Webservices is een van de recentste modewoorden uit de industrie. Zij, of liever gezegd de acceptatie van standaarden waarop dergelijk diensten gebaseerd moeten worden, hebben veel activiteit gegenereerd. Eindelijk is het er eens een keer niet zo agressief aan toe gegaan zoals gebruikelijk is in de it-industrie.
En hoewel bedrijven groepsgewijs het ene dan wel het andere voorstel steunden, is er een gezonde samenwerking geweest. Zelfs IBM en Microsoft zijn het op de meeste punten met elkaar eens. De reden voor deze ongebruikelijke situatie is noodzaak; het Web brengt onafhankelijke handelsbedrijven bij elkaar, die in het verleden hun eigen systemen en applicaties hebben ontwikkeld, zonder dat rekening werd gehouden met buitenstaanders. Webservices moeten over heterogene systemen werken, en het is in het commerciële belang van alle leveranciers om binnen het raamwerk te werken. Ik betwijfel of het ooit echt eenvoudig wordt; er zal altijd een belangenconflict spelen, en wel .Net versus Java. Er valt te leven met een of twee alternatieven. Concurrentie biedt inderdaad voordelen, maar we hebben geen behoefte aan talrijke alternatieven en aan incompatibiliteit, waaronder de it in het verleden heeft geleden.
Webservices hebben echter een interessant en zeer nuttig bijkomend effect. Het oorspronkelijke idee achter webservices was het bouwen van een technische infrastructuur waarmee leveranciers verschillende diensten konden aanbieden aan diverse potentiële gebruikers. De markt waarop men zich richtte, was natuurlijk e-handel via internet. Met name had men daarbij applicaties voor ogen met interactieve gebruikers, de zogenaamde ‘consumer-to-business’-applicaties.
De webservice-producten zijn gebaseerd op internetstandaarden zoals XML, Soap, enzovoort, inclusief de specifieke Web Services Description Language (Wsdl). Zij definiëren de open methoden waarmee een applicatie een geschikte dienst kan vinden, en eisen die service van een ander, evenals de manier waarop een dienst zijn mogelijkheden kan duidelijk maken. Er wordt gebruik gemaakt van robuuste technologie voor het doorgeven van berichten, met de mogelijkheid te functioneren buiten een firewall. Een belangrijk doel van dergelijke standaarden was de ontwikkeling te stimuleren van een grote hoeveelheid zakelijke ‘bouwsteen’-diensten.
Een voorbeeldscenario: een speciale e-handelapplicatie krijgt toegang tot een dienst die het krediet controleert en gebruikt dan relevante klantgegevens om de diensten van een groothandel en een transportmaatschappij aan te roepen. Bijna elke zakelijke dienstverlening kan erbij betrokken worden, bijvoorbeeld bankieren, verzekering, verscheping, informatie over aandelenbezit, enzovoort. In veel opzichten is dit de moderne en flexibelere ontwikkeling van edi (electronic data interchange).
Dit is een goed concept, een van de meer praktische component-ideeën. Maar na circa vier jaar is het nog steeds geen grote melkkoe geworden. Dat is niet verrassend, omdat het veel meer vergt dan de implementatie van een nieuwe applicatie; het vereist belangrijke wijzigingen in de cultuur van het zakendoen. Het zal zeker lange tijd duren voordat de business is afgestemd op de nieuwe handels- en dienstverleningsmethoden van e-handel. Pas als een significant percentage gebruikersorganisaties en dienstverleners zich hieraan hebben gecommitteerd, zal het werken. Totnogtoe is de vooruitgang bevredigend. Maar nu is er een toegenomen belangstelling, omdat zoveel bedrijven een aantal halfautonome divisies binnen de groep heeft. Ze negeren de buitenwereld niet, maar het is veel makkelijker eerst te proberen het eigen huis op orde te krijgen; de webservice-technologie met de beschikbare software om die te implementeren vormt een aantrekkelijke manier om alle interne systemen te integreren. Dit lijkt op het ogenblik de grootste markt.
Webservice-technieken zullen niet de oplossing zijn voor de hele applicatie-integratieproblematiek. De ontwikkeling van applicaties die draaien op applicatieservers zoals Websphere Cold Fusion, zijn nog het belangrijkst. Zij verbinden namelijk web-frontends direct met de kern-bedrijfstoepassingen, inclusief de grote legacy-applicaties. De meeste organisaties hebben de grootste problemen op het gebied van applicatie-integratie nu aangepakt, en beginnen te kijken naar het volgende niveau van integratie waar webservice-concepten en -producten op de proppen komen. Elke organisatie die deze route kiest, zal een gezonde investering in de toekomst maken, omdat de volgende stap na integratie binnen bedrijven b2b e-handel is, en er een grote behoefte aan webservices is. Het is veel makkelijker om de nieuwe klasse diensten toe te voegen, als de interne integratie-inspanningen op een soortgelijke technologie zijn gebaseerd.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.