Iedereen kent wet van Moore: de dichtheid van transistors op een chip verdubbelt iedere achttien maanden. Weet iemand ook wat de gevolgen zijn? Michiel van Genuchten, vandaag benoemd als de eerste hoogleraar Softwaremanagement aan de Technische Universiteit Eindhoven. "Het gaat niet om de hardware, het gaat om de software."
|
Toepassingen waar vroeger toegewijde hardware en software voor nodig waren, aldus Van Genuchten, wordt nu op een standaard processor uitgevoerd. "Beeldverbetering? Daar is een pentium niet voor bedoeld; maar hij kan dat ondertussen best aardig."
De televisie en de videorecorder uit zijn illustratie zijn slechts dagelijkse voorbeelden. De grotere mogelijkheden van microprocessor en software leidt tot de aanwezigheid ervan in bijna alle apparaten. "Behalve voorlopig de waterkoker. Daarvan komt straks vast een slimme variant; een die zichzelf uitzet voor hij droogkookt."
Nog interessanter vindt hij het dat de hoeveelheid software niet alleen in de ict toeneemt, maar in alle industrieën; in bijvoorbeeld geautomatiseerde laboratoria van chemiegiganten, in ziekenhuisapparatuur, de auto- en de telecomindustrie.
Vierhonderd manjaar
Een miljoen regels code is ongeveer de hoeveelheid code nodig voor een medische scanner. Het is slechts een procent van de software die nodig is om een intercontinentaal telefoongesprek mogelijk te maken. Zoveel code beslaat ongeveer twintigduizend pagina’s. En het kost tussen de veertig en vierhonderd jaar om te maken.
Van Genuchten gebruikt deze cijfers als verklaring naar zijn onderzoek naar het voorkomen van bugs – een belangrijk doel van zijn leerstoel is om uit te zoeken welke processen, methoden en hulpmiddelen bijdragen aan softwareontwikkeling. Het doel is om via empirisch en kwantitatief onderzoek er aan bij te dragen dat de kennis over softwareontwikkeling begint te lijken op de kennis uit andere wetenschapsgebieden.
De cijfers vormen echter ook het opstapje naar een ander onderzoeksveld van de hoogleraar. Zijn zelfgekozen titel ‘Het ontwikkelen en kopiëren van software’, dekt de lading niet. Van Genuchten denkt na over de gevolgen voor de industrie van de toename van de hoeveelheid software in hun proces en in hun apparaten. "Die gevolgen zijn verreikend", concludeert hij.
Het is het onderzoek waar hij in 1996 zijn eerste publicaties aan wijdde. Toen bestond zijn overzicht van de ict-historie nog uit vier stappen. De eerste fase is die van hardware waarin geen software in het elektrotechnische product zit; bijvoorbeeld de waterkoker. De tweede fase is die van ingebedde software. Een deel van de functies van een product wordt gerealiseerd door middel van software, maar die wordt als onderdeel van de hardware verkocht. Van Genuchten gebruikt voor zijn uitleg economische definities. "Ingebakken software is code die niet op de rekening vermeld wordt."
De derde stap is die van de fabriekseigen programma’s. Software wordt afzonderlijk van de hardware verkocht, maar werkt alleen op hardware van dezelfde leverancier: bijvoorbeeld medische scanners. De vierde fase is die van open systemen, software die werkt op hardware van anderen. Voorbeelden vindt Van Genuchten besturingssystemen als Unix en het Dos-/Windows-platform. "Veranderen van pc-merk A naar merk B is minder ingrijpend dan de implementatie van een nieuw erp-pakket."
Vijfde stap
Volgens Van Genuchten kan er nu een vijfde stap aan het schema worden toegevoegd, die van open source. "Er ontstaat een beweging om software, inclusief broncode, gratis ter beschikking te stellen aan iedereen die deze wil gebruiken. Het begon als filantropische hobby, maar het is inmiddels een serieuze beweging waar grote leveranciers zich achter stellen.
Hij noemt niet alleen IBM ("Dat bedrijf heeft het in de vierde fase gewoon verloren van Microsoft. Nu willen ze hun positie heroveren."), maar ook Sony als sprekend voorbeeld. Sony is lid van het consortium (waaraan onder meer Philips, Samsung en LG deelnemen) dat met Linux consumentenelektronica wil maken die via netwerken onderling verbonden wordt. "Sony is een bedrijf dat in alle fasen zit van mijn model. Het levert hardware, in hun tv zit ingebakken software, ze doen mee met de pc-industrie en Linux, dat roepen ze nu ook al."
