Afgelopen week publiceerden vijf Amerikaanse milieuorganisaties een rapport getiteld ‘Exporting Harm: The Techno-Trashing of Asia’. Daaruit blijkt dat de export van Amerikaans elektronisch afval ernstige milieu- en gezondheidsproblemen veroorzaakt in de derde wereld.
Van al het in Amerika ingezamelde elektronische afval, waaronder bijvoorbeeld oude pc’s en monitoren, wordt 50 tot 80 procent in grote containerschepen uitgevoerd naar landen als China, India en Pakistan, waar het wordt hergebruikt of gerecycled. Dit gebeurt echter vaak zonder de juiste middelen en zonder goede voorzorgsmaatregelen, waardoor veelal giftige stoffen vrijkomen.
Precieze schattingen over de hoeveelheid afval waarom het gaat zijn er niet. De Amerikaanse National Safety Council heeft becijferd dat in de periode 1997 tot 2004 315 miljoen Amerikaanse computers afgedankt zijn of nog zullen worden. Als je bedenkt dat elke computermonitor meerdere kilo’s lood bevat, kan iedereen nagaan dat dit aanzienlijke risico’s voor het milieu zal opleveren.
De Europese Unie heeft plannen om it- en pc-fabrikanten te verplichten hun producten op een verantwoordelijke manier te recyclen of anderszins af te voeren, vooral wanneer er materialen in zitten die gevaarlijk zijn voor het milieu. De Verenigde Staten liggen zoals gewoonlijk dwars zodra het gaat om milieuregulatie. Men verschuilt zich achter het argument dat veel computers niet in de Verenigde Staten of Europa worden gemaakt, en dat het daardoor moeilijk is om fabrikanten op hun verantwoordelijkheden aan te spreken.
Dat lijkt me inderdaad niet simpel, maar het is geen reden om je verantwoordelijkheid te ontduiken en je ogen te sluiten voor het feit dat in China kinderen tonercartridges met een schroevendraaier openen en met een kwastje de achtergebleven toner in een afvalcontainer vegen, allemaal zonder beschermende kleding of mondkapjes.
Nieuwe mogelijkheden door it? Geweldig. Door automatisering opgestuwd in de vaart der volkeren? Fantastisch. Maar kennelijk profiteert niet iedereen daarvan.