Veel ‘enterprise integration application’-projecten beginnen zonder een goed overzicht van de problemen die ermee moeten worden opgelost. Dat zegt de Italiaanse Regina Casonato, software-infrastructuur analist bij Gartner research. Ze raadt aan klein te beginnen.
|
Mobiliteit als impuls Een van de impulsen voor eai is het mobieler worden van de beroepsbevolking, aldus de Gartner-analiste. In Europa zijn er nu veertig miljoen mobiele werkers. Die zetten de bedrijven aan tot het integreren van applicaties via de website. Die groeiende mobiliteit veroorzaakt ook de toename van wlan-initatieven. "Ik zie ineens overal hotspots (toegangspunt voor een publiek 802.11-netwerk). Dat is een prachtvoorbeeld voor de toenemde mobiliteit." Een mobielere bevolking moet straks ook op andere manieren benaderd worden. De televisie is straks niet meer het beste kanaal voor bijvoorbeeld voorlichtingscampagnes van de overheid, voorspelt ze. "Wil je snel iedereen bereiken? Dat kan je nu al het best doen met een sms-bericht." |
De managers moeten zich echter het hoofd niet op hol laten brengen door enthousiaste verhalen van eai-leveranciers, zegt ze na afloop van haar toespraak. Aan de andere kant: "De leveranciers hebben goede producten. Ze moeten zich echter ook realiseren dat de klant niet altijd goed luistert."
Eai is volgens Casonato een goede methode voor productiviteitsgroei, maar de integratie van toepassingen is nog lang niet eenvoudig. Een intelligente aanpak gaat om al die redenen dan ook het best met kleine stapjes tegelijk, houdt ze de bedrijfsvertegenwoordigers voor.
Aan het begin van een eai-project is de situatie veelal vergelijkbaar met spaghetti. In zo’n systeem gaat een te groot deel, 30 tot 70 procent, van het budget op aan onderhoud, het veroorzaakt hoge licentiekosten, het biedt geen garantie dat kwaliteit geleverd wordt en het kost gruwelijk veel tijd om een nieuwe applicatie in te voegen.
Ondanks standaarden geen uitwisseling
Welke aanpak gekozen wordt voor eai is overigens niet zo belangrijk, als het systeem maar flexibel is. Een andere vereiste voor een geslaagd eai-project is het afdwingen van een aantal regels en standaarden. Een bedrijf moet ook zeker kiezen voor technologie die is ontworpen voor integratie. "Kopen, niet zelf doen", verduidelijkt ze die stelling.
XML en webservices zijn volgens haar niet meer dan de nieuwste vorm van eai, naast bijvoorbeeld edi (electronic data interchange). "Het is een belangrijke, maar pas ontluikende aanpak."
Standaardisatie van eai-technieken ziet Casonato voorlopig niet plaatsvinden. Webservices noodzaken de verschillende leveranciers wel tot enige standaardisatie, maar volgens de analiste hebben zij geen enkele behoefte hun methode volledig uitwisselbaar te maken met die van hun concurrenten. "Ze wikken en wegen voortdurend af waar ze de eigen methode inzetten en waar de algemeen gebruikte." Dergelijke standaarden komen er dan ook maar heel langzaam, zegt Casonato. "Het algemeen gebruik van Windows voor de desktop of tcp/ip voor netwerken, dat duurde tientallen jaren. Zo zal het met webservices ook gaan."
Eai is nooit af Zonder steun van het management gaat het niet lukken, waarschuwt de Gartner-analiste. "Eai is duur, zeker in het begin." Casonato had zo nog vijf aanbevelingen voor de aanwezigen. Eai is nooit af, het botst met andere – wellicht belangrijkere – projecten, vraagt nogal wat technische kennis, vreet bestaande processen aan en vraagt soms een verandering van bedrijfscultuur. |
De ultieme eai
Naast eai-processen bestudeert de Gartner-onderzoekster ook de manier waarop kennis het best beheerd kan worden. Het is de ultieme vorm van eai, vindt Casonato eigenlijk. "Wat eai doet met alle applicaties achter de gebruikersinterface, dat zou een kennisbeheersysteem moeten kunnen met de gegevens in zo’n systeem." Ofwel: Eai is voor het het volgen van activiteiten; kennisbeheer daarentegen, zal in 2007 zorgen voor 75 procent van de productiviteitsgroei.
Ondanks alle technologie wordt kennis nog nergens goed beheerd, zegt ze. "De mens is nog steeds de integrator van kennis. Kijk maar hoe we informatie moeten knippen en plakken uit onze e-mailapplicatie, kalender, database en tekstverwerker." Toch ontwaart Casonato twee ontwikkelingen die kennismanagement dichterbij brengen. De eerste is de opkomst van portaal-websites. Die ziet ze als een punt waar veel bedrijfsapplicaties en dus gegevens samenkomen. Deze gegevens zijn echter in veel gevallen niet geïntegreerd, "maar het is een begin." De tweede ontwikkeling is de opkomst van clusters van bedrijfstoepassingen. Ze noemt Sap en IBM als voorbeelden; zij leveren aggregaten van websites, content management systemen, koppelingen van applicaties en gereedschappen die het samenwerken makkelijker maken.
Gijs Hillenius