Niemand twijfelt erover dat IBM een ander spel speelt dan zijn concurrenten. IBM, de grote schurk in het verleden als het ging om bedrijfsgebonden producten, raakt nauw betrokken bij open systemen. Het werkt nauw samen met standaardisatie-instellingen en besteedt grote hoeveelheden geld aan ‘open source software’. Maar een ieder die denkt dat het bedrijf op zijn oude dag een filantropische instelling is geworden, vergist zich. Voor het geval u het heeft gemist: IBM houdt zich veel beter staande in de it-recessie dan de meeste bedrijven.
Nee, IBM is niet ontspoord, het investeert in de toekomst. ‘Open’ is niet hetzelfde als gratis. Het is duur voor bedrijven om deel uit te maken van een commissie voor open systemen, maar eenmaal erbij betrokken kunnen ze invloed uitoefenen op de standaarden, deze misschien hun kant ombuigen, en zo enig commercieel voordeel verwerven. In ieder geval tot aan de internetrevolutie zijn maar weinig standaarden doorgedrongen in producten, ondanks veel borstklopperij. Wat te denken van de incompatibiliteit van relationele databases, de SQL-standaard ten spijt, en wie kan zich nog OSI en X.25 herinneren?
Hoewel er nog veel handel schuilt in kern-mainframes en pc-systemen, zijn de meeste bedrijven zich ervan bewust dat het zwaartepunt de komende jaren ligt bij applicaties die elektronische handel mogelijk maken. De komst van Java, en Microsofts .Net-initiatief hebben de deur geopend voor nieuwe producten voor het leveren van ‘web-enabling’ client-ondersteuning, en – wat belangrijker is voor IBM – de applicatieservers. Deze zijn te gebruiken om compleet nieuwe applicaties te bouwen, maar zijn nog lang niet rijp voor de grootschalige ondernemingseisen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld z/OS, Cics en Oracle. In de praktijk lossen de huidige applicatieservers het probleem van ‘enterprise application integration’ op. De applicatieservers verwerken interactieve input/output-gegevens van en naar de ‘front-end’ webservers, ruimen de boel op, en roepen applicatiediensten van bestaande systemen aan. Vaak vindt een relatief eenvoudige vastlegging plaats van gegevens, die dan naar batchverwerkingssystemen gestuurd worden. Er wordt dan ook veel flexibiliteit geëist in de interfaces naar transactie- en berichtensystemen, in plaats van een krachtige gegevensverwerkingsomgeving zoals Cics/Cobol. Dat kan veranderen, en Java kan groeien tot het zich kan meten met Cobol, maar vooralsnog wordt integratie goed verzorgd door de huidige Java-standaarden.
IBM kwam niet als eerste uit de startblokken; die eer valt te beurt aan een aantal producten zoals Cold Fusion, Silverstream, enzovoort. Eerdere vierde-generatie talen als Dynasty en Forte sprongen ook op de rijdende trein. Maar de koploper was Weblogic. Dat werd gekocht door BEA, een spin-off van SCO en Novell, om de oude AT&T TP-monitor, Tuxedo, aan te pakken. Het huwelijk tussen Tuxedo en Weblogic schiep de marktleider in applicatieservers voor transactieverwerking. Oracle was het andere bedrijf dat het concept van applicatieservers opnam en nu de volledige Java-standaarden, ingebed in de laatste producten, ondersteunt. IBM daarentegen begon met het aanpassen van producten als Lotus Domino en met het laten samenwerken van MQSeries, Cics en DB/2. IBM nam ook de strategische beslissing om de nieuwe Java-standaard te steunen, ondanks het feit dat deze beheerst wordt door aartsrivaal Sun Microsystems. Dit heeft geleid tot Websphere. Met zijn beschikbaarheid op meerdere platformen, integratie met Cics, enzovoort, en een krachtige reeks ontwikkeltools heeft het de nummer twee positie achter BEA ingenomen. Hier ligt echter een probleem: Websphere is een erg goed technisch product maar niet een applicatie.
Dit doet denken aan OS/2. Dat was verreweg het beste pc-besturingssysteem, maar legde het af tegen de technische rommel van Windows 3.1, omdat IBM niet de benodigde applicatieondersteuning kon krijgen. Ondanks alle inspanningen op het gebied van ‘open source’ software is IBM’s recente acquisitie van Bowstreet en Crossworlds dan ook verreweg de belangrijkste gebeurtenis. Deze nieuwe bedrijven leveren de laag applicatiesoftware voor IBM’s superieure technologie. Voordien heeft IBM geprobeerd de applicatielaag in te vullen via samenwerkingsverbanden met i2, Ariba, enzovoort, maar deze producten bevatten een hoop eigen ondersteuningstechnologie, en passen niet goed in een totale IBM-oplossing. IBM heeft blijkbaar iets geleerd van Microsoft en van de oss-beweging.
Martin Healey, pionier ontwikkeling van op Intel gebaseerde computers en c/s-architectuur. Directeur van een aantal it-bedrijven en professor aan de Universiteit van Wales.