Eurocommissaris Erkki Liikanen maakt zich druk over de schaarste aan ip-adressen. Recent riep de Europese Commissie bedrijven op om over te stappen op het nieuwe internet protocol Ipv6. Meer bits voor de adresruimte in dit protocol moet het tekort aan adressen oplossen. Toch maken weinig organisaties aanstalten om Ipv6 te implementeren. Geeft dat reden tot zorg?
Ipv6 Steve Deering is lid van de Internet Architecture Board en voorzitter van de Ietf-werkgroep (internet engineering task force) die zich buigt over de nieuwe versie van het internetprotocol Ipv6. Computable sprak hem op 18 april voordat hij in het Science Parc Amsterdam een masterclass gaf. |
|
Deering vindt het niet verwonderlijk dat Ipv6 momenteel marginaal gebruikt wordt. De tien jaar, waarin nu over het protocol gesproken is, zijn nodig geweest om tot een solide standaard te komen. "Ip is het enige protocol dat alle apparaten op internet met elkaar gemeen hebben. Het zit in iedere router, het zit in elk besturingssysteem van servers en computers op internet." Het opwaarderen naar een nieuwe ip-versie duurt dan ook lang. Alle besturingssystemen en andere software dienen aangepast. Ook veel hardware moet op de schop. Zware routers en switches gebruiken speciale chipsets, waarin het nieuwe protocol nog gebakken moet worden.
Mobiele telefoons Ipv6 stelt aanbieders van mobiele telefonie in staat om het gesprek niet langer over het thuisadres te laten verlopen, maar direct tussen het mobieltje en het dichtst bijzijnde toegangspunt tot het netwerk. Deering ziet deze efficiënteverbetering niet als een stuwende factor achter Ipv6. "Ook bij mobiele telefonie is wereldwijde adressering een groter probleem dan efficiëntere routing van ip-verkeer. Het is een probleem, maar het werkt wel." |
Stilstand
Volgens Deering blijft het gebruik van Ipv6 achter door het kip en ei dilemma. Niemand bouwt een applicatie die Ipv6 gebruikt als er geen netwerken op dit protocol gebaseerd zijn. Internet-aanbieders bieden geen Ipv6-diensten aan voor dit protocol als de netwerken er niet op afgestemd zijn. Gevolg is dat carriers ook weinig aanstalten maken. Overheidssteun zou deze impasse kunnen doorbreken. Deering noemt Azië als voorbeeld. Japanse internet-aanbieders krijgen subsidie als zij overstappen op Ipv6. "Hun netwerk ondersteunt wel Ipv6, waardoor zij en andere bedrijven diensten om het protocol heen kunnen bouwen."
Dat gebeurt nu niet, omdat dynamische adrestoekenning en nat (network address translation) de scherpe kantjes van het tekort aan ip-adressen hebben gehaald. Beide technieken zorgen ervoor dat een grote verzameling apparaten één uniek ip-adres kunnen delen. Met dynamische ip-adrestoekenning krijgen alle aangesloten stations een tijdelijk en in dat specifieke netwerksegment uniek ip-adres. Nat combineert het netwerkadres met het ip-adres, waardoor ook een uniek adres ontstaat.
Client-server achtige toepassingen kunnen goed met deze vorm van adressering over weg. Belangrijke toepassingen van internet als e-mail en ftp werken met een beperkt aantal servers in verhouding tot een groot aantal computers die informatie opvragen. Voor nieuwe toepassingen als ip-telefonie en internet op de mobiele telefoon werkt dit niet, omdat je deze op basis van een uniek ip-adres moet kunnen aansturen. Carriers bepalen nu welke toepassingen op internet te gebruiken zijn.
Ook leveren nat en dynamische adressering praktische problemen op doordat ze foutgevoeliger zijn dan Ipv6. Apparaten passen onderdelen uit het ip-adres van voorbijstromende pakketten aan om de informatie naar de juiste machine te kunnen sturen. Dit plaatst een tijdbom onder de betrouwbaarheid van internet, stelt Deering. Allereerst groeit het internetverkeer in volume. Daarnaast neemt het steeds belangrijker vormen aan. Telefoon, televisie, medische en zakelijke informatie worden in toenemende mate over ip gestuurd.
Sytse van der Schaaf