De Broos van Erp Prijs en de Nationale ICT Awards hebben zich op aanraden van het Ministerie van Economische Zaken verenigd. ICT event & Mouse Party is de nieuwe naam voor dit initiatief. Als onderdeel van de ICT event & Mouse Party worden verschillende prijzen uitgereikt die als doel hebben "het gebruik van ICT-toepassingen te stimuleren en een positieve bijdrage te leveren aan het klimaat rond ICT en e-business". In hoeverre is dat nodig? Een rondgang langs enkele juryleden.
Na jaren van onstuimige groei in de Nederlandse ICT-sector vlakken de omzetten af en dalen de winstcijfers. Geen reden tot paniek, zegt oud-Getronics topman Ton Risseeuw. Volgens Risseeuw – tevens algemeen voorzitter van de jury van de Nationale ICT-awards en de Broos van Erp Prijs – is de markt "genormaliseerd". "Mooiweerzeilers halen nu bakzeil en de bedrijven die echt goed zijn, kunnen zich onderscheiden." En echt goede bedrijven zijn er volop in Nederland, volgens de jury. Al heeft de ICT-sector genoeg zwakke kanten.
Zorgenkindje groeit op
"De ICT-sector is volwassen geworden", zegt Ton Risseeuw. "Met alle kenmerken van dien. We zijn gevoeliger voor wisselingen in de conjunctuur dan in het verleden. En we kunnen niet meer, zoals vroeger nogal eens gebeurde, mensen wegzetten tegen hoge prijzen: we moeten nu veel meer kwaliteit bieden en onze prestaties kunnen verantwoorden aan onze klanten." Mogelijkheden zijn er volop voor de sector: "Trendmatig gezien ben ik erg positief omdat ondernemingen en instellingen hun IT-systemen voortdurend moeten verbeteren om hun werk goed te kunnen verrichten. Bovendien, als je medewerkers geen goed gereedschap ter beschikking stelt, dan demotiveer je ze en gaan ze ondermaatse prestaties leveren. Men zal dus genoodzaakt zijn om door te gaan met het verbeteren van bestaande systemen."
Veel Nederlandse ICT-bedrijven kunnen volgens de collega-juryleden van Risseeuw voldoen aan de toenemende behoefte aan verbetering en meegaan met de trend van ‘kwaliteit naar volume’. De Nederlandse ICT-sector onderscheidt zich in elk geval op verschillende punten gunstig. De intensieve samenwerking tussen verschillende bij grote ICT-projecten betrokken partijen, is zo’n sterk punt, vindt Paul de Graaf, secretaris ICT van werkgeversorganisatie VNO-NCW.
"We zitten in Nederland allemaal zo dicht bij elkaar en we kennen elkaar zo goed dat we vrij gemakkelijk samen projecten op ons kunnen nemen." De Graaf noemt de beveiliging van elektronisch betalen, grote automatiseringsprojecten in de havens, de retail, Schiphol: "stuk voor stuk voorbeelden van goed geslaagde samenwerkingsprojecten tussen afnemers en infrastructuur- en dienstenaanbieders en soms ook andere betrokkenen, zoals consumentenorganisaties en overheden." Zeker de rol van de afnemers bij dergelijke projecten moet volgens De Graaf niet worden onderschat. "Zowel de retailsector als de logistieke en de financiële sector kijken van oudsher rond op de wereldmarkt waar ze de beste producten kunnen vinden. Als ze desondanks van tijd tot tijd hier in Nederland terecht komen, moet dat toch betekenen dat er hier behoorlijk wordt gepresteerd?!"
Ook de Nederlandse consument verdient een compliment, vindt Willem Duinker, senior manager e-business van de ING Groep. "Nederland is bepaald geen achterlijk land, als je kijkt naar het gebruik dat consumenten maken van het internet en andere ICT-toepassingen.
