Onder de meest innovatieve ondernemingen in de Computable 100 vinden we vooral de grote leveranciers. IBM voert de lijst aan, gevolgd door Microsoft, Oracle, HP, Cisco, SAP, Compaq en Dell. Ook de dienstverleners en integrators CMG, Cap Gemini Ernst & Young en Atos Origin treffen we in de top 10 aan. Opvallend is de relatief lage plaats van serverleverancier Sun Microsystems.
Onderzoek: The Choice |
Ingenieurswerk
Daarvan afwijkend zijn de scores van Hewlett-Packard op positie nummer vier. Deze leverancier haalt 25 procent op zijn innovatieve oplossingen. Daarna volgen de goede functionaliteit (24 procent), flexibele oplossingen (14 procent) en goede mensen (13 procent). Kennelijk worden de producten van HP vooral als innovatief en flexibel ervaren. Gezien het verleden is dat ook niet verwonderlijk. Het bedrijf werd in 1939 opgericht door de twee Stanford ingenieurs Bill Hewlett en Dave Packard in een garage in Palo Alto, en ademt nog steeds de sfeer van techniek en ingenieurswerk, en van wat fundamenteler onderzoek.
Op nummer vijf treffen we netwerkleverancier Cisco. Dit bedrijf springt er vooral uit wat betreft de waardering van zijn producten (30 procent voor de flexibiliteit, 24 voor de innovativiteit en 12 voor de flexibiliteit), maar blijft met 10 procent achter waar het gaat om zijn mensen.
Nummer zes op de lijst, SAP, scoort van de toppers met 33 procent weliswaar het hoogste op de functionaliteit, maar tegelijkertijd met ruim 2 procent heel laag op de ’time-to-market’ (alleen Compaq scoort met nog geen 2 procent net iets lager). Bovendien scoort het concern met 4 procent het laagst op het nakomen van afspraken en levertijden. Deze bevindingen komen overeen met het imago dat het de afgelopen jaren heeft opgebouwd: SAP kan van alles, maar het duurt soms tot wel twee jaar voordat een en ander echt is geïmplementeerd.
Minder belangrijk
De goede functionaliteit, innovatieve oplossingen, de goede mensen en flexibele oplossingen kwamen steevast als belangrijkste elementen in de waardering van de leveranciers naar voren. Andere zaken, waaronder een lage tco (total cost of ownership, totale eigendomskosten), het nakomen van afspraken en levertijden, een goede kennis van de klant en een korte time-to-market worden minder gewaardeerd of minder belangrijk gevonden.
De kleinere serverleveranciers Compaq en Dell scoren met respectievelijk 10 en 9 procent het best op de tco. Ook Cisco doet het met een waardering van 8 procent opvallend goed. SAP scoort met 5 procent relatief slecht.
Na SAP scoren Microsoft en Oracle het slechtst op het nakomen van afspraken en levertijden met beide 4 procent. Ook Cap Gemini doet het hier met 5 procent minder goed. Van de toppers weet Dell met 9 procent het hoogst te scoren.
Hetzelfde geldt voor de time-to-market: ook daar scoort Dell met ruim 4 procent het hoogst. Zoals gezegd haalt Compaq hier met nog geen 2 procent de laagste score.
Opvallend is de prominente rol die de dienstverleners en integrators in deze lijst weten in te nemen. CMG weet het zelfs te schoppen tot de zevende plaats. Gelijk daaronder treffen we Cap en Atos Origin. Het oorspronkelijk Britse CMG haalt een score van 25 procent op zijn goede mensen, 21 procent op innovatieve oplossingen en 20 procent op de goede functionaliteit. Met een score van 12 procent op flexibiliteit blijft het bedrijf weliswaar achter bij de andere leveranciers, maar dat mag geen verbazing wekken bij een integrator die toch zoveel mogelijk maatwerk probeert af te leveren. Bovendien scoort het concern met 8 procent relatief goed waar het aankomt op kennis van de klant. Dat laatste geldt overigens voor alle dienstverleners: Cap Gemini haalt hier een score van 11 procent en Atos Origin scoort 10 procent.
Behalve dat Dell in de top 10 het hoogst scoort op het nakomen van afspraken en levertijden, en op de time-to-market van nieuwe producten, wordt ook de kennis van de klant met 9 procent opvallend hoog gewaardeerd. Met deze score schaart het zich wat dat betreft onder de dienstverleners. Hieruit blijkt dat de aansluiting van Dell op de markt uitstekend is.
