De discussie over de plaats van Linux in het rekencentrum heeft zich de afgelopen tijd vooral gericht op het mainframe. Het is echter maar de vraag of dat wel de beste aanpak is om tot consolidatie, een betere beheerbaarheid en lagere kosten te komen. Linux-op-Intel lijkt ict-afdelingen veel betere kansen te bieden. Hét voordeel is dat Windows én Linux dan op één hardwareplatform toepasbaar zijn.
|
De trend is de afgelopen jaren duidelijk: de kosten van ict moeten omlaag, de beheerbaarheid moet beter en de serviceverlening moet omhoog. De wegen die ict-afdelingen bewandelen om aan deze doelstellingen te kunnen voldoen, zijn echter nogal divers. In veel gevallen kiezen ze voor uitbesteding van delen van de technische infrastructuur, werkplekbeheer en steeds vaker ook applicatieontwikkeling. In andere organisaties lijkt het gevoel te overheersen dat men het zelf ook en misschien zelfs wel beter kan.
In dit soort discussies speelt Linux steeds vaker een prominente rol. Vooral onder invloed van de inspanningen die IBM zich samen met enkele aanbieders van Linux-distributies getroost, richt de aandacht zich daarbij met name op de mogelijkheden die Linux biedt voor het consolideren van complete serverfarms op een mainframe. Deze wordt daartoe opgedeeld in grote aantallen logische partities (lpar) met ieder Linux als besturingssysteem. In feite is het één systeem, opgedeeld in een heleboel deelsystemen die ieder ruimte bieden aan een eigen kopie van Linux en een eigen applicatie.
Niet echt relevant
"Het is wel te begrijpen dat er de laatste tijd veel is gezegd en geschreven over Linux-op-mainframe, maar voor het gros van de Nederlandse ict-afdelingen is die oplossing niet echt relevant", zegt consultant Jan-Thijs de Feijter van Comparex. "Er staan sowieso niet zo vreselijk veel mainframes meer in Nederland. Er zijn wel veel zware Unix-servers en grote aantallen Windows NT/2000-systemen. Bovendien gaat het om meer dan alleen Linux op het mainframe installeren. Een niet te onderschatten probleem is bijvoorbeeld het feit dat er nog niet zo heel veel applicaties zijn die met de mainframeversies van Linux-aanbieders als Suse uit de voeten kunnen."
Er speelt nog meer mee, meent De Feijter. "Kijk eens naar de opbouw van de kosten die bedrijven voor ict maken. Dat kunnen we uitsplitsen in de uitgaven voor hardware inclusief onderhoud (circa 16 procent), softwarelicenties en onderhoud (ongeveer 22 procent), spraak- en dataverkeer (pakweg 27 procent) en personeel (zeg maar 35 procent). Dat zijn de directe kosten. Daar komen nog enkele indirecte posten bij: de financiële gevolgen van downtime bijvoorbeeld, training en opleiding, en wat ik maar een post voor mislukte projecten en desinvesteringen zal noemen."
De Feijter somt een reeks van factoren op die bepalend zijn voor deze uitgaven: gemengde systeemomgevingen; verschillende platformen voor kantoorautomatisering en zwaardere zakelijke toepassingen (wat onder andere het gevolg was van de beperkte schaalbaarheid van Intel-systemen); het feit dat opslag tot voor kort eigenlijk altijd direct op een server werd aangesloten; de niet altijd even betrouwbare hardware; de noodzaak om met regelmaat systemen voor onderhoud offline te halen; een gedistribueerde manier van werken waarbij systemen geografisch verspreid werden opgesteld; en het gebruik van clustering.
Standaardisatie en consolidatie
"Het ontbrak de afgelopen jaren aan mogelijkheden om deze factoren voldoende onder controle te krijgen en daarmee de gewenste kostenverlaging tot stand te brengen. Daar is nu verandering in aan het komen. Vooral de combinatie van Linux en Intel wordt steeds interessanter als middel om tot een verregaand gestandaardiseerde systeemomgeving te komen die zowel goedkoper als beter beheerbaar is."
