Vorig jaar lanceerde Apple de Mac OS X Server. Wat zijn de prestaties van het systeem dat in de schaduw opereert van Windows NT en Windows 2000? Drie systeembeheerders uit verschillende sectoren vertellen Erik Vlietinck over hun ervaringen. "Een kind kan bijna de was doen."
In het kielzog van Mac OS X desktop bracht Apple nu bijna een jaar geleden ook Mac OS X Server op de markt. Net als de desktop-versie was de server gebaseerd op UNIX – een vernieuwde Mach-kernel die ook al in Next had gefigureerd met een bovenlaag van Free BSD. Met Mac OS X Server leek Apple een sterke concurrent te hebben voor Windows NT en 2000. De onderliggende UNIX-kern staat immers garant voor bedrijfszekerheid en zelfs, met enige aanpassingen, een gegarandeerde 99,999 procent ‘uptime’. Kortom, Mac OS X Server kon een aantrekkelijke bedrijfsserver worden. In de VS bracht de Mac-gezinde pers al meteen hoera-verhalen als zou Apple even snel Microsofts moeizaam opgebouwde aanwezigheid in bedrijven onderuit halen. Vreemd genoeg deed Cupertino tot voor kort zelf maar heel weinig om de server lijnrecht tegenover Windows 2000-serverversies te plaatsen.
De server leek dus een bescheiden rol te zullen gaan spelen in grote omgevingen. Toegegeven, het is UNIX, maar Apple heeft geen reputatie in de bedrijfswereld en dus zou het niet zo’n vaart lopen met die server. Dat was een jaar geleden zowat de teneur van de grote commentatoren. Over Mac OS X Server is sindsdien niet veel meer gezegd. Gartners laatste rapport betreft een overzicht van zowel Mac OS X desktop als server. Het dateert van september 2001 maar is niet erg goed gefundeerd. Zo praat Gartner gewoon de faq van Apple na waar het op ‘compliance’ met Posix en X/Open aankomt. In 2001 kon Gartner ook nog het afgezaagde argument van ’te weinig software voor het platform’ aanhalen. Dat was toen zowat het belangrijkste minpuntje dat de analist in zijn rapport ter overweging meegaf.
Een jaar later is er veel veranderd. Software wordt bijna dagelijks gepoort naar Mac OS X en dus ook naar de server. Het platform is in zijn geheel ook stabieler en bruikbaarder geworden. Kernel-paniek behoort al een tijd tot het verleden en Apple timmert hard aan de weg naar Mac OS X 10.2. Die versie komt er in de zomer aan en zal alle problemen die nu bekend zijn, uit de weg ruimen. Maar nog steeds hoor je weinig poeha maken over het serverproduct. Wie gebruikt het eigenlijk? En hoe zijn de ervaringen? Is er eigenlijk wel iemand die de server gebruikt? Ja, dus. In Nederland vonden we Arthur van der Harg van het Centrum Arbeidsverhoudingen (CAOP) bereid tot een uitgebreid commentaar.
Makkelijk beheer
Van der Harg vertelt dat hij de OS X Server in een testomgeving heeft staan om onder meer te kijken hoe de server zich gedraagt in een ldap- en een san-omgeving. Vroeger gebruikte hij al Apple-servers (ASIP), wat hem tot een bevooroordeelde getuige zou kunnen maken, maar hij werkt ook met Windows NT, Free BSD, Open BSD, Linux PPC en Sun Solaris.
Eén van de eerste dingen die Arthur van der Harg opviel, was uiteraard de gebruiksvriendelijkheid. "Het beheer is gemakkelijker dan bij NT of Windows 2000," zegt hij. "Dat heeft te maken met een aantal irritante dingen in de Windows-paradigma’s." Volgens van der Harg heeft de Mac OS X Server een andere doelgroep dan zijn andere UNIX-achtigen. "Die doelgroep wil een web- of fileserver neerzetten die het doet, en die makkelijk te beheren is. Wat er verder onder de motorkap gebeurt, is niet belangrijk." Voor die doelgroep is Mac OS X Server perfect, denkt van der Harg. Minpuntjes ziet hij echter wel in bijvoorbeeld de ontwikkel-tools. "Die zijn wat eigenzinning als het gaat om bijvoorbeeld gedeelde bibliotheken. Voor het poorten van ‘open source’ applicaties kan dat een struikelblok zijn." Overigens denkt van der Harg dat iets dergelijks al buiten de horizon ligt van de meeste it-managers. Er komen immers steeds meer applicaties gewoon beschikbaar voor de server.
