De nieuwe Europese richtlijn tegen spam die in oktober van kracht is geworden bevat nogal wat onduidelijkheden. Het is de vraag of deze regelgeving de groeiende stroom ongevraagde e-mailberichten werkelijk zal indammen.
De Europese Commissie heeft in zijn richtlijn ogenschijnlijk een ferm standpunt ingenomen tegen spam. Zet je het opt-in-principe uit de EU-richtlijn af tegen het opt-out-model dat ten grondslag ligt aan de vorige week aangenomen Amerikaanse wet, dan lijkt het Europese principe op het eerste oog een stuk strenger. De Eu-richtlijn verbiedt het versturen van ongevraagde e-mailberichten tenzij consumenten hebben aangegeven deze reclame van de afzender te willen ontvangen. Amerikaanse bedrijven mogen volgens de nieuwe wet nog steeds aan Jan en alleman e-mail uitsturen, tenzij een persoon bij een centrale instantie heeft aangegeven geen e-mailreclame te willen ontvangen.
Angel
Alleen halen onduidelijkheden in de richtlijn en de verschillende manieren waarop lidstaten deze omzetten in nationale wetgeving de angel voor een groot deel uit deze opt-in-regeling. Het Ivir (Instituut voor Informatierecht), een onderdeel van de Universiteit van Amsterdam, voert momenteel een onderzoek uit (einddatum februari 2004) naar de impact van de nieuwe EU-richtlijn en bijbehorende wetten van lidstaten op de juridische praktijk rond spam. Hoofdonderzoeker van dit project, Lodewijk Asscher, is kritisch over de invloed van de nieuwe Europese richtlijn. "De richtlijn verbiedt alleen het spammen van natuurlijke personen. Het bestoken van bedrijven is toegestaan, terwijl juist deze groep door het expliciet vermelden van adressen op de website het hardst geraakt wordt door dit probleem."
Een andere uitzonderingsbepaling haalt volgens Asscher de effectiviteit van het Europese verbod ook stevig onderuit. Als een bedrijf een e-mailadres heeft gekregen bij de verkoop van een product of een dienst, dan mag deze onderneming informatie over vergelijkbare producten en diensten naar dit adres versturen. De Commissie staat daarmee de praktijk toe om adressen te oogsten van bestaande klanten en deze vervolgens lastig te vallen met nieuwe aanbiedingen. In hoeverre die aanbieding af mag wijken van de eerder aangeschafte producten vermeldt de richtlijn verder niet.
Wellicht het grootste struikelblok in de Europese richtlijn vormt het gebrek aan voorschriften rond handhaving van het spamverbod. In de richtlijn is niet aangegeven of overtreding van de richtlijn binnen het strafrecht valt. Ook wordt er niets gezegd over de instantie die verantwoordelijk is voor het inzamelen van klachten of het op de vingers tikken van overtreders. Het ligt voor de hand om dit laatste bij de telecomautoriteit neer te leggen, maar de richtlijn zegt daar niets over. "Gelijke monniken, gelijke kappen, ofwel een consequente aanpak van spammers door de hele Europese Unie zal door dit soort lancunes niet realiseerbaar zijn", voorspelt Asscher.
Virussen
Steeds meer wormen en virussen krijgen het versturen van spamberichten als extra optie mee om meer rampspoed te kunnen oogsten. Dit heeft internetaanbieders in toenemende mate verantwoordelijk gemaakt voor het oplossen van het spamprobleem. Volgens artikel vier in de richtlijn tegen spam zijn deze bedrijven verplicht om de veiligheid van hun netwerken te garanderen met technische maatregelen en niet zozeer om spam tegen te houden, al bieden veel isp’s deze dienst wel aan. Door de versmelting van virussen met spam krijgen zij daarmee ook de plicht in de maag gesplitst om het spamprobleem met technische ingrepen en andere maatregelen in de hand te houden.
De eerste jurispudentie wijst al in deze richting. De advocaat-generaal heeft in zijn advies van 14 november aan de Hoge Raad in de zaak van Xs4all tegen Abfab aangegeven dat de internetaanbieder faciliteiten mag weigeren als het vermoedt dat deze voor het versturen van spam worden misbruikt. Voldoende zwaarwegende gronden hoeft niet langer aantoonbare schade te zijn, maar kan ook zijn dat de afnemer het beleid van de internetaanbieder door zijn handelwijze onderuithaalt.< BR>