Gebrek aan power
Jaap van Scheijen, directeur ICT-beleidszaken van het Ministerie van Economische Zaken, is vooral te spreken over de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen (R&D-inspanningen) van de sector, althans van de ‘hardere’ technologiebedrijven. "In de ICT-dienstverlening zijn de R&D-inspanningen aanzienlijk minder. Maar daar staat wel een zeer sterke marktoriëntatie tegenover en een grote flexibiliteit in opereren, met als grote plus het vermogen tot maatwerk."
De betrekkelijk geringe R&D-inspanningen van – vooral – de dienstverlening ziet Van Scheijen als een belangrijk minpunt. "Dienstverleners zouden meer aandacht moeten hebben voor hergebruik van de producten die ze eerder ontwikkeld hebben, of modules daarvan, toegepast naar een nieuw ‘applicatiedomein’. Op deze manier kunnen ze tot een grotere efficiency komen van de werkzaamheden die nu per klus opnieuw worden vormgegeven."
Een dergelijke efficiencybevorderende innovatie is vooral ook urgent omdat de sector nog altijd blootstaat aan de dreiging van een krappe arbeidsmarkt. Die krapte laat zich volgens Risseeuw door de inflexibiliteit van de Nederlandse arbeidsmarkt zelfs in een tijd van laagconjunctuur voelen. Hoe moet het dan als de conjunctuur aantrekt? Risseeuw waarschuwt voor het gevaar van een varkenscyclus. "Je leest hier en daar dat de instroom van potentiële ICT-ers aan de universiteiten en hogescholen aan het verminderen is. Dat zou een zeer slechte zaak zijn. Ik hoop dat deze conjuncturele neergang niet het imago van de branche aantast, waardoor we naar een volgende krapte toe gaan."
De sector is om meer redenen kwetsbaar. De Graaf noemt de geringe omvang van Nederland als een hindernis. Weliswaar is het bevorderlijk voor de samenwerking tussen allerlei Nederlandse partijen, maar tegelijkertijd is het een handicap: "De ICT is een bij uitstek internationale sector. Maar zaken die in Nederland zijn ontwikkeld op de internationale een succes laten zijn, is lastig. De Nederlandse douane had bijvoorbeeld tien jaar geleden al concepten voor elektronische aangiften klaar. Het blijkt echter onmogelijk een dergelijk mooi opgezet systeem (waar de haven heel tevreden mee is) vanuit het kleine Nederland over Europa – laat staan over de wereld – uit te dragen. Er is niet voldoende ‘power’. Bovendien is het Nederlandse taalgebied zo klein dat er altijd een vertaalslag moet worden gemaakt. Engelse bedrijven hebben dat probleem niet."
Innovatie is progressie
De juryleden verschillen met elkaar van mening of en hoe de sector moet worden gestimuleerd. Duinker vindt vooral dat de markt zijn werk moet doen: "De werkelijk goede ondernemers zullen wel overleven." Andere juryleden zien een rol voor de Nederlandse overheid weggelegd. Niet zozeer op het gebied van nieuwe wet- en regelgeving – de juryleden waarschuwen zelfs tegen een neiging om alles in wetten te "bevriezen", zoals De Graaf het uitdrukt. Wel kan de overheid in Europa meedenken. De Graaf heeft het over de noodzaak van "duwen en trekken op het hoge ambtelijke en diplomatieke niveau om ruimte te maken voor Nederlandse bedrijven. Ongeveer het model dat het in de natte waterbouw zo goed doet: de overheid maakt ruim baan voor de bedrijven, die vervolgens de infrastructuur aanleggen."
Risseeuw wil nog een stap verder gaan. "De overheid kan haar systemen aanzienlijk verbeteren. Ze zou het allernieuwste en het allerbeste moeten nemen dat er te krijgen is en zo Nederlandse bedrijven de kans geven te innoveren. Dat zou onze branche absoluut verder helpen." En dit is hét moment voor de overheid de vraag naar innovatieve producten en diensten op die manier aan te zwengelen, aldus Risseeuw. "In een conjuncturele dip staat er tenslotte heel veel capaciteit klaar. Nu kan de overheid eisen stellen. Ik zou als overheid dankbaar gebruik van maken van die mogelijkheid."