Een ander zwak punt vindt hij dat de server voor sommige banale dingen herstart moet worden. "Crashes van het hele systeem verwacht ik niet meer, maar herstarten voor een software update vind ik niet thuishoren op een server." Daar zou Apple dus wel een mouw aan mogen passen. Anderzijds denkt van der Harg dat corruptie van ‘Users&Groups’ informatie en ‘file/folder permissions’ veel minder zal voorkomen dan bij ASIP-servers. Ook de schaalbaarheid schat hij hoog in. "We hebben aan de OS X Server nog niet veel hangen, maar zelfs de ASIP 6.3 server bedient hier al tweehonderd man en alleen al de gebruikersstatus bijhouden voor zoveel gebruikers, wordt sommige andere systemen teveel."
Medische onderzoeksafdeling
Als de server eenmaal in productie gaat, wil Van der Harg er ‘file serving’ mee doen, naast het draaien van Meeting Maker, Quick Mail Pro, en eventueel ook 4D en Retrospect. Gevraagd naar een algemene conclusie, zegt hij: "Vergeleken met de oudere systemen is dit systeem complexer, maar Apple weet het goed beheersbaar te maken. Je moet je daarbij realiseren dat in complexere omgevingen meer kennis nodig is om Mac OS X veilig en effectief in te zetten." Hij voegt daaraan toe dat dit ook geldt voor Windows. "Hoewel iedereen denkt dat een mcse daartoe voldoende garantie biedt: niet dus." In kleine en middelgrote bedrijven met één of twee Mac OS X Servers heeft Apple volgens van der Harg een ‘winner’. "Een kind kan bijna de was doen."
CAOP heeft dus de server in testopstelling staan, maar in twee onderwijsinstellingen in Vlaanderen draait hij al op volle toeren. In de medische onderzoeksafdeling van de katholieke Universiteit Leuven draait Mac OS X Server om ‘file-sharing’ te verzorgen naast ftp en binnenkort ook mail-services. De OS X Server staat in het lab naast een Sun, verscheidene Linux-machines en uiteraard ook de obligate Windows-dozen.
"Het installeren van deze server verloopt veel makkelijker dan enig andere server," zegt Jan Morren die de plak zwaait over de it in het lab. "Het opstellen van de Linux-server nam een dag in beslag. Bij de Windows 2000 server kostte het een dag om twee schijven bij te steken."
Alleen de hardware vindt Morren minder geslaagd, althans voor server-doeleinden: "Ik bedoel hier niets negatiefs mee, want alles wat er moet inzitten, zit erin of kan erin, maar een rek-server zou een uitkomst zijn."
Morren vindt het vooral fijn dat de Mac OS X Server geen bezwaar maakt tegen het laten meedraaien van Wintel-clients. "Systemen van vreemde platformen laten meedraaien, krijg je niet gedaan met Linux, tenzij je een Samba-server draait. Bij Mac OS X Server zit dit standaard in het pakket."
Weinig negatieve punten
Morren is ook erg te spreken over de UNIX-ondergrond. "Er komt een hele reeks services gratis bij : Apache, DNS, DHCP, SMB, Sendmail, enzovoort." De stabiliteit is ook voor Morren geen punt, hoewel hij er de nadruk op legt dat de server pas echt onder druk zal worden gezet als de mail-services worden opgestart. "Ik ben er niet echt bang voor. Vooral de UNIX-kern boezemt me veel vertrouwen in. Deze UNIX-smaak heeft dertig jaar achter de rug. Het Mac-platform wint er ook mee aan geloofwaardigheid." Jan Morren vertelt dat hij tegenwoordig door de technische dienst niet meer wordt behandeld als de man van het ‘speelgoedplatform’. "Zij kennen de UNIX-wereld erg goed, en ik kan dus op veel meer hulp en begrip rekenen dan voorheen."
Morren denkt ook dat Mac OS X zeer stressbestendig is. Omdat je de server kunt linken, kunnen verscheidene servers – als één systeem – tot twintigduizend mensen bedienen. Verder vindt hij dat een middelgroot bedrijf al gebaat kan zijn bij een dubbel-processorsysteem zoals Apple die standaard aanbiedt. "Ik mag zelfs niet klagen over mijn enkele processor G4 500 MHz," zegt Morren.