Het verschijnen van een standaard maakt het mogelijk dat softwarebedrijven toepassingen schrijven zonder zich te bekommeren over de hardware. De consumentenelektronica is een zeer grote markt, maar daar houdt de invloed van software niet op. De kennis die nodig is voor bijvoorbeeld het fabriceren van bijvoorbeeld auto’s gaat steeds meer worden vastgelegd in software. "Niet alleen de pc gaat open, de rest gaat ook open."
Dat betekent, aldus Van Genuchten, dat de Europese industrieën dezelfde strijd te wachten staat als de Europese computerindustrie. "En die is omgevallen. Want het gaat niet om de hardware, het gaat om de software."
Opletten geblazen
Van Genuchten waarschuwde hiervoor afgelopen maand al in Den Haag, bij de aftrap van het plan voor het stimuleren van open source software voor overheden. Nederland en Europa moeten opletten, willen ze bij het ontstaan van een nieuwe generatie software-industrie niet opnieuw de strijd verliezen. Tegenstander is nu niet alleen Amerika, de winnaar van de vorige fase uit het model van Genuchten. Ook China maakt zich klaar om op het gebied van software een grote rol te gaan spelen. "Het heeft software als hoogste prioriteit op de technologie-agenda gezet."
Hoogleraar Softwaremanagement Michiel J.I.M. van Genuchten wordt vandaag bij de Technische Universiteit Eindhoven benoemd als de eerste (deeltijd) hoogleraar Softwaremanagement. Van Genuchten werkte rond begin jaren 90 lange tijd als onderzoeker en projectleider bij Philips. In 1991 promoveerde hij op zijn onderzoek naar de beheersing van grootschalige softwareontwikkeling, ‘Towards a software factory.’ In 1993 richtte hij zijn eigen softwarebedrijf op. Dat bedrijf groeide uit tot Groups Support, een ontwikkelaar en verkoper van groupware, collaboratie-programma’s. Dit artikel is een bewerking van zijn intreerede, aangevuld met delen uit een interview van eind mei. |
Software wordt een product, waarvan de productie kan worden uitbesteed aan landen waar het arbeidsloon nog laag is. Van belang is echter waar het hoofdkantoor staat, legt Van Genuchten uit. "We laten vooralsnog de kans voorbij gaan hier een interessante industrie te ontwikkelen." De hoofdkantoren van de software-industrie staan vooral in de Verenigde Staten. In de top-honderd van ict-bedrijven, staat de eerste Nederlandse softwareleverancier op plaats 42, te weten Baan. En dat is inmiddels een onderdeel van een ander, niet Nederlands bedrijf. De volgende softwareleverancier is Exact, op plaats 56. "De Nederlandse ict-industrie is respectabel, maar heeft weinig met software te maken."
Geen software-export
De import van ict-goederen naar Nederland, als aandeel in de totale import, steeg tussen 1995 en 2000 van 12 naar 19 procent. De uitvoer van ict-producten groeide daarentegen nauwelijks, terwijl de totale uitvoer wel redelijk toenam.
En Nederland exporteert nauwelijks software. Het zijn hier voornamelijk de servicebedrijven die de markt bepalen. Software servicebedrijven verkopen hun kennis in de vorm van uren of services, maar niet in de vorm van software. Het nadeel is dat uren niet te reproduceren zijn. Deze services worden dan ook nauwelijks geëxporteerd, sterker nog, sinds 2001 worden ook deze diensten vooral geïmporteerd. Het tekort op de Europese betalingsbalans is zo’n 38 miljard euro per jaar. "Gebeurt dat straks ook met de andere industrieën, dan neemt het tekort met factoren toe."
In Nederland zien we dat de industriële productie afneemt, zo stelt Van Genuchten in zijn rede. Een aantal partijen schijnt de indruk te hebben dat we dan vanzelf een kenniseconomie worden. Dit is een illusie. Elkaar achter de dijken adviseren en uren verkopen, leidt niet tot toegevoegde waarde, laat staan tot exporteerbare producten.
De politiek moet het probleem niet te lijf met de zoveelste subsidiestroom. Van Genuchten gelooft niet zo in grote initiatieven die vanuit Den Haag de softwareindustrie kunnen aanjagen. "Ze zijn een grote klant. Ze kunnen wellicht meer producten kopen en minder maatwerk laten doen." Het is in ieder geval belangrijk dat ze er in Europa zich bewust van zijn dat deze veranderingen op stapel staan. "De software-industrie wordt bepaald door klanten en bedrijven. Niet door de overheid."