Al een aantal jaren achtereen organiseert de studievereniging Le Manageur van de Erasmus Universiteit een onderzoeksproject. Zo ook in 2001. Toen startten vijftien studenten met een onderzoek naar de waardering van e-handelbedrijven. Het resultaat is het boek ‘Creating tomorrow’s business: E-valuation’, eind 2001 uitgegeven door tenHagen Stam en gesponsord door PricewaterhouseCoopers.Anders dan de titel doet vermoeden, is het boek in het Nederlands geschreven. Gelukkig maar, want er komen al genoeg publicaties van Nederlanders op de markt waarin zij vergeefse pogingen doen om in krakkemikkig Engels hun gedachten op papier te zetten. En bovendien: de Nederlandse taal is al moeilijk genoeg.
De studie bouwt voort op een onderzoek dat andere studenten van Le Manageur eerder uitvoerden naar verschillende vormen van e-business en de daarbij behorende strategieën. Het eerste hoofdstuk van het boek geeft dan ook een korte samenvatting van dat vorige onderzoek. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat het erg moeilijk was om e-businessondernemingen te waarderen. Oude maatstaven als ‘return on investment’, liquiditeit en ‘economic value added’ bleken niet op de e-businesssector te kunnen worden toegepast. Vandaar dat er een vervolgonderzoek werd opgezet: zijn er methodes voorhanden om de waarde van een e-handelonderneming op enigerlei wijze in geld uit te drukken?
Om het wetenschappelijk niveau van het onderzoek te waarborgen is in samenwerking met de vakgroep Ondernemerschap en Ondernemingsstrategie van de Economische Faculteit een literatuurstudie verricht. Zo hebben de studenten gekeken naar de bestaande waarderingsmethoden, onderzoek gedaan naar definities en begrippen die iets te maken hebben met e-business en tenslotte een koppeling gemaakt tussen e-business en de in hun optiek meest geëigende waarderingsmethodiek. Een en ander resulteerde in een eigen model voor de waardering van e-business. Daarnaast is praktijkonderzoek gedaan bij ruim vijftig bedrijven in Nederland en de Verenigde Staten. Dat waren zowel organisaties die dagelijks te maken hebben met het waarderen van bedrijven als e-handelondernemingen zelf. Doel was om erachter te komen welke risico’s zijn verbonden aan e-handel en wat nu precies de waardebepalende factoren van e-handelbedrijven zijn.
In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal waarderingsmethoden, zoals intrinsieke waarde, rendementsmethode, rentabiliteitswaarde, ‘discounted cashflow’, vuistregels en ‘multiples’, reële-optiemethode en empirische gegevens. In kort bestek en op heldere wijze weten de studenten deze methoden uiteen te zetten. Minder sterk is het volgende hoofdstuk dat het theoretisch kader neerzet van e-business. De definitie van e-business (de bedrijfsvoering die zich richt op het effectief organiseren van bedrijfsprocessen door middel van elektronische middelen/kanalen) is discutabel en wat kort door de bocht, terwijl die vier categorieën waarin e-business kan worden ingedeeld, wat onduidelijk zijn geformuleerd. De studenten zelf blijken er ook niet altijd raad mee te weten. In het vervolg van hun boek gebruiken zij de termen e-business en e-handel door elkaar, terwijl zij toch in hun theorievorming een duidelijk onderscheid tussen deze twee begrippen hebben aangebracht.
Als basis voor de evaluatie van een e-handel/e-businessonderneming hebben de studenten gekozen voor de dcf-methode (discounted-cashflow). In hoofdstuk vier onderbouwen zij deze keuze, terwijl zij in het vervolg dieper ingaan op een drietal belangrijke aspecten van deze methode: tijd, ‘cashflow’ en risico. De waarde van het onderzoek ligt vooral in de uitwerking van deze aspecten tot een werkbaar model om e-handelondernemingen te waarderen. Voor het toetsen van de cashflow hebben de studenten in hun waarderingsmodel gekozen voor de swot-analyse (strengths, weakenesses, opportunities & threats) en de ‘value chain’ van Porter. Om de factor ‘risico’ te kunnen bepalen, hebben zij zelf een omrekentabel ontwikkeld. Deze lijkt nuttig om op een praktische manier een risicopercentage te berekenen voor een e-handelbedrijf. De informatie uit de omrekentabel heeft betrekking op de onderwerpen strategie, financiën, technologie, ‘human resources’, management, organisatie, markt, juridische/fiscale aspecten, producten en klanten. Deze informatie kan worden weergegeven in een spinnenwebmodel. Als bijlage staat achterin het boek een uitgebreide risicovragenlijst waarmee de lezer van zijn eigen organisatie een risicoanalyse kan maken.
Achterin het boek is ook de vragenlijst opgenomen die is gebruikt voor het praktijkonderzoek. De resultaten daarvan zijn bij de desbetreffende hoofdstukken in kadertjes weergegeven. Zo blijkt de dcf-methode door een kwart van de ondervraagde bedrijven te worden gebruikt. De methode is meer in zwang in Nederland dan in de Verenigde Staten, waar veel meer gebruik wordt gemaakt van de vuistregelmethode.
Interessant is ook dat in de Verenigde Staten de factoren management en technologie als meest waardebepalend voor een e-businessorganisatie wordt gezien, terwijl in Nederland veel meer de nadruk ligt op de factoren omzet, winst, personeel, businessmodel en financieringsstructuur.
Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de meeste e-handelondernemingen de markt, de klant en de financiële aspecten als de grootste risicofactoren beschouwen. Dat is wel verklaarbaar. De banken staan niet meer te springen om dergelijke bedrijven te financieren, terwijl de consument in de wereld van internet niet alleen de mogelijkheid heeft om snel van aanbieder te wisselen, maar ook niet al te veel vertrouwen heeft in elektronische handelsvormen.
Zo’n 94 procent van de ondervraagden zegt geen uniek product te hebben. Dat is een interessant gegeven dat strijdig is met de bewering van veel analisten en ook tegenstrijdig met het streven van veel ondernemers om zich te onderscheiden van hun concurrenten. Wel blijken de concepten en de databases van de ondervraagde bedrijven een unieke waarde te vertegenwoordigen. Opvallend is verder dat de factor juridisch/fiscaal niet als een grote risicofactor wordt gezien. Dat is eigenaardig, omdat je juist in deze sector zou verwachten dat het belangrijk is om innovaties te beschermen.
Het boek ‘Creating tomorrow’s business: e-valuation’ is een bewijs dat er op de Nederlandse universiteiten nog heel zinvolle en nuttige dingen worden gedaan. En met veel enthousiasme.
Cok De Zwart Freelance Medewerker
Le Manageur
Creating tomorrow’s business: e-valuation,
tenHagen Stam uitgevers
ISBN 90 4400 366 6