Wat betreft technologische ontwikkeling bevindt het Himalya staatje Bhutan zich nog in de fase waarin honden tegen auto’s blaffen. Ik reisde er tien jaar geleden met een gids die Jigme Singye heette – ‘you can call me Jimmy’ – en zodra onze Toyota Landcruiser een dorp binnenreed werden we omringd door een kudde woedende honden.
Dat was een ‘aha erlebnis’ van de eerste orde want ik herinnerde me plotseling dat de honden in het Friese dorpje waarin ik opgroeide ook tegen auto’s blaften. Ze blaften niet alleen, maar renden hele einde mee alsof ze zo’n auto het dorp uit wilden jagen. Nu ik al weer een paar jaar in de VS woon, begrijp ik dat het gedrag van honden een belangrijk graadmeter is voor de stand van de techniek in een bepaalde cultuur. Honden blaffen in de buurt waar ik woon niet tegen auto’s maar wel tegen voetgangers.
De kennismaking met een nieuwe technologie is vaak een emotioneel hoogtepunt waarbij de gevoelens kunnen variëren van euforie tot paniek. Toen ik op vijfjarige leeftijd voor het eerst televisie zag – ik meen dat het een aflevering was van de marionettenserie Dappere Dodo – kroop ik onder mijn stoel van angst. En dat terwijl ik een dubbeltje (ja, tien cent) had moeten betalen om in het dorpshuis met een hele groep kinderen te mogen kijken naar het eerste televisietoestel van ‘ons’ dorp. Fietsenmaker Van der Kooi was de enige mens in het dorp met een televisie en om een of andere reden dachten wij als kinderen dat hij dan ook wel een hele goede fietsenmaker moest zijn. Het is mij tot op de dag van vandaag onduidelijk waarom deze nieuwe werkelijkheid mij zoveel angst inboezemde. Ik moet wel zeggen dat ik mijn technofobie aardig te boven ben gekomen. Het was net zoals met de honden, op een gegeven moment hou je gewoon op met blaffen.
Mijn angst voor technologie is regelmatig omgeslagen in enthousiasme. Let wel, ik ben nooit door het dolle heen over hoe en waarom het werkt maar uitsluitend om wat het doet voor mijn persoonlijke leven en (soms) wat het doet voor mijn sociale status en ego. Ik stond ergens in de jaren zestig als aan de grond genageld toen mijn vader zijn eerste Volkswagen voor ons huis parkeerde. Ik wist niet eens dat mijn vader kon autorijden! De emotionele impact van die gebeurtenis blijkt wel uit het feit dat de witte cijfers op de blauwe nummerplaat onuitwisbaar in mijn geheugen staan gegrift: HP-70-28. Op school promoveerde ik de volgende dag onmiddellijk naar het zeer selecte groepje van ‘jongetjes met vaders die auto’s hebben’.
Ik moest niet blaffen maar wel vreselijk hard lachen toen ik ergens in de jaren zeventig iemand van Amerikaanse bedrijf Intel in een televisieprogramma hoorde beweren dat alle mensen binnen afzienbare tijd microprocessors en computers in huis zouden hebben. Computers? In huizen? Ik? Belachelijk! Ik kon met geen mogelijkheid bedenken bij welke activiteit of hobby een computer een rol zou kunnen spelen in mijn leven. Die mijnheer van Intel – het zal wel Andy Grove zijn geweest – was natuurlijk een mooiprater met een verkooppraatje. De totale bekering kwam toen ik voor het eerst een stukje tekst in een tekstverwerker selecteerde, kopieerde en ergens anders weer inplakte. Verrek, die zin stond eerst hier en nu daar. Sodeju, zo’n computer is geweldig! Deze gebeurtenis is voor mij vergelijkbaar met de bekering van Paulus voor de poorten van Damascus (gereformeerden onder u weten wel wat ik bedoel). Ik zag het licht en het is sindsdien niet meer uitgegaan.
Bhutan loopt niet voorop in de technologische vooruitgang. Boeddhistische religieuze groeperingen die een dikke vinger in de pap hebben willen bepaalde ‘westerse’ invloeden slechts bij mondjesmaat toegelaten om de boeddhistische maatschappij niet te ontwrichten. Toen ik er was ‘mocht’ televisie niet maar video wel. Mijn gids Jimmy sleepte me mee naar de enige videotheek in de hoofdstad Thimpu waar de video’s van Jean Claude Vandamme erg lekker in de verhuur lagen. Daarna bezochten we in de catacomben van een klooster een bibliotheek waarin op verweerde houten planken eeuwenoude, handgeschreven boeddhistische manuscripten lagen. Jimmy bezweerde mij dat deze boekwerken niet ‘holy’ waren , maar wel ‘holy, holy, holy’. Naast de catacomben bevond zich een volledig stofvrije ruimte waarin een stuk of vijf monniken bezig waren de teksten van de heilige manuscripten in te voeren in vijf gloednieuwe, ‘state-of-the-art’ Compaq pc’s. Door het enige raam in de dikke kloostermuur hoorde ik een hond blaffen op de binnenplaats van het klooster.
Teake Zuidema, freelance medewerker.