De bunker, waar het militair computercentrum DTO Maasland is gevestigd, is nog een relikwie uit de koude-oorlogstijd. Ooit zat er een radarstation dat het luchtruim boven Rotterdam moest beschermen tegen mogelijk aanvallen van de Rus. Tegenwoordig beheert het controlecentrum er mainframes en opslagmachines en vormt het automatiseringshart van defensie.
Oudere collega’s van Computable wisten te vertellen dat het rekencentrum van Defensie ergens in een bunker in het Westland lag. Fotograferen, zelfs uit de lucht, was uit den boze. Wie er naar toe reed, zag een eenzaam gebouwtje in een uitgestrekt weiland staan. Niemand had enig idee dat er onder de grond grote mainframes top secret-gegevens aan het verwerken waren.Vandaag de dag blijkt veel veranderd. De grond rondom DTO Maasland, zoals de vestiging tegenwoordig heet, is vrijgegeven voor het aanleggen van een industrieterrein. Het gebouw zelf oogt als een modern kazernepand en detoneert niet in de nieuwe zakelijke omgeving. Van rust is geen sprake meer. De bedrijvigheid in het Westland met zijn kassen en transportbedrijven is zicht- en hoorbaar aan het intensieve vracht- en tractorverkeer op de drukke provinciale wegen.
De bunker ligt diep onder de grond; je hebt een paar trappen nodig om erin af te dalen. Het pand is gewapend met metersdik beton en heeft spouwmuren met ertussen een breedte van 1,5 meter. Die ruimte kan niet alleen worden gebruikt voor de bekabeling, maar fungeert tevens als nooduitgang. Het rekencentrum is niet eens zo heel groot. Net zoals bij andere computercentra gaat de vergroting van de capaciteit gepaard met een verkleining van de apparatuur. Dus is er steeds minder oppervlakte nodig: er was bijvoorbeeld extra ruimte ingericht voor servers; die is inmiddels in gebruik als kantoor.
In het computercentrum, met een volgens TNO-normen ergonomisch ingerichte commandobrug, worden naast een IBM-mainframe Unix- en Windows NT-omgevingen en de Oracle 8.i-databasesoftware bewaakt en beheerd. Verder zijn er de gebruikelijke 24-uurs bewaking, backup-voorziening (ups en dieselgenerator) en uitwijkmogelijkheid met het DTO Uitwijkcentrum op de Vliegbasis in Woensdrecht.
In een van de gangen staan op pallets dozen met gebruikte cartridges uit de oude tapemachines. De opgeslagen data blijken te zijn overschreven met allemaal f’jes, voordat ze worden vernietigd. Overste Geerlof Kanis, senior innovatiemanager bij DTO, meldt dat dit te maken heeft met de migratie van vier, tien jaar oude Storagetek-tapemachines naar een virtuele-opslag-oplossing. “Niet zozeer vanwege de capaciteit, maar omdat de nieuwe oplossing veel sneller is. Bij DTO besteden we veel zorg aan onderhoud. Zolang de apparatuur voldoet, gaan wij niet over tot vervanging.” Volgens Kanis betekent dit niet dat DTO innovatieve ontwikkelingen negeert. “Die worden eerst in een proeftuin getest. Voor Linux bijvoorbeeld loopt zo’n project om te bepalen of het deel kan uitmaken van onze set standaardbesturingssystemen.” Hij benadrukt dat DTO bewust het beleid voert om technologie te spreiden (dubbele uitvoering) en gebruik te maken van verschillende leveranciers. Als er bijvoorbeeld een lek in een firewall zit, fungeert een zich daarachter bevindende firewall van een andere partij als buffer.
Net als in films
“Wij bevinden ons in een platbunker, die zoals vele andere bunkers in West-Nederland op het grondwater drijft”, licht Kanis nog eens toe. “De bunker is na de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Er zat een radarstation in dat het luchtruim boven Rotterdam in de gaten hield. Het ging hier net als in die oorlogsfilms: in de bunkerruimte stonden op een standaard luchtoverzichtskaarten, waarop vliegtuigjes met een harkje op posities heen en weer bewogen konden worden.”
