Een van de weinige voordelen van Windows was dat het de vervanging versnelde van 16 bit-processoren door de hedendaagse de facto 32-bit Pentiums en andere processoren.
De sterk verbeterde adressering bood de softwareontwikkelaars grote voordelen. In samenwerking met HP ontwikkelde Intel een 64-bit enkelchip-processor, die compatibel is met de 32-bit processoren, maar een aantal risc-features bevat. Het wordt als belangrijk ervaren dat er pogingen gedaan worden om ontwikkelaars van risc-systemen te verleiden over te lopen naar het grote Intel-kamp (en dat van hun klonen). Er zijn tekenen dat HP migreert naar Intel-procesoren, zodat IBM/Apple (Power-processoren) en Sun als enige alternatieven achterblijven. Eerstgenoemde is groot genoeg om voort te gaan met ontwikkelen en om beide architecturen te ondersteunen, maar Sun zal snel de Intel-architectuur moeten omarmen. Dezer dagen valt er weinig te winnen door de ene processor tegenover de andere te stellen; het systeem dat die processor gebruikt is de kritieke factor. Inderdaad zijn er enorme voordelen te behalen door de meest algemeen processor te gebruiken, en hiermee de best ondersteunde instructieset.
In het verleden versloegen de inferieure 8- en 16-bit processoren van Intel de Motorola 68xxx, voornamelijk omdat Gary Kildall voor Intel werkte en dus CPM schreef voor de instructieset. Daardoor hebben ze hun voet tussen de deur in de hedendaagse massamarkt. Niettemin moeten we opmerken dat de Apple Macintosh de superieure Motorola-processor gebruikte en dat hun software een orde beter was dan die we op de pc hadden. Niet alleen de processor telde, maar het hielp wel.
Door de meest algemene processor te gebruiken krijgt een computerontwerper toegang tot de nieuwste software. Vroeger werd software geschreven in lagere talen en was deze specifiek voor een bepaalde instructieset. Momenteel worden de meeste systeemsoftware en veel applicaties geschreven in C of C++, die gerecompileerd kunnen worden zodat ze met verschillende processoren kunnen werken. Zelfs de compilers hebben maar een minimum aan code nodig die afhankelijk is van de processor. Maar dat beetje speciale code en, belangrijker, het implementeren en testen van code, betekenen dat niet-algemene processoren in beschikbaarheid achterlopen.
Windows bijvoorbeeld is geschreven in C en zou gepoort kunnen worden naar andere processoren. Aanvankelijk maakte Microsoft hier veel ophef over, maar in feite betuigde het alleen lippendienst aan de Alpha-server om steun te krijgen van Digital tegen IBM. Maar Windows is niet alleen afhankelijk van de cpu maar ook van de drivers op een lager niveau, in het bijzonder het video-subsysteem, en dus werd het slechts volwassen op een machine met pc-architectuur.
Hetzelfde geldt tot op zeker hoogte voor Linux. Het verschil is echter dat Linux wordt geïmplementeerd in allerlei vormen, variërend van pocketpc’s tot mainframe servers. Het is feitelijk een gemeenschappelijke basis met veel specifieke implementaties. Terwijl er dus een gemeenschappelijke kern is, kan een pc-versie van Linux niet geheel worden gepoort naar een IBM-mainframe vanwege de graphics. Ze kunnen echter dezelfde databases en compilers gebruiken. De mogelijkheid om een versie te ontwikkelen, specifiek aangepast aan een eis, bijvoorbeeld de werkplek, server, inbedding, enzovoort, is een groot voordeel van Linux. Microsoft moet zich neerleggen bij het falen van het ‘één-besturingssysteem-voor-alles’-concept.
Wie wil alle beveiligingsproblemen ten gevolge van graphics-ondersteuning op een server?
De diversiteit aan cpu’s nam af met de overstap van 8 naar 16-bit en van 16 naar 32-bit computers. Dat kan nog erger worden doordat de 64-bit Intel Itanium processor dreigt te worden toegevoegd aan de kleine set van huidige 64-bit risc-processoren. Dit is grotendeels te wijten aan de ontwikkel- en productiekosten van zulke enorm complexe componenten, maar ook aan een intrigerender vraag: wie wil ze hebben?
Ik weet zeker dat velen meenden geen 32-bit processoren nodig te hebben; toch was dat een grote vooruitgang die veel huis-tuin- en keuken-applicaties nodig hadden. Voor goede verwerking, databases, audio- en videomanipulatie, of welke geavanceerde graphics dan ook, was meer adresseercapaciteit nodig. De invoering van 32-bit datatypen helpt, maar betekent ook dat veel meer geheugen nodig is. Er zijn veel voorbeelden van een 32-bitversie van een oudere 16-bit applicatie die langzamer is dan het origineel. De kleine prestatieproblemen en de toenemende geheugeneisen zijn tot dusver tenietgedaan door technische vorderingen. Een 16-bit adres staat gelijk aan 64 K, 32 bit aan wel 4096 M. Welke applicatie heeft nu nog meer nodig?
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.