De progressie in de magnetische-opslagtechnologie is bijna ongelooflijk. Slechts twintig jaar geleden moesten gegevensverwerkende systemen data manipuleren tussen een vaste en een verplaatsbare 5 MB-cassette. De cdc-drives met meerdere schijven en een capaciteit van 50 MB waren een wonder om te zien.
Nu vraag ik me soms af of de capaciteit van 60 GB op mijn pc-drive wel genoeg is. Niet alleen de capaciteit is buitenproportioneel toegenomen, ook de snelheid, en de opslagmedia zijn in nog sneller tempo kleiner geworden. De drives van 2,5 cm die ze tegenwoordig in camera’s stoppen, hebben een capaciteit van 1 gigabyte.
Deze enorme vorderingen hebben een enorme impact op de hele it-industrie gehad.
Het is geen kwestie van hetzelfde maar dan goedkoper, er is sprake van een hele nieuwe reeks applicaties die mogelijk zijn geworden door de beschikbaarheid van opslag. De grootste vooruitgang ligt in de mogelijkheid om beeld te verwerken. Zelfs tekstverwerkers gebruiken nu grafische weergave van tekst, en de schijf op mijn pc staat vol foto’s en muziek. De volgende trend is meer bewegende beelden, of we willen of niet. Bij al deze vooruitgang is het belangrijk te beseffen dat informatietechnologie nieuwe systemen introduceert in de it-wereld, maar oude eisen niet doet verdwijnen. We moeten nog steeds salaris- en factureringssystemen draaien. Maar ook hierop hebben technische veranderingen vat gekregen. Salarissystemen moeten nu met banken kunnen communiceren en zijn geëvolueerd in ‘human resource systemen’ compleet met foto’s van werknemers; weer zo’n concept dat mogelijk is gemaakt door de vorderingen in opslag. Historische gegevens worden nu bijgehouden voor crm-applicaties, in plaats dat er alleen ‘up-dating’ plaatsvindt.
De vooruitgang in opslagtechnologie heeft alle sectoren van de it beïnvloed. De ontwikkeling is niet gepland, het is eerder ‘gebeurd’. Omdat al deze ontwikkelingen plaatsvonden onder verschillende managers (en uit verschillende budgetten), is de fysieke opslag overal. Dat zou niet zo’n probleem zijn als deze ontwikkelingen onafhankelijk van elkaar zouden blijven, maar dat is niet het geval.
Tekst wordt in veel gevallen op individuele pc’s opgeslagen. Het meeste ervan is waardeloos, maar handleidingen, groupware, enzovoort, moeten alle een gemeenschappelijke opslag hebben. Gegevensverwerkende systemen zouden makkelijker te beheren moeten zijn, maar in de praktijk bleek dat moeilijk. Momenteel wordt er veel gesproken over ‘enterprise resource planning’ (erp), waarbij verschillende applicatie-subsystemen op een gemeenschappelijke database worden gestald, maar nieuwe applicatie-eisen werden geïntroduceerd als nieuwe systemen en data werd naar behoefte uitgewisseld tussen applicaties Aparte applicaties hebben ernstige problemen in opslagbeheer veroorzaakt, maar de zaken werden nog erger omdat veel applicaties werden geïntroduceerd op nieuwe databasemanagementsoftware en op nieuwe en verschillende hardware en besturingssystemen.
Idealiter zijn alle bestaande systemen te vervangen door een geïntegreerd systeem, met slechts één rdbms en één fysieke opslag-pool, maar dat zal nooit gebeuren
Met de introductie van erp-systemen wordt te weinig winst geboekt, het is gewoon te complex, zo luiden de klachten. We zullen dus moeten leren leven met de problemen die het draaien en beheren van gedistribueerde systemen geven, en misschien meer uitgeven aan het automatiseren van workflow met beheertools.
Een gemeenschappelijke database zou erg mooi zijn. Die zou dan kunnen draaien als aparte entiteit, en een interface kunnen hebben met verschillende applicaties van een reeks clients, zowel lokaal als op afstand. Maar zelfs dit is te ambitieus. En dus is de aandacht gericht op de laagste gemene deler, de fysieke opslag. Het idee van een gemeenschappelijk bestandssyteem is uitgebreid toegepast in pc-lan’s, waarvan Novell Netware de meest gebruikelijke is, maar deed ook opgang met NFS op Unix-servers. NFS en uitbreidingen zijn voor grootschalige systemen gebruikt, maar de eisen aan de opslag en de behoefte aan continue uitbreiding hebben geleid tot een compromis, waarbij verschillende computers zijn verbonden via een hogesnelheidsnetwerk aan een opslagsubsysteem. Er zijn meerdere subsystemen toe te voegen wanneer de capaciteit geheel is benut; daar ligt tevens een van de kernproblemen. In de situatie waarin gebruikers niet zijn gebonden aan een leverancier, moeten ze opslag-subsystemen van diverse leveranciers kunnen toevoegen. Dat betekent standaarden, voor hardware en software, en netwerkprotocollen. Dat is niet waarschijnlijk in de it-industrie. We zullen gebonden blijven aan specifieke leveranciers.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.