Nadat de koude-oorlogsdreiging grotendeels was verdwenen, werd het radarstation in de tweede helft van de jaren zestig ontmanteld. Omdat bij defensie de mechanisering van de gegevensverwerking in zwang raakte, werd een nieuwe bestemming gevonden voor de bunker: een computercentrum. In eerste instantie waren de activiteiten vooral gericht op het detachement in Den Haag, zegt business line manager Hans Mostert. Uiteindelijk groeide het uit tot het Defensie Computercentrum, later omgedoopt tot Duyverman Computer Centrum, vernoemd naar een in automatisering pionierende topambtenaar op defensie. DCC vormde de grote centrale eenheid (binnen de Afdeling informatievoorziening Centrale Organisatie), terwijl elk krijgsmachtonderdeel zijn eigen automatiserings- en telematicaclubs kende.
Mostert: “Deze onderdelen deden eigenlijk allemaal vergelijkbaar werk.Vijf jaar terug is besloten alles bij elkaar te vegen, soms tegen wil en dank, en te verzelfstandigen in het agentschap DTO.”
Spil in beheer en exploitatie
Er werken circa 1900 mensen bij DTO. De ict-groep probeert zich te manifesteren als ict-dienstverlener, verantwoordelijk voor het bouwen, beheren en onderhouden van de ict-infrastructuur voor klanten binnen defensie en andere delen van rijksoverheid. Er zijn verschillende vestigingen, waarvan een aantal op kazernes en één in Duitsland (Seedorf). DTO Maasland is met 800 manschappen het grootste onderdeel. Het hoofdkantoor van DTO staat in Den Haag.
De organisatie bestaat uit een verkoopapparaat (verdeeld in business lines) en de productiekant (met service lines). De bekendste defensieklanten zijn Koninklijke Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee. Daarnaast werkt DTO voor het kerndepartement, de militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst, het facilitaire centrum Dico (waarbinnen afdelingen als transport, werving & selectie, militair hospitaal en legermuseum vallen) en, in beperkte mate, de rijksoverheid.
Het computercentrum in Maasland vormt de spil in het beheren en exploiteren van de vele bedrijfsinformatiesystemen – maatwerk of standaardpakket – voor de krijgsmachtonderdelen. In de loop der jaren zijn er vooral veel financiële en logistieke systemen, bijvoorbeeld voor onderhoudsplanningen van legervoertuigen, in omloop gekomen. Ook draait en beheert DTO het salarissysteem voor de krijgsmachtdelen van defensie.
Het ministerie heeft een ambitieus plan ontwikkeld om alle versnipperde legacy-systemen te vervangen door een paar moderne bedrijfsinformatiesystemen. DTO kan dit echter niet alleen. “We hebben wel wat ervaring met erp-implementaties, zoals de invoering van een SAP-module bij het logistiek centrum van de Koninklijke Luchtmacht”, zegt Mostert. “Maar voor grootschalige implementaties hebben we steun nodig.”
DTO is wel nauw betrokken geweest bij een ander moderniseringstraject, Lan2000: een omvangrijke klus, waarbij volgens de Gartner Group een marktconforme standaardwerkplekomgeving voor defensie is ontwikkeld. DTO heeft zo’n 40.000 werkplekken in beheer; alleen de Marine moet er nog worden bijgetrokken.
Zwaar beveiligd
In Maasland worden de computers beheerd; in Soesterberg – met eveneens een uitwijk naar Woensdrecht – staat een commandobrug voor het monitoren van Nafin (Netherlands armed forces integrated network), het landelijk dekkende glasvezelnetwerk waarvan de basis eveneens is gelegd in de ‘hete’ koude oorlogstijd. Kanis houdt zich intensief bezig met Nafin en aanverwante transmissiediensten. Hij wijst er fijntjes op dat Nafin in tegenstelling tot de ‘civiele lijnen’ geen last zal hebben van financiële strubbelingen. “Bovendien is Nafin zwaar beveiligd. Zowel in technische zin door bijvoorbeeld kabels te gebruiken, waarbij het aftappen van het netwerkverkeer haast onmogelijk is, als in fysieke zin: wie niet veel goeds in de zin heeft, zal in de door militairen bewaakte kazernes moeten inbreken.”
Kanis geeft een aantal recente voorbeelden van netwerkdiensten. Nafin vormt bijvoorbeeld de ip backbone voor Lan2000. Verder heeft DTO het netwerkbeheer van de Marechaussee overgenomen en mag het de netwerkinfrastructuur verzorgen voor het project C2000, het mobiele communicatienetwerk dat marechaussee, politie, brandweer en ambulancediensten (‘zwaailichtensector’) met elkaar verbindt. Ook heeft DTO de datacommunicatie van het intranet RYX voor 150.000 rijksambtenaren in opdracht van ict-uitvoeringsinstantie ICTU ingericht en onder beheer.
