‘Bied nieuwe, op een webplatform gebaseerde diensten aan, maar behoud de bestaande ict-infrastructuur.’ Dat was de opdracht die de ontwikkelaars van Deutsche Bank Bauspar meekregen. Om de diversiteit van alle gebruikte omgevingen te kunnen hanteren, werd de ‘model driven architecture’ (mda) van de OMG als leiddraad genomen. De eerste fase van dit project met J2EE, XML en Cobol werd augustus 2002 opgeleverd en kreeg een prijs voor de beste mda-toepassing.
Deutsche Bank Bauspar AG (DBB) hoort, zoals de naam al zegt, bij Deutsche Bank en specialiseert zich in spaarvormen en leningen op het gebied van de aankoop van onroerend-goed. Het ict-systeem van deze hypotheekspaarbank moet aan drie groepen diensten kunnen leveren: klanten willen hun contracten inzien, formulieren ophalen en voorbeeldberekeningen laten uitvoeren via internet; verkooppartners willen bovendien toegang tot uitgebreidere berekeningen en bestandsinformatie die ook zonder internetverbinding (mobiel) beschikbaar moet zijn; de bankmedewerkers willen die bedrijfsprocessen in de ‘backoffice’ verwerken zonder de gegevens zelf nogmaals te hoeven invoeren. Er zijn enkele tienduizenden bankmedewerkers en verkoopagenten en zij zijn verspreid over 1250 kantoren. Het aantal bankklanten dat het systeem gaat gebruiken is niet bekend.
Websites http://www.deutsche-bank-bauspar.de http://www.kc.com http://www.edcubed.com http://www.io-software.com http://www.convergentarchitecture.com http://www.omg.org/mda |
De kernlogica blijft daarbij op het IBM-mainframe en de presentatielogica wordt verzorgd door een Bea Weblogic Server, onder Sun Solaris. Eindgebruikers werken met webapplicaties die Bauspar zelf heeft ontwikkeld. Transacties die via internet door klanten zelf worden gegenereerd, en dus nog moeten worden geverifieerd, komen tussentijds in een Oracle database terecht.
Omdat elke verandering in gegevensstructuren invloed heeft op het kernsysteem, met hoge kosten als gevolg, was het heel belangrijk om de nieuwe softwarestructuur op de bestaande te kunnen afbeelden. Daarom werd een overkoepelend, platformonafhankelijk model ontworpen dat algemeen genoeg was om beiden te beschrijven.
MDA
De Object Management Group (OMG) is een particuliere standaardisatieorganisatie die onder meer de Unified Modelling Language (UML) beheert. De groep richt zich vooral op de ‘samenwerkbaarheid’ tussen applicaties en haar standaarden hebben allemaal een gemeenschappelijke bron in de ‘meta object facility’. Uitgaande van datzelfde idee, een gemeenschappelijke basis voor uiteenlopende verfijningen, heeft de OMG de ‘model driven architecture’ (mda) voorgesteld.
Mda is een manier van software ontwerpen waarbij een ‘platform independent model’ (pim) een gemeenschappelijk basis vormt voor (eventueel) verschillende ‘platform specific models’ (psm’s). Een psm kan zelf als intermediair dienen tussen pim en psi (‘platform specific implementation’).
De modellen worden beschreven in UML en er zijn al UML-profielen uitgewerkt voor Corba en ejb. UML bevat sinds versie 1.5 ook een ‘Action Semantics’ en daarmee is (een deelverzameling van) UML executeerbaar geworden.
Automatische codegeneratie van platformonafhankelijke UML-modellen moet uiteindelijk leiden tot software-onafhankelijk ontwerpen, vergelijkbaar met hardware-onafhankelijk ontwerpen. Een pim zal alleen nog maar de bedrijfslogica bevatten en omdat bedrijfsprocessen weinig veranderen, zullen ook deze softwaremodellen langer hun waarde behouden.
Anderzijds kunnen in mda ook legacy-systemen een veel langere levensduur krijgen. Afbeeldingen tussen software-artefacten kunnen immers worden aangepast zonder dat een onderliggend platform hoeft mee te veranderen.
Nu is de OMG geen onderzoeksinstituut, zoals ‘director of standards’ Fred Waskiewicz in februari 2003 in Amsterdam nog eens benadrukte. In mda worden dan ook slechts al bestaande ‘best practices’ onder één noemer gebracht, gestandaardiseerd en verder uitgewerkt. Zo waren Kennedy Carter in Engeland, Edcubed in Nederland en Interactive Objects in Duitsland al langer bezig met ontwikkelingen die nu binnen mda blijken te passen.
Legacy
De drie genoemde bedrijven zijn innovatief, behoren tot het midden- en kleinbedrijf en werken met mda, maar zijn verder nogal verschillend. Zo richt Kennedy Carter zich vooral op automatische codegeneratie voor technische systemen. De spectaculairste toepassing betreft software voor de F-16 Modular Mission Computer. Deze toepassing bewijst dat executeerbaar UML zeer betrouwbaar kan zijn.
Het sinds 1997 bestaande Edcubed is bij uitstek gespecialiseerd in financiële systemen. Het bedrijf heeft zijn hoofdkantoor in Amsterdam en heeft onder andere ING en Westland/Utrecht als klant. Mda werd door Edcubed toegepast om het betalingssysteem van de Zweedse Postgirot Bank te vervangen. Dit werkte met 160 verschillende applicaties die vanaf de jaren ’60 waren ontwikkeld, vier verschillende databasesystemen, verschillende communicatieprotocollen, 17.000 zakelijke klanten en duizend postkantoren. Het gemiddelde aantal transacties was twee miljoen, met pieken tot zeven miljoen.
Met behulp van pim- en psm-modelleringen werd het betalingssysteem vervangen door een nieuw systeem dat Edcubed op maat ontwikkelde. Het bedrijf paste daarbij naar eigen zeggen ook automatische codegeneratie toe. De situatie bij Deutsche Bank Bauspar was in zekere zin tegengesteld aan die bij Postgirot, omdat Bauspar juist het legacy-systeem wilde behouden en doorontwikkelen.
Interactive Objects levert een toolset, Arcstyler, dat met modulen als een ‘business object modeller’ en een ‘pattern refinement assistant’ de ontwikkeling ondersteunt van pim naar psm en psi. Arcstyler kent ook zogeheten ‘mda-cartridges’, die door Interactive Objects kunnen worden aangepast om automatisch code te genereren voor specifieke applicaties.
Deutsche Bank Bauspar gebruikte Arcstyler als een ide om modelleringen te ondersteunen op architectuurniveau en voor codegeneratie. Daarnaast werden echter nog vele andere tools en technieken ingezet, zowel intern ontwikkeld als van externe leveranciers.
Het project werd in juni 2000 gestart en precies een jaar later werd een prototype opgeleverd. Vanaf juni 2001 tot juli 2002 werd het systeem met 35 personen in vijf teams doorontwikkeld. In augustus 2002 werd het in productie genomen voor interne toepassing en daarmee was fase I afgerond. In 2002 kreeg het DBB-project de prijs van de OMG voor de beste mda-toepassing. Inmiddels is fase II in uitvoering, met een internetproductie in oktober 2002 en een eerste verkoopapplicatie in december 2002.
Hans van Thiel, freelance medewerker