Het cluster G5 Macintosh-computers, Big Mac, van de Virginia Tech University lijkt uit te komen op een vierde plaats in de wereldwijde ranglijst van supercomputers. Aanvankelijk werd er gesproken van een derde of zelfs tweede plaats in de top-500, maar dat was op basis van de allereerste testresultaten.
|
Die eerste proeven blijken nu iets te optimistische gegevens te hebben opgeleverd. Daarbij was namelijk slechts een deel, 128 processoren, van het uiteindelijke systeem gebruikt en waren de resultaten geëxtrapoleerd naar het hele cluster. Dit leverde midden deze maand een prestatieniveau op van 14 teraflops (veertienduizend miljard zwevende komma berekeningen per seconde). Dat is maar liefst 80 procent van het theoretische piekvermogen van 16,8 teraflops.
Er was toen al twijfel of dit percentage zou blijven staan naarmate er meer Mac-machines werden aangesloten. Bij de tweede test zijn 2112 van het geplande totaal van 2200 processoren gebruikt en kwam de machine uit op een prestatieniveau van 7,4 teraflops. Dat is 44 procent van het theoretische maximum.
Derde test
Na enkele optimalisaties bereikte de machine bij de derde test 8,1 teraflops (48 procent van het piekvermogen). De onderzoekers van het instituut verwachten dat ze het cluster van elfhonderd dualprocessor G5 Macs nog verder kunnen optimaliseren om boven die 48 procent uit te komen. Hieraan spenderen ze nog zeker twee maanden. Officiële resultaten onthullen ze komende maand al tijdens de Supercomputing 2003-bijeenkomst in Arizona (VS).
De krachtigste drie machines van de wereldwijde supercomputerranglijst draaien op een efficiëntieniveau van 87,5, 68 en 68 procent. Dit zijn de Japanse Earth Simulator van NEC (nummer één), de Amerikaanse Asci Q van Hewlett-Packard (twee) en het Amerikaanse MCR Linux Cluster Xeon van Linux Networx (drie).
De eerste is opgebouwd met 5120 speciale NEC-processoren. Het HP-cluster draait op 4096 Alpha-chips (voorheen van Compaq en daarvoor van Digital). De Linux-computer gebruikt 2304 Xeon-processoren van Intel. Die machines halen prestatieniveaus van respectievelijk 35,86, 13,88 en 7,6 teraflops. Een andere aankomende nieuweling in de top vijf is een HP-machine met Itanium 2-processoren, die een prestatieniveau van 8,6 teraflops neerzet. Daarmee stoot die computer de Macintosh-machine naar de vierde plaats, tenzij de voortgaande optimalisatie nog veel winst oplevert.
Prijs-prestatie
Het totale G5-cluster – inclusief de vierentwintig Infiniband-schakelaars tussen de Macintosh-computers, de Gigabit Ethernet-schakelaars en de koelinstallatie – kost ongeveer vijf miljoen dollar. Daarmee heeft het de beste prijs-prestatieverhouding van alle machines in de top-500. Deze configuratie is de afgelopen drie maanden opgebouwd door professoren, medewerkers en studenten van de universiteit.
Supercomputers en clusters in de wereldwijde ranglijst kosten normaliter tientallen tot enkele honderden miljoenen dollars en de bouw ervan kan jaren in beslag nemen. De Earth Simulator kost naar schatting van Amerikaanse supercomputerexperts een slordige tweehonderdvijftig miljoen dollar. De huidige nummer drie, het Pentium Xeon-cluster, kost tien- tot vijftien miljoen dollar.
Virginia Tech gaat het cluster inzetten voor onderzoek op het gebied van elektronica op nanometer-schaal, geavanceerde scheikunde, aerodynamica, moleculaire modellering en geluid. De machine is echter ook bedoeld als praktijkvoorbeeld van de kracht van alledaagse computers, in dit geval de nieuwste Macintosh-machines.< BR>
Het Big Mac-cluster
http://computing.vt.edu/research_computing/terascale/
Supercomputerranglijst
http://www.top500.org