De rappe opmars van het Amerikaanse leger naar Bagdad werd mede mogelijk door het gebruik van geavanceerde rfid (radio-frequency identification) in de aanvoerlijnen. Met ’total asset visibility’ weten generaals te allen tijde waar ter land, ter zee of in de lucht de containers met bommen, brandstof en bruine bonen zich bevinden. De technologie wordt inmiddels ook uitgeprobeerd om het containervervoer tussen Rotterdam en de VS te beschermen tegen Osama en zijn trawanten.
Wat is rfid? Rfid of ‘radio frequency identification’ is het superslimme broertje en tevens de prima donna concurrent, van de bekende streepjescode. Het is een verzamelnaam voor technologieën die gebruik maken van een radiosignaal om goederen, voertuigen, dieren of mensen te laten identificeren door apparaten. Ze gebruiken allemaal een rfid-tag of rfid-transponder die bestaat uit een microchip en een kleine antenne. Door de antenne kan de chip een identificatienummer en andere informatie sturen naar een lezer die het signaal omzet in digitale data. De gemiddelde smart-tag kan maximaal zo’n 2 KB aan data bewaren. Passieve tags hebben geen eigen energiebron, ze benutten het elektomagnetische veld van een lezer om een stroom te induceren in de chip. Actieve tags hebben zelf een batterij om de chip te activeren en kunnen een signaal over een grotere afstand (tot zo’n 100 meter) uitzenden. Er bestaan zowel read-only als read-write tags. Vooral de prijs van de passieve tags is in de afgelopen jaren door nieuwe productiemethoden aanzienlijk gezakt. Een eenvoudige passieve tag kost niet meer dan dertig eurocent en concurreert daardoor met streepjescodes met name in applicaties waarbij (dure) items individueel geïdentificeerd moeten worden. Gecompliceerde rfid-tags die gekoppeld zijn aan sensors (die temperatuur of vochtigheid meten) zijn aanzienlijk duurder (soms wel 100 euro per stuk). Het knelpunt bij de introductie van mondiale rfid-systemen is dat er een veelheid aan standaards bestaat en dat verschillende leveranciers en verschillende landen gebruik maken van verschillende radiofrequenties. |
Tijdens de Eerste Golfoorlog in 1991 werkten de aanvoerlijnen van het Amerikaanse leger nog op het oeroude ‘je-weet-maar-nooit’ (ofwel ‘just-in-case’) principe, een idee dat al bekend was bij de Carthaagse veldheer Hannibal toen die met zijn olifanten over de Alpen trok. Officieren in de VS maakten een schatting van wat het leger nodig zou hebben aan munitie, voedsel en onderdelen en duwden vervolgens deze voorraden de pijplijn in. Uiteraard werden er extra voorraad gestuurd voor het geval men zich vergist had. Officieren in het Midden-Oosten bestelden onderdelen en wanneer die na een paar dagen niet waren gearriveerd, bestelden ze dezelfde goederen voor alle zekerheid nog maar eens.
‘Container diving’
Operatie Desert Storm was strategisch een succes, maar logistiek een nachtmerrie. Meer dan de helft van de tachtigduizend containers die uit de VS naar het Midden-Oosten werden verscheept moest worden opengemaakt – vaak meerdere keren – om te zien wat er eigenlijk in zat. Omdat dit ‘container-diving’ niet altijd even grondig werd gedaan, aten sommige soldaten drie keer per dag een ontbijt en anderen drie keer per dag een lunch. Ook containers met munitie moesten worden opengemaakt om te zien wat voor kogels en bommen er precies in zaten. Tienduizenden containers werden na Operatie Desert Storm ongeopend teruggezonden naar de VS.
Door de lange aanvoerlijnen is de logistiek van Operatie Iraqi Freedom nog complexer dan die van de vorige Golfoorlog. Volgens onofficiële cijfers wordt er per dag vanuit Koeweit gemiddeld 60 miljoen liter dieselbrandstof, een miljoen liter water, vierduizend ton munitie en 330.000 maaltijden via de aanvoerlijn richting Bagdad gepompt. Ondanks de lange verbindingslijnen lijkt het erop, dat men er goed in is geslaagd de troepen in Irak te bevoorraden. We moeten daarbij natuurlijk een slag om de arm houden: de verhalen van wat er allemaal mis ging tijdens zo’n oorlog duiken meestal veel later pas op.
