Het kabinet heeft ‘Kiezen op afstand’ voorlopig in de ijskast gezet. In een aan de Tweede Kamer verzonden brief schrijven de betrokken ministers Roger van Boxtel en Klaas de Vries dat acht offertes voor een koa-systeem zoveel ruimte voor onzekerheden heeft opgeleverd, dat besloten is tot een ‘adempauze’ om de zaak ‘opnieuw te doordenken’.
Grootschalige proeven bij de komende gemeenteraadsverkiezingen zijn daarmee van de baan. Ook voor de verkiezingen voor de Tweede Kamer in mei zijn de voorgestelde proeven afgeblazen.
Bij het vertalen naar functionele specificaties van een door Het Expertise Centrum uitgevoerde definitiestudie, die drie systeemcomponenten onderscheidde, bleek dat veel meer nodig is dan gedacht. Zo moet er buiten een landelijk raadpleegbaar kiezersregister, virtueel stembureau en elektronische stembus ook een centraal tellingensysteem komen voor het genereren en distribueren van stemtotalen.
Het opstellen van de functionele specificaties was ingewikkeld en heeft veel tijd gekost, onder meer doordat ze moesten voorzien in drie ‘modaliteiten’ van stemmen op afstand: in eerste instantie vanuit elk willekeurig stembureau en vanaf stemzuilen, die in openbare ruimten worden geplaatst, maar later ook vanuit huis of vanaf de werkplek, via internet.
Extreme eisen
De systeemeisen zijn zeer zwaar. De verlangde beschikbaarheid (‘100 procent’, aldus de ministers) en betrouwbaarheid (‘cruciaal’) zijn extreem hoog. Bij dat laatste gaat het om juistheid, controleerbaarheid en anonimiteit van het stemproces. Om erop te kunnen vertrouwen moet het systeem enerzijds transparant zijn, maar het moet anderzijds onmogelijk zijn een relatie te leggen tussen kiezers en hun uitgebrachte stemmen. Bij beschikbaarheid gaat het niet alleen om apparatuur, maar om ‘het hele systeem. inclusief de datacommunicatievoorzieningen, de beveiligingsapparatuur en de programmatuur’. Volgens Van Boxtel en De Vries betwijfelen de aanbieders de haalbaarheid daarvan. Als het al lukt, dan tegen zeer hoge investeringskosten, al geven de offertes daarvan zeer uiteenlopende ramingen: van 10 tot 25 miljoen euro. Over de structurele kosten bestaat nog grotere onzekerheid; het gaat in elk geval om ’tientallen miljoenen’.
Het verdere onderzoek naar de kosteneffectiviteit van het koa-systeem, dat het kabinet nodig oordeelt, kan niet beperkt blijven tot kiezen op afstand alleen. De Kamerbrief noemt de voorgenomen uitrol van overheids-pki en van de elektronische identiteitskaart, alsmede de modernisering van de GBA ‘daarvoor eveneens relevant’. Het kabinet wil de herbezinning, om onzekerheden weg te nemen dan wel mogelijke alternatieven te bekijken, in juni gedaan hebben. Het is de vraag of een gepland experiment bij de Provinciale-Statenverkiezingen in maart 2003, waarbij de uitkomst echt zou meetellen, kan doorgaan. Verwezen wordt naar Zwitserland en Groot-Brittannië, waar een gefaseerde aanpak van tele-stemmen zich tot 2006 uitstrekt.