Linux, Eclipse en My SQL zijn voorbeelden van open source softwareproducten. Organisaties kunnen niet langer om de vraag heen of ze wel of niet deze op fundamenteel andere wijze ontwikkelde software moeten gaan inzetten. Ofwel: is open source software belangrijk of niet? Mijn antwoord zou zijn: niet echt. Tenminste, als ik het standpunt inneem van een softwaregebruiker, zoals een bank of transportbedrijf. Voor een softwareleverancier daarentegen geldt het tegenovergestelde.
Als een gebruiker een softwareproduct wil aanschaffen, start hij eerst een evaluatietraject. In dit traject vergelijkt hij diverse alternatieven op grond van bepaalde criteria. Deze criteria zijn te verdelen in technische, zoals schaalbaarheid, robuustheid en prestaties, en niet technische, zoals prijs, kwaliteit van de ondersteuning, mogelijke invloed op de verdere ontwikkeling en de toekomstperspectieven van de leverancier.
Over de vraag of open source software aan de gestelde technische criteria voldoet zijn geen algemene beweringen te maken. Dat is productafhankelijk. Hetzelfde geldt trouwens voor commerciële software.
Op de niet technische criteria scoort open source software zwak. De aanschafprijs en de licentiekosten zullen laag zijn, maar wat heb je daaraan als de ondersteuning matig is, de toekomst één groot vraagteken is en je als gebruiker totaal geen invloed hebt op de wijze waarop het product evolueert. Vergeet niet dat er uiteindelijk een forse investering zal rusten op elk softwareproduct, dus dan wil een klant zekerheden.
Voor de softwareleveranciers en hun relatie met open source software geldt een heel ander verhaal. SAP bijvoorbeeld heeft recentelijk een overeenkomst met My SQL afgesloten. Dit heeft er toe geleid dat een Amerikaanse investeringsmaatschappij 19,5 miljoen dollar steekt in My SQL. Daardoor krijgt het de mogelijkheid de functionaliteit van de databaseserver te versterken en competitiever te maken ten opzichte van commerciële producten als DB2, Oracle en SQL Server. Het voordeel voor SAP zou kunnen zijn dat het in de toekomst een goedkopere databaseserver kan meeleveren, waardoor zijn gehele product goedkoper zal worden.
Een ander voorbeeld betreft diverse eai-tools en ‘choregrafie-engines’, waarbij bijna altijd gratis de JBoss open source applicatieserver meegeleverd wordt. De leveranciers gebruiken de ingebakken mogelijkheden van deze applicatieserver. Dat bespaart ontwikkeltijd.
Eclipse van IBM is ook een interessant voorbeeld. Deze ontwikkelomgeving is initieel door IBM ontwikkeld en vervolgens in het publieke domein geplaatst. Vele programmeurs hebben het gedownload en gebruikt, waardoor het grondig getest en verbeterd is. Uiteindelijk heeft IBM het zelf gebruikt om de Websphere-ontwikkelomgeving te bouwen. Met andere woorden: het heeft op zeer goedkope wijze ontwikkel- en testprogrammeurs ingezet. Slim!
De softwareproducten die leveranciers moeten ontwikkelen worden steeds omvangrijker. Ze passen niet meer op één of twee floppies; er zijn soms vele propvolle cd’s nodig. Het is voor veel leveranciers haast onmogelijk geworden alles zelf te ontwikkelen. Zeker voor starters zou de initiële investering in tijd en geld wel eens te groot kunnen zijn. Vandaar dat ze steeds meer delen van de functionaliteit opvullen met open source software.
Ook al kopen gebruikers zelf geen open source software, het zal toch in rekencentra binnenkomen, omdat het met commerciële software meegeleverd wordt. De kans is dus groot dat ze uiteindelijk allemaal toch open source software op hun machines hebben draaien, ook al is het oninteressant vanuit het perspectief van de gebruiker.< BR>
Rick F. van der Lans is onafhankelijk adviseur, een internationaal bekend spreker en auteur van diverse boeken, tevens gespecialiseerd in softwareontwikkeling, datawarehousing en internet.