Creatief jatten
Dat IBM in alle drie de categorieën op de eerste plaats belandt is niet zo verwonderlijk. Het bijna een eeuw oude bedrijf is op een scala van terreinen actief: hardware van pc’s tot mainframes, software, services, trainingen, noem maar op. Iets soortgelijks geldt voor Microsoft, met wiens producten de meest mensen haast dagelijks werken. Aan de ene kant wordt het bedrijf regelmatig beschuldigd van het inkopen of zelfs creatief jatten van de ideeën van anderen; de van Apple ‘geleende’ window interface is daarvan wel het meest gebruikte voorbeeld. Aan de andere kant timmert het op dit moment hard aan de weg met zijn .Net webservices. Daarnaast heeft het met MS-DOS en Windows een de facto standaard weten neer te zetten waardoor de industrie een grote, snelle stap vooruit kon maken, al hebben we onszelf daarmee nu wel op allerlei manieren vastgezet.
Onder de leveranciers in de telecommunicatiesector neemt Nokia op nummer zeventien de hoogste positie in, gevolgd door Siemens op vierentwintig. Beide leveren zowel toestellen als de achterliggende infrastructuur. Ook de Britse mobiele aanbieder Vodafone heeft met een 35-e plaats een mooie plek in deze lijst weten te bemachtigen.
Neerlands trots
Onze Nederlandse trots Philips vinden we op nummer twaalf. In zijn vermaarde Natuurkundig Laboratorium in Eindhoven, kortweg Natlab, zijn uitstekende onderzoekers werkzaam. Onder andere de cd en de cd-i vinden daar hun oorsprong. Alleen de vertaalslag van onderzoek en ontwikkeling via productontwikkeling naar concrete producten wil nog wel eens te wensen overlaten. Misschien dat Philips daarom een stuk lager scoort als innovator en partner dan op zijn imago als werkgever.
Niet ver daarachter, op de zestiende plaats, treffen we KPN. Dat bedrijf heeft wel degelijk een eigen onderzoeksafdeling, zij het dat deze zich uitsluitend bezighoudt met product- en marktgerichte ontwikkelingen.
Waarschijnlijk hebben de hoge posities van deze Nederlandse bedrijven vooral met chauvinisme, nabijheid en naamsbekendheid te maken. Andere bedrijven die zeker ook innovatief zijn, bijvoorbeeld Bull, Checkpoint, Nortel Networks en Texas Instruments, staan veel lager op onze ranglijst.
Sun: perceptie-probleem
Opvallend in onze Computable 100 is de relatief lage positie van Sun ten opzichte van zijn directe concurrenten IBM en HP. Bovendien moet het ook de andere serverleveranciers Compaq en Dell laten voorgaan.
Guus Vossenaar, marketing communications & pr-manager van Sun Nederland, zegt in eerste instantie verbaasd te zijn. Sun is wel degelijk een innovatief bedrijf; het heeft zijn eigen Ultrasparc processoren, bijbehorende systemen en de eigen Unix-variant Solaris. Daarnaast is Sun de bedenker van de populaire programmeertaal Java. Verder werkt het aan zijn platform voor webservices ONE.
Volgens Vossenaar heeft deze uitkomst meer te maken met de grotere naamsbekendheid van bedrijven als IBM, HP en Dell, die ook regelmatig blijkt uit imago onderzoeken. Dat zou alles te maken hebben met de grotere reclamebudgetten van die bedrijven. Vossenaar wijt de relatief lage positie van Sun dan ook eerder aan de onbekendheid van de lezer van Computable met de innovativiteit van het bedrijf. Daarbij haast hij zich te zeggen dat dit niet als een verwijt is bedoeld, maar dat het vooral om een perceptieprobleem gaat. Bovendien beweegt Sun zich in een specifiekere markt dan IBM en HP. Ten slotte vraagt hij zich af wat men precies onder innovatief moet verstaan. Dell bijvoorbeeld is subliem in logistiek en distributie, maar zeker geen technisch innovator, en Microsoft is misschien uiterst innovatief in marketing.