Het grote verschil tussen Desert Storm en Iraqi Freedom is dat het Amerikaanse leger in de tussenliggende jaren is overgestapt van het ‘just-in-case’- naar het ‘just-in-time’-pincipe voor alle logistieke operaties. Om ’totale transparantie’ in de toeleveringsketen te bereiken, heeft het Amerikaanse ministerie van defensie een op Rfid-technologie (radio-frequency identification) gebaseerd systeem geïntroduceerd. Daarmee kunnen personen in het leger met de juiste toegangsrechten te allen tijde een Sybase databank raadplegen, die laat zien waar ter wereld alle 270.000 containers van het leger zich bevinden en wat hun inhoud is.
In januari 2003 gaf generaal Paul Kern, de commandant van Army Materiel Command, opdracht aan de logistieke troepen dat alle pallets voor luchttransport en alle containers met voorraden voor militaire operaties voorzien moeten zijn van elektronische labels (rfid-tags), die de locatie en de inhoud aangeven. Kern schreef: "Rfid is het enige gereedschap dat ons echt in staat stelt belangrijke verschepingen te identificeren en te lokaliseren." Terwijl veel bedrijven nog dubben of rfid bruikbaar is voor het stroomlijnen van de aanvoerketen is de Amerikaanse legertop er al helemaal voor gewonnen. Hoe werkt het?
Van Blue Grass naar Bagdad
Een groot deel van de munitie en onderdelen die het leger gebruikt in Irak is afkomstig van het Blue Grass Army Depot, een complex van 4000 hectare en 1100 gebouwen in Kentucky. Dozen met legerlaarzen, kogels en helicopteronderdelen die zijn voorzien van streepjescodes worden hier op pallets en in ’triwall-containers’, een soort verhuisdoos op een pallet. Het magazijnpersoneel scant de streepjescodes van de dozen en koppelt die aan zogenoemde high-capacity PDF417-streepjescode en rfid-labels die op de verhuisdozen en de pallets zijn aangebracht.
Alle informatie over dozen, pallets en containers wordt opgeslagen op een ‘optical memory card’ (optisch geheugen in de vorm van een bankpasje) die bij de lading blijft. Alle data worden ook verzonden naar een centrale database op een Windows-server in Ford Belvoir, Virginia. Vervolgens worden alle ’triwall-containers’ en pallets geplaatst in grote scheepscontainers met een lengte van 13 meter. Deze grote containers hebben actieve rfid-tags waarin alle informatie wordt opgeslagen over de pallets en de verhuisdozen die er in zitten. De informatie wordt ook bewaard op een ‘master optical memory card’ (die bij de container blijft) en ingevoerd in de centrale databank. De containers vertrekken vervolgens door de lucht of over het water naar Koeweit.
Het Amerikaanse ministerie van defensie heeft op meer dan 400 locaties in veertig landen vaste of mobiele ‘lezer-toestellen’ geplaatst die de signalen kunnen aflezen die de rfid-tags op de containers uitzenden (met een zendbereik van ongeveer 100 meter). De vaste ‘lezers’ bevinden zich bij de uitgang van magazijnen, op militaire vliegvelden, in havens, langs spoorwegen en op andere plaatsen waar het leger actief is. Wanneer een lezer een rfid-signaal van een container registreert, geeft het apparaat het identificatienummer met tijd, datum en locatie door aan de centrale databank.
In de hele wereld kunnen tegelijkertijd 15.000 geautoriseerde gebruikers via een vpn (virtual private network) van het ministerie van defensie exact nagaan waar in de pijplijn een bepaalde container zit. Deze gebruikers hebben ‘in-the-box visibility’, ze kunnen op hun computer tot in een willekeurige container controleren wat er in zit. Het nieuwe systeem heeft korte metten gemaakt met de papieren rompslomp. Voor de introductie van tav (total asset visibility) moesten voor iedere container vijf series van verschillende formulieren worden ingevuld. Nu is nog maar één set documenten per container nodig.
Paaltjes langs de weg naar Bagdad
Sinds het begin van Operatie Iraqi Freedom heeft het leger in Koeweit en Irak 64 mobiele eenheden in gebruik genomen waarmee rfid-tags worden gelezen. Het personeel op de zogenaamde ‘logistic staging area’s’, opslagplaatsen van legervoorraden langs de weg tussen Koeweit en Bagdad, beschikt ook over handscanners waarmee de informatie van streepjescodes, optische schijven en rfid- tags kan worden gelezen. Wanneer een legervrachtwagen met containers een lezer in de woestijn passeert, geeft deze de identificatienummers van de containers via Iridium (inderdaad, het failliete satellietsysteem voor mobiele telefonie . . .) door aan de centrale databank van het ministerie van defensie.