Jan Morren weet maar weinig negatieve punten op te sommen. "Het negatiefst vind ik de configureerbaarheid. Het is zo eenvoudig gemaakt, dat de server in sommige opzichten faalt." Zo zou Apple een aantal complexere configuratiemogelijkheden moeten aanbieden, aldus Morren. "Een disk quotum per account, bijvoorbeeld. Ook op afstand zou doorzichtiger kunnen." De Macintosh Manager scoort dan weer heel hoog.
Server op G4-processor
Dat is ook het geval bij Dino Van de Velde van de Academie in Gent: "De Macintosh Manager beveiligt alle werkstations. De gebruikers hebben het volledige station voor zich alleen, maar aan de systeemmap kunnen ze niet komen. Vastlopende systemen omwille van geknoei door studenten is er dus niet bij."
Van de Velde noemt ook ‘roaming’ als een pluspunt op de Mac OS X Server. "Ze zijn lang niet zo belastend als ‘roamings’ op een Windows-server."
In sommige opzichten is Van de Velde een bekeerling. Hij werkte twee jaar geleden nog louter met Windows. Hij ondervond diverse beperkingen bij dat systeem. "Windows 2000 Advanced Server kon ik bijvoorbeeld niet gebruiken voor de Mac-clients, want die werkten al met Postscript 3, terwijl Windows nog op Level 2 zat."
Uiteraard stelt een academie heel andere eisen dan een bedrijf. Van de Velde vindt het dan ook onzin dat sommige analisten beweren dat er geen software voorhanden is op het platform. Maar hij werkt wel bijna uitsluitend met grafische en 3d-toepassingen. Anderzijds kan hij daardoor de stabiliteit en schaalbaarheid van de server beter beoordelen. "Mijn machine is geen echte servermachine. Het is een gewone G4 met twee harde schijven en veel ram-geheugen. Desalniettemin geeft OS X Server geen kik als er weer eens een zootje studenten printopdrachten geeft waarbij 80 MB aan Illustrator-bestanden over het netwerk moeten."
Van de Velde betwijfelt of andere servers het zouden kunnen navertellen. "Vooral niet omdat die machine alleen staat. Er is dus geen ‘load balancing’ mee gemoeid." Ook bij hem scoort het opstellen van de server hoge ogen. "Een half uur na het uitpakken van de cd-rom’s, stond het systeem op de schijf." Anderzijds is hij minder te spreken over de beschikbaarheid van driver-software. "Sommige fabrikanten van hardware zoals printers, zijn nogal traag met het uitbrengen van dergelijke dingen." Voor het overige is Van de Velde volledig gevallen voor Mac OS X Server. Voor hem is bijvoorbeeld ook de gratis meegeleverde Quick Time streaming server belangrijk. En ook het feit dat MySQl en PHP 4.1.2 aanwezig zijn, vindt hij prachtig.
Het mooist van alles vindt deze Gentenaar dat je de server in principe op elke G4-processor van Apple kunt draaien: "Je zou hem als het ware kunnen draaien op een nieuwe iMac met externe Fire Wire-schijven."
De prijs vindt Van de Velde ook niet echt een bezwaar. "Voor ‘niet onderwijs’ betaal je dertig procent meer dan voor ‘onderwijs’. Maar als je dan ziet wat je daar allemaal voor krijgt, en dat het bovendien ook werkt en je je interventietijden zo dramatisch naar beneden kunt krijgen…"
Drie systeembeheerders zijn dus unaniem lovend die over hun ervaringen met Mac OS X. Allen leggen hun eigen klemtoon en hebben wel ergens een punt van kritiek, maar globaal gezien komt Apple’s nieuwe server er goed uit. Alvast één ding hebben ze alledrie gemeen: ze vinden Mac OS X Server beter dan de Windows-equivalenten. Dat die Windows-servers een beetje op hun retour zijn, blijkt uit Gartners laatste marktanalyses. Windows 2000 wordt nog volop uitgerold, maar van XP is voorlopig geen spoor te bekennen.
Bovendien blijkt de groei van het aantal Windows-systemen wat tegen te vallen. De meeste afvalligen zullen nu wellicht opteren voor een Linux-systeem. Maar als Apple het slim speelt, kan Mac OS X Server ook iets betekenen als vervanger voor een Windows-serverplatform.
Erik Vlietinck