Hoewel media en universiteiten ons anders willen doen geloven, is Nederland volgens professor Ruud Smits, hoogleraar Technologie en Innovatie aan de Universiteit Utrecht, juist erg goed in wat hij ‘inventie’ noemt. Dat zie je bijvoorbeeld terug in het aantal wetenschappelijke publicaties en de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. Wat publicaties (per inwoner) betreft staat Nederland wereldwijd zelfs op de derde plaats, achter de VS en Zwitserland.
|
Binnenlopen
De negatieve geluiden zijn volgens Frans van den Dool, principal consultant bij Verdonck, Klooster & Associates (VKA), vooral het gevolg van innovatie die gemeten wordt in octrooien. Die worden vooral aangevraagd voor producten, terwijl Nederland bij uitstek een dienstenland is. Smits wijst erop dat 70 procent van het bnp uit diensten komt.
Omdat het lastig is diensten te beschermen, tonen durfkapitalisten daar nauwelijks belangstelling voor. Volgens Koen Klooster, algemeen directeur van VKA, kun je op dienstengebied alleen innoveren door als eerste met iets nieuws op de markt te komen. Terwijl hij de voordelen van iets als eerste aanbieden exploiteert, moet de ondernemer alweer verder rennen naar de volgende innovatie. Hoe anders is dit in de productensector, waar legio voorbeelden te vinden zijn van mensen die iets uitvinden en vervolgens jarenlang het geld zien binnenstromen. Een schrale troost is dat het ook daar uiteindelijk misging doordat mensen niet meer wisten hoe ze moesten werken toen dat weer nodig was.
Klooster wijst ook op de compleet verschillende manieren waarop innovatie plaatsvindt. Waar bij productontwikkeling een aparte afdeling voor innovatie onderdeel is van de hele keten, is innovatie in diensten niet ondergebracht in geïnstitutionaliseerde afdelingen. Meestal wordt de kar getrokken door iemand die niet alleen visie maar ook voldoende invloed in de organisatie heeft om veranderingen in gang te kunnen zetten. Bovendien gaat het vaak om de mensen die de diensten leveren. Innovatie is daarbij veel meer impliciet onderdeel van het proces zelf.
Geen ondernemerscultuur
Een ander probleem is dat Nederland geen ondernemerscultuur kent. De verschillen met de VS in de waardering en stimulering daarvan zijn overbekend. Klooster wijt dat aan het calvinisme, dat verbiedt je nek uit te steken. Excelleren ligt gevoelig in Nederland; het past niet in de cultuur. Ondernemers zijn daardoor niet echt bereid risico’s te lopen. Schoolverlaters blijken dan ook nauwelijks belangstelling te hebben voor het zelfstandig ondernemerschap. We moeten daarom onze ambities bijstellen, kijken waar we wel goed in zijn en daar de aandacht op richten.
Dit betekent dat we vooral de banenmotor, het midden- en kleinbedrijf, moeten stimuleren. Of zoals Smits het uitdrukt: "De Nederlandse economie verbeteren is het mkb in Nederland verbeteren." Het mkb, waartoe 99 procent van alle bedrijven behoort, is goed voor 72 procent van de werkgelegenheid.
Volgens Klooster is daar met de inzet van ict nog veel te halen. Het mkb is behoorlijk achtergebleven als het gaat om het toepassen daarvan in zijn bedrijfsprocessen. Voor deze ondernemers is het echter heel lastig om subsidies binnen te halen; zij hebben de expertise daarvoor eenvoudigweg niet. Bovendien gaapt er een enorme kloof tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven. Het mkb heeft vooral behoefte aan praktische toepassingen. De innovatiecentra van Syntens proberen wel om alle betrokkenen bij elkaar te brengen, maar branche- en koepelorganisaties zouden wat dat betreft meer moeten doen. Smits vindt deze te behoudend.
De problemen die het overdragen van echte inventies aan het per definitie versnipperde mkb met zich meebrengt zijn volgens Smits niet direct een drama. Pure r&d is de duurste manier om te innoveren. Voor het mkb is incrementele innovatie veel belangrijker, om bestaande kennis toe te passen. Daarbij moet beter worden gekeken naar de specifieke behoeften. Bovendien moet het mkb worden geholpen de kerncompetenties en de meerwaarde te identificeren, zodat duidelijk is waar de innovatiemogelijkheden precies zitten.
