punt voor de zakelijke rechtvaardiging, omdat ondernemingen barcodesystemen moeten vervangen en in rfid-systemen moeten investeren. Volume zal dus een rol spelen. Hoewel het volgen van goederen in een logistieke keten kan plaatsvinden door te labellen op het niveau van pallets, rolcontainers, dozen of individuele producten, is de visie van het Auto-ID Center altijd geweest dat de rfid-tags op het niveau van de individuele producten moeten zitten.
Een barcodelabel is nagenoeg gratis – als het barcodeschema eenmaal is gekozen en de feitelijke barcode is ontworpen of bepaald voor het label, zijn aan het printen ervan geen extra kosten verbonden: het label moet er toch komen. Voor rfid-tags geldt dit niet: elke tag heeft een kostprijs en moet fysiek aangebracht worden. Bij tags op itemniveau betekent dit vaste kosten voor de tag en variabele kosten voor het aanbrengen. Bovendien moet in lezers worden geïnvesteerd.
Een benadering van de kosten van introductie van rfid voor een detailhandelaar moet met de volgende elementen werken: aantal vestigingen; gemiddeld winkeloppervlak (vanwege het bereik van de lezers, en dus het benodigde aantal); aantal producten dat jaarlijks van een tag moet worden voorzien; hardware- en softwarekosten; en kosten per tag (inclusief het aanbrengen van de labels).
Dit overzicht maakt een aantal zaken duidelijk. Het is niet eenvoudig om een kostencalculatie te maken; er zijn veel variabelen in het spel. Je moet aannames doen en met gemiddelden werken. Elk rekenmodel is gevoelig voor relatief geringe variaties als je het individuele product kiest als eenheid voor productidentificatie. Een grotere eenheid (verpakking-, transport- of voorraadeenheid) maakt de zakelijke onderbouwing eenvoudiger, want de impact van de prijs per label is dan geringer. Voor een detailhandelaar waar de marges met één cijfer geschreven worden, heeft de invoering van rfid op productniveau al snel een invloed op het kostenniveau die zich laat uitdrukken als tientallen procenten van de totale winst.
Terugverdienen
Kortom, de zakelijke onderbouwing van een spoedige doorbraak van rfid moet niet gezocht worden in het labellen van alle producten, maar in het labellen van specifieke groepen producten of op het niveau van sku’s (stock keeping unit) als pallets of dozen. Verder moet rfid ingezet worden op plaatsen waar de barcode functioneel tekortschiet.
Een rfid-systeem heeft drie pluspunten. Er is geen visueel contact nodig om de gegevens uit te lezen (fysieke omstandigheden kunnen echter bepalend zijn voor het uitlezen van het signaal). Je kan veel meer informatie opslaan in een rfid-tag (rond 1KB voor de lichte systemen; tot 64KB of meer is mogelijk). Het is mogelijk om gegevens toe te voegen of te wijzigen (afhankelijk van het toegepaste systeem)
Al deze mogelijkheden hebben een prijs. De kosten van de tags en de investeringen in lezers moeten zijn terug te verdienen door kostenreducties of extra inkomsten. Terugverdienmogelijkheden zijn bijvoorbeeld: afname van diefstal (bij relatief dure producten of gevaarlijke goederen); een inzichtelijkere logistieke keten (tracking & tracing); gemakkelijker voldoen aan wettelijke vereisten als versheid en herkomst (voeding of verpakkingen daarvoor); einde levensduur-verwerking (recycling, verwijderingsbijdrage); en de kwaliteit is makkelijker te bewaken (bijvoorbeeld fijnmazig producten terughalen) .
Argusogen
Wal-Mart wordt gezien als een belangrijke aanjager voor de brede invoering van rfid. Het concern heeft een eigen ‘rfid strategy manager’. Het heeft recent aangekondigd dat zijn honderd belangrijkste leveranciers met ingang van 2005 pallets en dozen van rfid-tags moeten hebben voorzien. In de daarop volgende jaren zal de supermarkt ook rfid op het niveau van individuele producten invoeren, waarbij ze start met specifieke productgroepen, bijvoorbeeld omdat deze diefstalgevoelig zijn, een hoge omzetsnelheid hebben of een hoge waarde vertegenwoordigen.