Daarmee zou de technische infrastructuur van het rekencentrum-nieuwe-stijl in belangrijke mate op twee pilaren gaan rusten: Linux en Intel. Zijn die twee inderdaad al zover dat dit mogelijk is? De Feijter denkt van wel. "Steeds meer ontwikkelaars van standaardpakketten ondersteunen Linux, en een groeiend aantal hardwareaanbieders schaart zich achter dit open source besturingssysteem. Daar komt bij dat de standaard Intel-hardware tegenwoordig zeer betrouwbaar is. Bovendien hebben de meeste aanbieders plannen aangekondigd om ook de 64-bits Itanium-processoren van Intel te ondersteunen. Dat is met name interessant voor zware bedrijfstoepassingen die een aanzienlijke verwerkingscapaciteit vereisen."
Een dergelijke standaardisatie biedt duidelijke voordelen voor het ict-budget, denkt De Feijter. Standaardisatie en consolidatie kunnen de kosten voor hardware omlaag brengen doordat de inkoop scherper kan. Het betekent immers dat één hardwareplatform voor zowel Linux als Windows toe te passen is. Het gebruik van open source-software maakt verder aanzienlijke besparingen mogelijk ten aanzien van de softwarelicenties die een ict-afdeling moet afnemen.
De belangrijkste financiële voordelen zijn op de post ‘personeelskosten’ te behalen. "Nu geldt toch de vuistregel dat een ict-afdeling voor ieder platform iemand, liever nog enkele mensen, in dienst moet hebben die dit platform goed kent, voor beheer kan zorgen en dergelijke. Standaardisatie op Linux-op-Intel brengt het aantal platformen sterk terug. Dit betekent ook dat onder de systeembeheerders aanzienlijk minder specialisaties nodig zijn. De stabiliteit van deze systeemomgeving betekent bovendien dat het aantal servers per beheerder wel eens flink zou kunnen toenemen. Ook dat levert een besparing op."
Architectuur kiezen
Het is niet voldoende om simpelweg Windows NT/2000- of Unix-servers te vervangen door Intel-systemen die van Linux zijn voorzien, meent De Feijter. "Er zal een architectuur ontwikkeld moeten worden die het mogelijk maakt om optimaal gebruik te maken van de beschikbare componenten en die in staat is zowel Windows als Linux te ondersteunen." De Feijter spreekt van een aanpak die unified commodity enterprise architecture wordt genoemd.
In deze aanpak is ook een prominente rol weggelegd voor san’s (storage area network). "Een beslissing om tot consolidatie over te gaan, is een uitstekende gelegenheid om de gehele architectuur in het rekencentrum tegen het licht te houden. In feite gaan we dan naar een mix van Linux en Windows op basis van een ethernet-, atm- of ‘switched ip’-netwerkomgeving. De gegevensopslag valt prima te centraliseren in een centrale opslagpool die via een opslagnetwerk toegankelijk wordt gemaakt. Dat maakt het ook mogelijk om direct herstel na rampen te regelen.
Door gebruik te maken van systeemdisks in het san is het immers prima te doen om via ip- of glasvezel-technologie of meer san’s aan elkaar te koppelen, niet alleen voor backup en herstel, maar ook om in het geval van storingen op afstand het besturingssysteem, de data en de applicaties beschikbaar te hebben. Dat is een belangrijk voordeel van het werken met san-systeemschijven. Daarbij kunnen bovendien afstanden tot 100 kilometer worden overbrugd, zodat een veilige geografische afstand tussen twee sites mogelijk is."
Bij de rol van Linux als platform voor consolidatie kijken organisaties in de visie van De Feijter vaak te veel naar de licentiekosten. "Natuurlijk wint Linux het dan van Windows, maar daar zit de grote winst niet. Het belangrijkste kostenvoordeel is dat Linux het mogelijk maakt om de hardware-infrastructuur van de organisatie sterk te vereenvoudigen, terwijl toch een stabiele en schaalbare omgeving kan worden geboden. De uitgaven aan hardware kunnen dan fors omlaag, terwijl het vervangen van defecte apparatuur ook snel en goedkoop te regelen valt. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Linux-op-Intel voor menige ict-afdeling veel interessanter is dan Linux-op-mainframe."< BR>