Het mooie aan standaarden is dat er zoveel zijn om uit te kiezen. Een cynische vriend van mij merkte op dat hij nooit verveeld raakt door standaarden, omdat je weet dat er altijd weer een nieuwe komt. De it-industrie heeft altijd geworsteld met standaarden. Dat is de voornaamste reden dat veel organisaties kiezen voor een klein aantal leveranciers, om zo het aantal varianten onder controle te houden.
Sommige standaardisatie-instellingen worden gefinancierd door de staat, bijvoorbeeld die voor geneesmiddelen, auto’s en vliegtuigen. Gebruikersgroepen en academici leveren er hun bijdrage aan, allen met goed bedoelingen. Maar feit is dat standaarden alleen domineren waar (staats)veiligheid in het geding is. Dit is niet het geval bij it. Er schuilt geen gevaar (behalve voor de bloeddruk van it-managers) in de incompatibele dataformats van twee applicaties. Er kan geen Ralph Nader in de it-industrie zijn, omdat het onmogelijk is om een enorme groep gebruikers tegen de leveranciers op te zetten.
De recente opkomst van internet als zakelijke omgeving heeft echter een nuttig effect gesorteerd. Omdat zakelijke systemen van verschillende bedrijven moeten samenwerken, is er behoefte ontstaan aan coöpererende it-systemen van verschillende leveranciers. Als de leveranciers er niet voor zorgen dat hun producten samenwerken met die van andere leveranciers, zullen gebruikers ze niet kopen.
Het is een cultuurshock in de it-industrie, wanneer IBM, Microsoft, Oracle en andere, hun systemen moeten laten samenwerken. Met name de softwareleveranciers hebben geen keus, zij moeten met de standaarden werken of anders gaan ze ten onder. Dit betekent natuurlijk alleen maar dat de producten zo ontworpen moeten zijn, dat ze aan de periferie samenwerken, op interfaceniveau. Systemen hoeven intern niet gemeenschappelijke standaarden te hanteren. De huidige situatie is misschien mooi voor de leveranciers, maar zadelt it-managers met problemen op. Als de softwareproducten gebaseerd waren op gemeenschappelijks standaarden, zouden ze makkelijker te ondersteunen zijn. Dit gebeurt niet, maar er zijn vorderingen, al is de situatie niet perfect.
Aan de ene kant bekrachtigt IBM open standaarden zoals Java en Linux, terwijl Microsoft aan de ander kant wat van zijn technologie, zoals Soap en C#, voorlegt aan standaardisatie-instellingen. De bizarre situatie doet zich voor dat IBM en Microsoft enerzijds met elkaar overhoop liggen over Java, en het anderzijds eens zijn over webstandaarden voor samenwerking, identiteitsbeheer, enzovoort. IBM, Microsoft, Oracle en Sun zijn in wisselende samenstelling te vinden bij verschillende stadaardisatie-instellingen. Alle grote softwareleveranciers zijn er op de een of andere manier bij betrokken.
Het probleem blijft helaas nog bestaan, want er wordt nooit slechts één standaard ontwikkeld. Misschien is dat een goede zaak, omdat op die manier meerdere voorstellen vergeleken en ontwikkeld kunnen worden. De keerzijde is dat hierdoor het denken in termen van ‘niet hier uitgevonden’ wordt gestimuleerd, en dat de softwareontwikkelaars kat-en-muis-spelletjes kunnen spelen door een andere mix standaardinitiatieven te ondersteunen dan de concurrentie.
Java is een bijzonder geval. Het is het beste dat de software-industrie gedurende lange tijd is overkomen. Het is een succes, hoewel niet zozeer op de client-pc als wel op de server. We moeten Sun Microsystems hiervoor bedanken, een bedrijf dat meer bekend is om zijn hardware dan om zijn software. Microsoft schrikt er zo van, dat ze erg ver zijn gegaan om de voortgang ervan te blokkeren; ze zijn er echter niet in geslaagd. Maar terwijl Oracle IBM, BEA, enzovoort zich aan Java committeren, slaagt Sun er niet in om de Java-specificatie tot publiek domein te maken. Ze willen er controle over houden. Je kunt ’t het hen moeilijk kwalijk nemen, maar het speelt Microsoft in de kaart, wat gezien de irritatie tussen de twee bedrijven een beetje kortzichtig lijkt.
De voortdurende problemen met de adoptie van standaarden kwamen aan het licht toen het W3C onlangs een nieuwe standaard aankondigde voor webservicechoreografie (wat dat ook mag zijn), op basis van voorstellen van HP en Sun. Ze hadden nog niet het alternatief beschouwd van een consortium van IBM, Microsoft en BEA! Hoe kan een standaard werken zonder ondersteuning van 80 procent van de relevante software? Misschien was de naam die IBM et al. voorstelden het probleem: ‘Business process execution language for web services’ (Bpel4ws). Wat is er toch met de tla’s (three letter acronymes) gebeurd?
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.