Kortgeleden had ik een interessante briefwisseling met een vaste lezer die me kapittelde om mijn forse kritiek op Microsoft. Het was niet de eerste keer dat ik ter verantwoording werd geroepen en het zal zeker niet de laatste keer zijn ook!
Er zit zeker een kern van waarheid in de beschuldiging: ik ben inderdaad erg anti-Microsoft. Ik ben bang dat de kwaliteit van hun software zoals ik die persoonlijk ervaar, flink onder de standaard blijft die je daarvoor zou mogen aanleggen. Zeker in vergelijking met de verbazingwekkend hoge standaard in vergelijkbare hardware-bedrijfstakken. Het wordt mooi samengevat in het oordeel van de meeste niet-professionele pc-gebruikers die ik tegen kom: ze kunnen er niet over uit hoe moeilijk de software in het gebruik is, en in het bijzonder hoe afschuwelijk Word is.
Maar is dat allemaal de schuld van Microsoft? Het antwoord luidt: Nee, het is de schuld van de it-bedrijfstak, die tweederangs kwaliteit acceptabel achtte, alleen maar omdat bundeling in pakketten zo makkelijk was. Als gevolg daarvan volgden de gebruikers als lemmingen, ook al omdat de deskundige gebruikers, die beter konden weten, niet met objectieve kritiek kwamen. Dat alles onder het mom van: alles beter dan oude schrijfmachines of domme terminals. Microsoft werd dientengevolge eenvoudigweg in staat gesteld een monopolie op te bouwen. En dat is het sleutelargument: het is niet per se de schuld van Microsoft. Het zijn de afschuwelijke problemen die een monopolie veroorzaakt; elk monopolie of elk kartel. Ik twijfel er volstrekt niet aan dat Microsoft met zijn enorme rijkdom in een open markt in staat zou zijn betere producten te leveren en toch een vooraanstaande leverancier te blijven. Op het ogenblik bestaat hun voornaamste bron van inkomsten uit bestedingen van gebruikers die gedwongen worden nieuwe releases aan te schaffen, of ze die nu nodig hebben of niet. Zou een willekeurige onderneming werkelijk de uitgaven aan upgrades voor bureaucomputers kunnen rechtvaardigen? Ik waag het te betwijfelen.
Ik blijf bij mijn openlijke afkeer van Word en dergelijke in de sfeer van de kantoorapplicaties. De situatie in de markt van servers en ontwikkel-tools is gelukkig beter. Daar heerst nog concurrentie. Het bedrijfsleven heeft Microsoft klip-en-klaar verteld dat het zich niet laat vangen in de dwangbuis van een monopolistisch systeem rondom de centrale toepassingen van de onderneming. Zo hebben in de wereld van de applicatieservers op Java gebaseerde tools de voorkeur gekregen boven .Net producten van Microsoft. Overduidelijk niet omdat ze een concept zijn uit de koker van Sun Microsystems; Sun zou immers ook graag monopolist zijn, evenzeer als Microsoft of wie dan ook. Maar omdat het concept omarmd is door een brede baaierd van leveranciers, inclusief die van het voortdurend groeiende aanbod van kosteneffectieve, op open source gebaseerde systemen. Java is niet volmaakt, maar geeft je de keus en dwingt aanbieders te concurreren.
Maar dit zorgt voor een paradox. Microsoft heeft geen kans de server- en toolmarkt te domineren zoals ze dat met de bureau-pc’s is gelukt. Desondanks zijn ze een hoofdrolspeler naast IBM, Sun, Oracle, BEA en andere. Om concurrerend te blijven kunnen ze niet hun toevlucht nemen tot de gemene opwaardeertrucs die ze bij Office toepassen, maar moeten ze concurreren op echte waarde, functionaliteit, ondersteuning en dergelijke.
De sleutel van de succesformule ligt voor Microsoft in het gevangen houden van de aandacht van de huidige generatie softwareontwikkelaars. Dat is om een aantal redenen nog niet zo makkelijk als het op het eerste gezicht lijkt. Ten eerste verschilt .Net nogal van de oudere Visual tools, wat ontwikkelaars de kans biedt over te stappen naar het Java-kamp als ze zich ingesloten gaan voelen. In de tweede plaats is de nieuwe generatie programmeurs op hogeschool en universiteit in meerderheid opgegroeid met Linux en Java; hun behoeften en (voor)oordelen zullen doorwegen. Maar bovenal is het grootste nadeel van meegaan met Microsoft bij het ontwikkelen van applicaties dat het een volledig engagement impliceert jegens de diverse Windows besturingssystemen. En tegelijk een dito verplichting jegens de Intel processor. Van dat laatste zullen ontwikkelaars niet echt wakker liggen, omdat de besturingssystemen voor het merendeel op Intel draaien.
Microsoft heeft een aantal goede dingen gedaan, zoals de positieve invloed op de bedrijfstak waar het ging om het concept van de geïntegreerde ontwikkelomgeving, en steun aan een aantal standaarden. Geen aanbieder zal ooit een standaard volledig omarmen, omdat dat ten koste zou gaan van concurrentievoordeel. Maar nu bewijzen alle softwareleveanciers, Microsoft even zeer als IBM, Sun en andere, slechts lippendienst aan dergelijke standaards. Het .Net platform is stevig gegrondvest in XML en daarmee verbonden standaards. Net als Sun de inspiratiebron van Java was, stelt Microsoft thans pogingen in het werk zijn eigen systemen geaccepteerd te krijgen als standaard.
De grootste keer ten goede is de e-handel. Omdat er geen kans is dat Microsoft (of wie dan ook) een dominerende factor wordt, zullen softwaresystemen moeten samenwerken, net als applicaties samenwerken tussen bedrijven onderling. Iedereen heeft een belang om standaarden nou eindelijk te laten werken.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.