Het faillissement van automatiseringsbedrijf LCI Technology Group in Den Bosch krijgt mogelijk een strafrechtelijk gevolg.
Onderzocht wordt of frauduleuze handelingen bij de dochterbedrijven in Oostenrijk vertakkingen hebben naar het hoofdkantoor in Den Bosch, zo heeft curator Groenen bekendgemaakt.
Het gisteren bekendgemaakte faillissement van LCI hing al bijna twee maanden in de lucht. Eind oktober werd een totale schuldenlast van ruim 100 miljoen euro geconstateerd. Op 13 november werd surséance van betaling verleend aan LCI Technology Group. Kort daarna legde topman Sam Asseer al zijn functies neer. Hij werd volgens de curatoren door de belangrijkste banken (ING en NIB Capital Bank) als een ‘obstakel’ beschouwd. De kans bestaat dat Asseer behoort tot de betrokkenen die wegens ‘schuldaansprakelijkheid’ worden vervolgd.
"Wij gaan ons nu bezig houden met de vraag wat er is gebeurd en wie hieraan schuld hebben. Die vraag heeft in de surséance nog niet gespeeld. We hebben eerst aan deze oplossing moeten werken", aldus Groenen.
Het vermoeden van frauduleuze handelingen is aan het licht gekomen bij de Oostenrijkse dochter CCW. Daar was aanvankelijk sprake van een gat van 30 miljoen euro, inmiddels is dat opgelopen tot 40 à 50 miljoen euro. De Oostenrijkse justitie is al ingeschakeld, maar formele aangifte in Oostenrijk zal volgens directeur Van Drooge pas worden gedaan na afronding van een onderzoek door forensische accountants. Met name twee directeuren en de controlerende accountant zouden zich gedurende drie jaar schuldig hebben gemaakt aan de fraudepraktijken in Oostenrijk.