Fred van der Molen beschouwt en becommentarieert het ict nieuws van de afgelopen week. Met deze keer: Wie weet wat Imei is? Waar is de aandeelhouder? Wat is de ‘de facto’ uitwisselingsstandaard voor documenten? Is er dan nog meer open-broncode software?
Wie weet wat Imei is?
… iedereen wiens mobiele telefoon is gestolen. Want bij de aangifte vraagt de politie altijd naar het International Mobile Equipment Identity-nummer, oftewel het imei-nummer. Maandelijks worden er zo’n 20.000 mobiele telefoons gestolen, de meeste via straatroof op jongeren, niet zelden onder bedreiging of met geweld. De wereld zou wat veiliger worden als het stelen van mobieltjes niet loonde, bijvoorbeeld omdat gestolen telefoons onbruikbaar kunnen worden gemaakt. Dat kan technisch ook dankzij dat imei-nummer, alleen het gebeurt niet.
Twee jaar geleden startte de Amsterdamse politie met een uiterst succesvol ‘sms-bombardement’ naar gestolen toestellen. Een andere sim-kaart monteren bood de dieven geen soulaas, want KPN kon dankzij het imei-nummer achterhalen van welk nieuw nummer de gestolen telefoon werd voorzien. De nieuwe abonnee werd direct weer belaagd door mededelingen dat hij een dief of een heler was. Dat hielp. De diefstal van gsm’s liep in Amsterdam sterk terug. Andere korpsen volgden, maar inmiddels hoor je er weinig meer van. Ik vrees dat de hoge kosten de politie en KPN (andere providers deden niet mee) hebben afgeschrikt.
Dat is niet erg, want er is een veel effectiever wapen voor handen: de telefoons helemaal blokkeren. In Engeland starten de gsm-aanbieders daar nu mee (zie http://www.immobilise.com). De imei-nummers van alle gestolen telefoons worden opgenomen in een centrale database. Vervolgens weren de aanbieders deze telefoons van hun netwerk waardoor ze in Engeland niet meer zijn te gebruiken. De volgende stap is een internationale database, liefst te beginnen in Nederland. Maar hier is men nog niet zover. De vraag lijkt vooral wie de exploitatie van deze dienst moet gaan financieren. Mijn gratis advies: help het project met een bijdrage van rijk en telco’s van de grond en regel de exploitatie via opcenten bij de aanschaf van een mobiele telefoon. Geen getalm, heren! Hier is een nationaal belang in het geding.
Waar is de aandeelhouder?
… achter de brede rug van de commissaris. Al jaren wordt er in Nederland schande geroepen over de hoogte van bonussen, optieregelingen en vertrekpremies in het bedrijfsleven. Met de internationalisering van ons bedrijfsleven deed tot veler schrik ook hier de ‘exhibitionistische zelfverrijking’ (Wim Kok) zijn intrede, zo zeer zelfs dat voor een ‘kleptocratentax’ (Lodewijk de Waal) wordt gepleit. De critici hebben een punt. Begrijp me goed: ik misgun de hardwerkende ceo niet een inkomen van het niveau van Kluivert en Van Nistelrooij. Mijn bezwaar is dat de hoogte van de beloningen in geen enkele verhouding meer staat tot de geleverde prestaties en de lengte van het dienstverband. Voorbeelden van alleen de laatste maand zijn de vertrekpremies voor Paul Smits (KPN, 2,87 miljoen euro) en Dick Brown (EDS, 35 miljoen dollar). Verdedigers van deze riante regelingen stellen altijd dat je anders geen toptalent aan je kunt binden en dat je als topman een hoog afbrandrisico hebt. Dat laatste blijkt in de praktijk erg mee te vallen. Het eerste wordt vanzelf waar als iedereen eraan mee doet. Aandeelhouders zouden deze periode van laagconjunctuur moeten benutten om deze ontwikkeling terug te ploegen. Bij HP breekt dat inzicht door, ongetwijfeld mede na het bericht over de vertrekpremie van Capellas (16 miljoen dollar). Maar hét probleem is dat aandeelhouders weinig meer te vertellen lijken te hebben over de bedrijfsvoering. Commissarissen wel, maar dat zijn veelal zelf topmannen van andere bedrijven. Die zien het nut van hoge bonussen en vertrekpremies maar al te goed in. Zo is een situatie ontstaan waarin de top van het internationale bedrijfsleven elkaar de bal toespeelt, terwijl aandeelhouders en personeel aan de zijlijn staan.
