Amper anderhalf jaar geleden leek er met mainframes geen droog brood meer te verdienen. De prijskaartjes van de ‘zware bakbeesten met hun domme terminals’ erodeerden en steeds meer bedrijven schakelden over op de ‘beter hanteerbare en intelligentere’ Unix-servers. Maar IBM bleef trouw aan zijn oorsprong en plukt daar nu de vruchten van. Hoe lang kan Big Blue nog ‘alleen’ de dienst uitmaken op de mainframemarkt? Sun heeft de aanval al ingezet.
Computable publiceert om de week een overzicht van een ict-segment. Wie zijn de sterke spelers, waar zitten de zwakke broeders, en welke kansen heeft de branche ondanks de economische malaise? |
Er viel geld te verdienen met mainframes en dat gegeven zorgde ervoor dat wereldwijd veel computerproducten het ‘blauwe spoor’ volgden. Zoals Unisys, Bull, Comparex, ICL, Hitachi, Fujitsu en niet te vergeten plug compatible mainframe (PCM)-pionier Amdahl. Maar inmiddels, ongeveer dertig jaar later, lijkt het verhaal van de mainframemarkt op dat van de ’tien kleine negertjes’: Unisys en Bull opereren zo goed als aan de zijlijn, Comparex, ICL en Amdahl zijn opgeslokt en Hitachi hangt mainframe-ontwikkelingen aan de wilgen.
Een van de belangrijkste redenen van de uitdunning? De opkomst van de server- en werkstationmarkt. De verwerkingskracht per individuele werkplekcomputer nam steeds verder toe en daarmee daalde de behoefte aan centrale rekenreuzen die alleen via ‘domme’ terminals waren te benaderen. Werkstationleveranciers als Sun en Apollo/Hewlett-Packard gingen wedden op het serverpaard en lachten in hun vuistje omdat IBM stug trouw bleef aan zijn mainframeknol.
Alleenheerser
Inmiddels blijkt Big Blue als laatste te kunnen lachen. Het computerconcern hield vast aan zijn mainframestrategie, maar vergat daarnaast de opkomende markten voor servers en services niet. Het bestrijdt Suns koppositie in de servermarkt inmiddels met zijn krachtige Unix-serverlijn Regatta. En zoals bekend heeft Big Blue met zijn Global Services-divisie een wereldwijde koppositie weten op te bouwen. Over het derde kwartaal van 2001 groeide de omzet opnieuw met vele procenten naar 8,7 miljard dollar.
Door de opkomst van de nieuwe activiteiten is het aandeel van de mainframes in de totale omzet van IBM natuurlijk procentueel verminderd. Maar de ‘bakbeesten’ blijven belangrijk voor IBM’s totale inkomstenplaatje dat over het derde kwartaal van vorig jaar 20,4 miljard dollar bedroeg. De grootste klap voor de concurrentie kwam toen IBM eind 2000 zijn 64-bit z900 mainframe (codenaam Freeway) onthulde met als toegevoegd snufje dat het besturingssysteem hernoemd tot z-OS, werd uitgerust met 64-bit adresseringscapaciteiten. Daarvoor bestond het mainframeveld louter en alleen uit 31-bit machines. Voor zowel Amdahl als Hitachi betekende dit de doodsklap voor hun mainframe-activiteiten. Ze hadden niet meer de financiële lucht om met IBM’s innovaties mee te gaan. Het Japanse Hitachi maakte bekend dat het geen opvolgers meer zou produceren voor zijn Skyline-, Trinium- en Pilotsystemen.
IBM bleef door het wegvallen van de laatsten der Mohikanen zo goed als alleen op de mainframemarkt over; als je daar tenminste over kan spreken, want de grenzen tussen mainframes en servers – de ene steeds intelligenter, de andere met steeds grotere rekenkracht – vervagen steeds verder. Toch lijkt IBM met zijn z900-serie alleenheerser in die markten waar rekenkracht, veiligheid en vooral ook betrouwbaarheid de toon aanvoeren. Banken, verzekeringsmaatschappijen, creditcardmaatschappijen en andere grote instellingen dus. Die leggen per stuk graag enkele miljoenen voor een ‘Big Blue’-mainframe neer. Geen wonder dat IBM de afgelopen anderhalf jaar de marge op zijn zware systemen met tientallen procenten heeft zien toenemen.
Veroveringstocht
Het lijkt er inmiddels op dat enkele server-adepten spijt als haren op hun hoofd hebben gekregen en graag weer een graantje mee willen pikken van de inmiddels weer lucratieve mainframemarkt. Meest in het oog springend is Sun dat IBM graag een koekje van eigen deeg wil bezorgen, nu Big Blue zo pregnant de serverthuismarkt van Sun is binnengetreden. De papieren die Sun voor een tegenaanval in huis heeft, lijken niet slecht. Met zijn Sun Fire 15000 (codenaam Starcat), die gemakshalve een enterprise server wordt genoemd maar bijna kan doorgaan voor een mainframe, steekt Sun rivaal IBM qua verwerkingskracht zeker naar de kroon.
De prijs/prestatie-verhouding van de Starcats vallen in vergelijking met IBM’s z900’s in ieder geval behoorlijk uit in Suns voordeel. Volgens Sun levert de 72-wegs Starcat-server, die is uitgerust met een 900 MHz UltraSparc-III processor en draait onder het besturingssysteem Solaris, 6400 Mips aan verwerkingskracht, en komt het prijsplaatje uit op 647 dollar per Mips. IBM’s 16-wegs z900 levert op zijn beurt 2694 Mips tegen een prijs van 1800 dollar per Mips, veel duurder dus. Recentelijk heeft Sun samen met Oracle aan IBM de oorlog verklaard op het terrein van de mainframemarkt voor transactieverwerking met hoog volume en datawarehouse-systemen. De kern daarvan wordt gevormd door de Suntone-platformen, de eerdergenoemde Sun Fire 15000 ondernemingsservers en Oracle’s 9i Real Application Clusters (Rac).
Voor Sun ligt dus op het eerste gezicht de weg vrij naar een hernieuwde veroveringstocht op de mainframemarkt. Maar het concern zal daarvoor dan eerst wel een bres moeten slaan in het indrukwekkende klantenbestand IBM inmiddels heeft opgebouwd. Het is dan ook maar de vraag of Sun de trouwe IBM-klanten op afzienbare termijn weet te overtuigen van de voordelen van zijn innovatieve technologie. Deze zijn misschien wel te veel gehecht geraakt aan de technologie en services van Big Blue, die vrijwel als enige over de afgelopen jaren het ‘stokoude’ mainframe nooit de rug heeft toegekeerd.