Gezien de invloed die Wal-Mart, het grootste supermarktconcern ter wereld, kan uitoefenen op een omvangrijk deel van de internationale economie is het begrijpelijk dat rfid-leveranciers met argusogen alles volgen wat dit bedrijf zegt en doet. In navolging van Wall-Mart heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie zijn topleveranciers gevraagd rfid toe te passen op het niveau van transportmiddelen, containers, pallets en dozen, en bij goederen van hoge waarde, eveneens met ingang van 2005.
Uit bovenstaande analyse volgen voor de detailhandel als waarschijnlijke toepassingsgebieden op de korte termijn dure-, risico- en zwaar gereguleerde producten. Denk daarbij aan vers voedsel (vis, vlees, zuivel). Voor alle bederfelijke waren met een uiterste houdbaarheidsdatum geldt dat de verblijfsduur van het product in de logistieke keten direct ten koste gaat van de verkoopbaarheidtermijn, en dus een financieel risico in zich draagt. Moet het product uit de schappen gehaald worden, dan zijn er kosten zonder dat daar omzet tegenover staat. Bovendien riskeert de detailhandelaar imagoschade als er bijvoorbeeld voedselvergiftiging bij consumenten zou optreden. Marks & Spencer’s heeft een succesvolle pilot uitgevoerd waarbij gekoeld vers voedsel van rfid-labels werd voorzien. Deze vereenvoudigen de afhandeling van het transport naar de winkel, zodat de producten sneller in het schap liggen.
‘Grote merken’
Denk ook aan merkkleding, een extreem diefstalgevoelig product. De rfid-tags die je momenteel in de meeste kledingzaken aantreft (de ronde hardplastic plaatjes die bij de kassa verwijderd worden) zijn nog erg eenvoudig. In feite bevatten ze maar 1 bit aan data, namelijk ‘hier ben ik’. Dat is voldoende voor een detectiepoortje om te gaan piepen als de tag wordt gedetecteerd. Van echte productidentificatie is daarmee geen sprake. Voor de kledingbranche moeten we aan rfid denken als vervanger van de barcode op de prijsetiketten. Het is daarmee bijvoorbeeld mogelijk om de kleding die een klant uitzoekt te scannen en een advies voor bijpassende accessoires te genereren. Ook valt direct te bepalen of het kledingstuk nog in de juiste maat in het magazijn voorradig is zonder dat de verkoper uit de winkelruimte hoeft te lopen. Het designmerk Prada heeft in zijn winkel in New York hiermee een geslaagd experiment uitgevoerd. Een dergelijke investering zal niet voor de massaproducten met lage marges zijn weggelegd.
Ook in de gezondheidszorg zijn interessante toepassingen te verwachten. De verwachting is dat rfid kan helpen het aantal medische fouten drastisch omlaag te brengen en meer levens te redden.
Denk tenslotte aan de fmcg (fast moving consumer goods), waar wereldwijd dagelijks voor tientallen miljoenen euro verlies ontstaat door diefstal of kwijtraken. Een beter zicht op de totale logistieke keten van fmcg-producten kan tot een grote kostenbesparing leiden. Per definitie zal hier sprake zijn van grootschalige implementaties, omdat de snelle doorstroom van producten inhoudt dat er in korte tijd van grote volumes sprake is. Hier zullen de kostenfactoren zeker doorslaggevend zijn, omdat deze altijd in verhouding moeten staan tot de marge per individueel product. De exclusievere, dus duurdere fmcg zijn dus de beste kandidaten om voor rfid-tags in aanmerking te komen. Merkproducten zijn daarom kandidaten. Dit is een reden waarom er onder de sponsors van het Auto-ID Center veel bedrijven met ‘grote merken’ zijn.< BR>
Rfid Society
http://www.rfidsociety.org
Ralph Goossens, Frans Lambi, initiatiefnemers en oprichters van de Rfid Society, en zelfstandig consultant