Wat is de ‘de facto’ uitwisselingsstandaard voor documenten?
… uhh, Word? Met de opkomst van e-mail en internet leek het ontbreken van standaard documentformaten een flink probleem te worden. Het was daarom dat Adobe in 1996 met veel tromgeroffel de ‘oplossing’ Acrobat introduceerde onder de slogan ‘een nieuwe visie op informatieverspreiding’. In het kielzog van Adobe introduceerden nog tal van leveranciers programma’s voor het aanmaken en lezen van ‘portable documents’: elektronische documenten die in volledig opgemaakte vorm worden verspreid zonder dat de ontvanger over de hardware, het besturingssysteem, de applicatie en de fonts hoeft te beschikken waarmee het document is gemaakt. Maar programma’s als Replica, Common Ground en WP Envoy verdwenen even snel als ze kwamen. Acrobat bleef en het pdf-formaat groeide in de loop der jaren toch nog uit een de facto standaard. Het belang van de oplossing bleef evenwel beperkt omdat de goegemeente standaardiseerde op de kantoorsoftware van Microsoft. Adobes pdf-formaat heeft niettemin een aantal unieke voordelen op het gebied van bestandsgrootte, beveiliging, autorisatie, zoekfuncties en uitwisselbaarheid. Bij minder gebruikte toepassingen als Autocad en Visio is het pdf-formaat de oplossing om de output te delen met anderen en bij digitale drukprocessen is pdf onmisbaar. Het pdf-formaat heeft zijn weg over de wereld gevonden, maar een grote binnenloper is het nooit geworden voor Adobe. De verdere productsegmentatie die het bedrijf nu op stapel heeft staan, zal dat niet wezenlijk veranderen. In mei verschijnen maar liefst drie verschillende Acrobat-versies. Met de XML-uitbreidingen kunnen pdf-bestanden uitgroeien tot interactieve formulieren. Maar Microsoft beoogt met Info Path iets vergelijkbaars. De Microsoft-factor blijft Adobe parten spelen, dat is al sinds de introductie van Post Script.
Is er dan nog meer open-broncode software?
… Apache, My SQL en Jboss, om er enkele te noemen. Open-broncode software wordt vaak gelijk gesteld met Linux. Dat is begrijpelijk maar niet juist. Er is meer onder de GPL-zon, waaronder een uitdijend aantal bedrijfsapplicaties. Over marktleider webserver Apache hoeven we het niet te hebben, maar het veel minder bekende My SQL timmert ook flink aan de weg. Er zouden nu al vier miljoen serieuze installaties zijn; deze week wordt zelfs de eerste internationale gebruikersconferentie gehouden. My SQL is een verrassende nieuwkomer in een markt die definitief verdeeld leek tussen Oracle, IBM en Microsoft. My SQL legt het tussen deze giganten af op functionaliteit, maar scoort uitstekend op robuustheid, snelheid en natuurlijk prijs. Dat blijkt toch interessant voor bedrijven. Kenmerkend is de opstelling van Meta Group die deze open-broncode applicatie tot voor kort nog afdeed als irrelevant. Nu voorspellen ze dat My SQL in 2006 een marktaandeel van zo’n drie tot vijf procent zal hebben in de grote datacenters. De deftige conclusie: het open-broncode model schuift omhoog in de waardeketen van de software-industrie. Wat My SQL is voor de databasemarkt zou ’the new kid on the block’ Jboss wel eens kunnen worden voor de applicatie-servermarkt.
Fred van der Molen