Het personeel van de opslagplaatsen hoeft niet langer in allerlei containers te duiken wanneer een commandant aan het front onderdelen voor een tank bestelt. Als een container aan de hand van de ’tag’ eenmaal is geïdentificeerd, kan het personeel de info uit de centrale databank downloaden in een locale computer en deze dump gebruiken als paklijst bij het uitladen. Met ’total asset visibility’ wordt het mogelijk de bestemming te veranderen van containers die al onderweg zijn. Dat is van groot belang op een dynamisch slagveld waar troepen voortdurend van positie wisselen.
Het hele systeem waarmee de militairen hun transporten en voorraden in de gaten houden is voorzien van de indrukwekkende naam ’transportation coordinator’s automated information for movement system II’ (TC-AIMS II). Volgens de Accounting Office, de Algemene Rekenkamer van de VS, had het leger tijdens operatie Desert Storm 2 miljard dollar kunnen besparen wanneer het had beschikt over een dergelijk systeem. Het ministerie van defensie is nu bezig het systeem te integreren met het ‘automated air load planning system’, een systeem dat de beschikbare ruimte in vrachtvliegtuigen verdeelt, en met het ‘integrated computerized deployment execution system’, een systeem waarmee het laden van schepen wordt beheerd.
Toepassing in containervervoer
Het grootste rfid-tracking systeem van de wereld is voor het leger ontwikkeld door het Amerikaanse bedrijf Savi Technologies uit Sunnyvale in Silicon Valley, Californië. De oprichter van dit bedrijf dook in het begin van de jaren negentig in de rfid-technologie nadat zijn zoontje was zoekgeraakt in een grote winkel. Hij bedacht dat met een zendertje een verdwaald kind gemakkelijk terug te vinden zou zijn. De ‘smart tag’ voor kinderen kwam nooit van de grond maar leidde wel – met financiële steun van het ministerie van defensie (Darpa) – tot de technologie die nu wordt gebruikt om met dodelijke precisie bommen en granaten af te leveren.
‘Total asset visibility’ op basis van rfid heeft ook de belangstelling gewekt van het Amerikaanse ministerie van Homeland Security waar men zich grote zorgen maakt over de controle op de 17.000 containers die gemiddeld per dag via de havens Amerika binnenkomen. Men is bang dat Osama Bin Laden en zijn trawanten containers zullen gebruiken om een ‘vieze bom’ of bio-chemisch bommen het land in te smokkelen. Vandaar dat het ministerie met de drie grootste containerverladers ter wereld (Hutchison-Whampoa, PSA en P&O Ports) ‘smart and secure tradelanes’ (SST) heeft gelanceerd, een initiatief waarbij ook rfid-tags getest zullen worden voor het identificeren en beveiligen van containers.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van dezelfde technologie die Savi heeft ontwikkeld voor het Amerikaanse leger. Interessant voor het ministerie is dat de rfid-tags van Safi niet alleen aangeven waar een container is en wat erin zit, maar ook alarm slaan als de container onrechtmatig wordt geopend. De ’tag’ wordt als een soort verzegeling over het slot van de container geplaatst. Volgens het Amerikaanse tijdschrift Security Voice zijn naast een groot aantal Amerikaanse havens ook Hong Kong, Singapore, Rotterdam, Antwerpen en het Britse Felixtowe betrokken bij het SST-initiatief.
In het kader van het SST -initiatief is men begonnen met een testperiode van zes maanden waarin vrachtcontainers voorzien van tweeweg rfid-tags per vrachtwagen, trein en schip verzonden zullen worden van een legermagazijn in Virginia naar een distributiecentrum in het Duitse Germersheim. De tags op de containers zullen niet alleen signalen sturen naar de vaste lezers van het ministerie van defensie maar ook naar het Cargo-mate systeem van het bedrijf PAR dat gebruik maakt van gps-satellieten. De test moet duidelijk maken of Savi’s ’total asset visisibility’ tussen Virginia en Germersheim dezelfde beveiliging kan leveren als tussen Koeweit Stad en Bagdad.< BR>