Voorsprong in telecom
De telecomsector, die sterk verbonden is met de ict-branche, is volgens Van den Dool een voorbeeld van een sector die het in Nederland juist wel goed doet. Waar Europa in de mobiele telefonie al een grote voorsprong had op de VS, loopt Nederland met Engeland binnen Europa nog eens voorop. Het wordt gezien als gidsland, waar nieuwe diensten als eerste worden uitgeprobeerd. Voorbeelden daarvan zijn mms en het versturen van filmpjes. Ook i-mode, gprs, umts, wap, roaming en adsl zijn allemaal nieuwe technologieën. Hoewel ze niet allemaal een succes zijn geworden, hebben de telco’s wel de risico’s van de introductie ervan genomen. Natuurlijk stond KPN onder druk om met i-mode te proberen geld uit de markt te halen. Deutsche Telecom en France Telecom deden dat echter niet, terwijl deze bedrijven met een vergelijkbare schuldenlast te maken hadden.
Ondanks de markt en de bedrijfscultuur durft de telecombranche kennelijk wel zijn kop uit te steken, keuzes te maken en knopen door te hakken.
Meest innovatieve bedrijf De imago-lijst met meest innovatieve ICT-bedrijven laat dit jaar weinig spectaculaire veranderingen zien vergeleken met de editie 2002. IBM en Microsoft voeren de lijst onveranderd aan, alleen is Hewlett Packard een plaats opgeschoven naar de derde positie, ten koste van Oracle dat lager in de top 10 eindigt op de zevende plaats. Een forse stijger is Citrix, binnen op tien van de achttiende plaats. Opvallend gedaald is Borland, dat, hoewel te klein om te worden opgenomen in de Computable 100, vorig jaar nog de 22e plaats bekleedde. Borland is nu gezakt naar de 33e plaats. Software AG incasseert dit jaar op verscheidene terreinen klappen, onder meer in deze lijst waar het bedrijf dit jaar uit is verdwenen. Het imago-onderzoek weerspiegelt de perceptie van 1.465 lezers van Computable. Elk van de respondenten selecteerde met een online enquête in elk van de drie onderzochte categorieën vijf bedrijven, die vervolgens een cijfer kregen. Het resultaat is de in deze lijsten vermelde score. |
Bovendien doet de Opta hier goed werk; ze dwingt partijen te concurreren. Ook Engeland heeft een sterk toezichtsorgaan, in tegenstelling tot Duitsland en Frankrijk, waar de toezichthouders veel minder actief zijn. Kennelijk heeft de Opta de juiste balans weten te vinden. Om concurrenten van een voormalig staatsbedrijf als KPN te stimuleren, moet je reguleren. Doe je dat te strak, dan maak je het bedrijven onmogelijk om nog te investeren. De gevolgen daarvan hebben we bijvoorbeeld gezien bij de stroomleveranciers in Californië. Het is interessant om te zien dat zelfs in deze slechte conjunctuur de innovaties op het gebied van de tariefstelsels van de telecomaanbieders gewoon zijn doorgegaan.
Nu de markt niet meer groeit in aantallen gebruikers, moeten operators meer en andere (duurdere) diensten ontwikkelen. Bovendien willen telco’s prepaid-gebruikers overzetten naar een vast abonnement. De arpu (average revenue per user) van de eerste groep bedraagt zo’n twintig euro per maand, terwijl die van de tweede groep rond de vijftig euro ligt. Dit is ook de reden waarom een bedrijf als T-Mobile, dat zich tot voor kort vooral op de onderkant van de markt richtte, nu aantrekkelijke aanbiedingen heeft voor bedrijven.
Op het vaste net gebeurt ook van alles. Bedrijven zeggen nu bijvoorbeeld massaal hun point-to-point huurlijnen op en stappen over naar op het internet protocol gebaseerde virtuele privé-netwerken (ip vpn’s) over adsl. Ze zijn nu weliswaar nog vooral bezig met kostenbesparingen, en nog niet met investeringen en het uitnutten van die verbindingen, maar dat heeft vooral te maken met de economie.
Overheid zakt af
Klooster noemt de overheid als een van de voorbeelden van een sector waar het veel minder goed gaat. Volgens hem is er onmiskenbaar minder te besteden, en wordt er daardoor duidelijk minder geïnnoveerd. Overheden zouden juist anticyclisch te werk moeten gaan. Innovatie is immers de enige manier om tot productiviteitsverbetering te komen.
Voorheen presteerde Nederland juist heel goed met ict en e-government. Het was bijvoorbeeld het eerste land dat elektronische belastingaangifte mogelijk maakte. De afgelopen jaren is het echter van die toppositie afgezakt; nu is het een goede middenmoter.
Van den Dool hoopt dan ook dat de overheid niet alleen beleid voor andere partijen maakt, maar de komende tijd ook naar de eigen backoffice processen zal kijken. Ze zal meer grote projecten moeten oppakken om de eigen dienstverlening te verbeteren. Nederland kan op dit gebied veel leren van de Belgen en de Denen, die druk in de weer zijn met respectievelijk informatie-uitwisseling met de overheid en een centrale infrastructuur voor alle zorgverleners.< BR>
wtf waar slaat dit op?