Echt technologisch innovatieve bedrijven zijn er volgens Vossenaar maar weinig, en Sun rekent hij toch tot een daarvan. Als voorbeeld haalt hij de vorige maand in San Francisco gehouden Sun Network Conference aan. Van de drie dagen werd anderhalf besteed aan wat er in de r&d-afdelingen gebeurt. Juist op deze conferentie heeft ceo Scott McNealy gezegd minder de nadruk op verkoop te willen leggen, en meer op onderzoek en ontwikkeling. Het verkopen van die innovaties moet het concern meer overlaten aan de partners.
Of de lagere kwalificatie kan samenhangen met de vaak krampachtige manier waarop het bedrijf met zijn innovaties omgaat – denk aan de standaardisatie van Java en het zo laat binnenhalen van Linux – is volgens Vossenaar een moeilijk te beantwoorden vraag. Door zijn processoren, systemen en besturingssysteem Solaris alle zelf te ontwikkelen kan het concern zijn producten beter optimaliseren, claimt hij.
Volgens hem heeft de wat eigenzinnige en eigenwijze opstelling rond Java uitsluitend te maken met het zuiver houden van de standaard. De onderneming wilde daarbij absoluut geen concessies doen aan het oorspronkelijke idee, iets dat ze niet had kunnen volhouden als ze niet de enige was geweest met zeggenschap over deze programmeertaal. Feit is dat Java inmiddels een de facto standaard is geworden.
Ook waar het gaat om de webservices neemt Sun op dit moment een wat bijzondere positie in. Het is de enige grote speler die geen lid is van de Web Services Interoperability Organization WS-I, een door Microsoft en IBM (zonder Sun) in het leven geroepen organisatie voor het testen en certificeren van de interoperabiliteit van oplossingen op het gebied van webservices. Sun wil wel meedoen, maar dan wel op gelijke basis. Inmiddels lijkt het erop dat het bedrijf alsnog ‘founding member’ mag worden. Andersom heeft Microsoft belangstelling getoond voor lidmaatschap van de door Sun opgezette Liberty Alliance.
CMG: producten rond diensten
CMG en Cap Gemini Ernst & Young hebben hun hoge plaatsen vooral te danken aan hun goede mensen en innovatieve oplossingen. Menzo de Muinck-Keizer, directeur sales en marketing van CMG, beaamt dat zijn bedrijf in eerste instantie inderdaad een dienstverlener is, en zijn best doet goede mensen "weg te zetten", maar zegt dat het tegelijkertijd ook op gebied van producten probeert vernieuwend bezig te zijn.
Het is bijvoorbeeld de grootste leverancier van sms-communicatiepoorten, claimt hij. Daarmee bedient het niet alleen de telecomoperators die al die berichten moeten verstouwen, maar ook de bedrijven die sms-diensten als marketinginstrument willen gebruiken. Denk aan de acties op blikjes frisdrank, of het stemmen via sms bij televisieprogramma’s. CMG helpt vanuit zijn ‘gateway’-expertise eindgebruikers om deze acties op te zetten, zowel met advies in de conceptuele fase als bij de implementatie.
Een ander innovatief product is Testframe. Naast een methodiek voor het testen van software biedt dit product ook een tool om programmacode te analyseren en verschillende situaties te simuleren. Waar testen voorheen een saaie aangelegenheid was, is dat volgens De Muinck-Keizer met Testframe aantrekkelijker geworden, en doet men het daarom ook vaker.
Ten slotte wil hij e-Payroll noemen. Daarmee heeft CMG zijn systemen voor salarisadministratie via het web voor het mkb beschikbaar gemaakt. Kleinere ondernemers hoeven geen volledig pakket meer te kopen en kunnen afrekenen naar gebruik.
Hoewel CMG nog steeds vooral dienstverlener is, heeft het wel een nieuwe strategie. Waar men voorheen een klant kwam helpen bij het oplossen van een probleem (detachering van mensen), ligt de nadruk nu meer op het aanbieden van complete oplossingen. Dit betekent dat waar nodig ook producten zullen worden ontwikkeld. Volgens De Muinck-Keizer biedt juist de wisselwerking tussen diensten en producten meerwaarde. Daarnaast herorganiseert het concern de wat rommelig aandoende interne structuur. In de traditionele markt/expertise/regio matrix is de regio steeds belangrijker geworden. Bovendien heeft men de verschillende expertisegebieden meer gebundeld.
Aad Offerman, auteur.