Een actueel thema, waarover DTO adviseert, is beveiligde communicatie bij de rijksoverheid. Grote vraag daarbij is hoe papieren communicatiestromen – nog steeds de hoofdmoot – veilig over te zetten en elektronisch af te handelen zijn via Nafin.
De opgedane ervaringen rond beheer en exploitatie en beveiliging tracht DTO ook bij andere ministeries in te zetten. Mostert haalt de commissie Cohen aan die in 1996 bepaalde dat DTO kan werken voor defensie én rijksoverheid (‘de tweede markt’). “We mogen niet verder de markt op, omdat we anders gaan concurreren met overheidsgeld. Wel bestaat er een ontheffingsregeling voor het benutten van restcapaciteit, maar dat is nog nooit gebeurd. Mocht DTO worden verkocht, dan verandert deze situatie natuurlijk.”
Jasper de Gelder business consultant, werkt voor klanten buiten defensie, zoals de ministeries van Algemene en Binnenlandse Zaken, waarvoor DTO onder andere begrotingssystemen beheert. Een aansprekend project is het orgaandonatie-informatiesysteem Odisys (een Oracle-database) dat in 1998 werd opgeleverd, in Maasland is ondergebracht en vanwege de hoge beschikbaarheidseisen op een apart, gesloten deel van het netwerk draait. “Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het contract met ons inmiddels verlengd. Dergelijke contracten buiten defensie willen we vaker binnenhalen. Wij zijn er niet voor de quick & dirty-oplossingen.”
De Gelder wijst ook op de managementinformatiesystemen waar krijgsmachtonderdelen steeds vaker om vragen. “Dat regelen we via een softwarepartner of maken we zelf.” Kanis valt hem bij en geeft als voorbeeld de vredesoperaties op onbekend terrein. “Het mobiele element wordt belangrijker. Wij ontwikkelen voor dit soort operaties in het veld allerlei informatiediensten.”
Tien procent militairen
Voormalig staatssecretaris van Defensie Van Hoof kaartte in een eerder interview met Computable in oktober 2001 aan dat het aantrekken van nieuwe automatiseerders voor DTO een probleem vormde. Het kan verkeren. Door de huidige ict-dip krijgt het bedrijfsonderdeel ineens wel veel reacties op vacatures en ontvangt het wekelijks zo’n 250 cv’s. Het behoorlijk grote aantal inhuurkrachten kan daardoor worden afgebouwd. Saillant is ook het lage personeelsverloop, ondanks de onrust die regelmatig ontstond over de voortgang van het uitbestedingsproces. Werken bij DTO is een bewuste keuze, zo beamen de drie DTO’ers. Volgens Mostert is een DTO’er algemeen beschouwd een vaktechneut en kent de organisatie qua kennis en cultuur een hoog defensiegehalte. “We houden bewust 10 procent militairen in dienst. Die horen erbij.” Kanis vult aan: “Een DTO’er is jong, hoog opgeleid en betrokken bij de organisatie. Hij of zij is geen type dat kickt op het yup-zijn, het salaris en de leasebak, maar een hardwerkende, nuchtere Nederlander die het om de inhoud gaat, en niet zozeer op uiterlijk en kleding let.” De Gelder tekent hierbij aan dat DTO wel steeds meer de trekken krijgt van een commercieel automatiseringsbedrijf en als ict-werkgever van alle markten thuis is. “Als agentschap moet DTO zich zien te bewijzen tegenover de concurrentie.”
Rik Sanders
Een informatief artikel dat ik min of meer toevallig ’tegenkwam’ op internet. Ik heb mede aan de basis gestaan van het NAFIN en de oprichting van de DTO en vind dit een goede weergave van de situatie (anno 2002). Met dank aan oud-collega Kanis.
Ik hoop overigens dat DTO een Defensie-onderdeel mag blijven…
DTO is vooral een verzameling rechtsconservatieve nono’s die veel, heel veel belastinggeld over de balk smijten. En dat alles voor 10-duizenden militairen en burgers en een paar militairen in onder meer Uruzgan die moeten kunnen e-mailen (!)…
Geachte dames en heren,
ik heb uw artikel met belangstelling gelezen, te meer daar ik zelf tien jaar bij het DCC heb gewerkt.
Mijn verzoek aan u is of ik de getoonde foto mag gebruiken voor een nieuw te vormen LinkedIn groep van oud-DCC collega’s.