De overheid moet veel opener worden. Liefst door zoveel mogelijk stukken op internet te plaatsen. Met burgers moet veel meer worden gecommuniceerd, via alle mogelijke kanalen. Dat is de hoofdboodschap van de Commissie-Wallage die onlangs advies uitbracht over de toekomst van de overheidscommunicatie.
Actieve in plaats van passieve openbaarheid, zo luidt het devies. Hoewel burgers in alle soorten, maten en diversiteit door Wallage c.s. worden omarmd, staat in het rapport het beter functioneren van de overheid centraal. Daarmee heeft het advies vooral een instrumenteel karakter gekregen. Immers, er wordt uitgegaan van het beter functioneren van de overheid en niet van de democratie. Bij eerdere discussies over overheidscommunicatie na de oorlog werd altijd uitgegaan van de versterking van de positie van die krachten in een democratie die het gezag controleren en tegenwerken. Daarbij ging het vooral om de positie van de pers en het recht op overheidsinformatie van burgers.
Ook Wallage wil meer actieve openheid. Maar naar de vormgeving van die openheid is Wallage vergeten te kijken. Dat is een gemiste kans. De zuiverheid van democratische verhoudingen staat of valt immers met de wijze waarop aan openbaarheid vorm wordt gegeven. Openbaarheid als rechtsbeginsel staat daarbij tegenover openbaarheid als instrument. In dat laatste geval vervult openbaarheid vooral een legitimatiefunctie al dan niet ingegeven door politiek of ambtelijk opportunisme.
Het is juist deze vorm van openbaarheid die de afgelopen jaren een grote vlucht heeft genomen. Neem een advertentie in de kranten bij de start van de EZ-campagne ‘Nederland gaat digitaal’. Onder een foto van minister Korthals viel het onderschrift te lezen dat hij er alles aan deed om internet veilig te maken. Dit terwijl er op hetzelfde moment een schrijnend gebrek heerste aan digitale rechercheurs en het Openbaar Ministerie het bij de bestrijding van kinderporno op internet vanwege personeelsgebrek moest laten afweten. Bij de nasleep van de Umts-veiling bleek uit eigen onderzoek van de Tweede Kamer dat het departement van Verkeer en Waterstaat zich bij het opstellen van een brief aan de Kamer had laten adviseren door een pr-adviesbureau. Dit adviseerde binnen de grenzen van eerlijkheid op een aantal punten een beeld neer te zetten van een gedegen voorbereiding van de veiling. Pijnlijk was dat achteraf het juist diezelfde punten bleken te zijn waarop in het onafhankelijk onderzoek van de Kamer de meeste kritiek bestond.
Toch moeten we de hang naar informatie op internet die Wallage voorstaat niet zomaar overboord zetten. Feitelijke informatie moet veel eerder en veel actiever aan burgers worden aangeboden. Internet vormt daarvoor juist en zeer geschikt medium. De uitdaging ligt erin om deze informatie in handzame en toch feitelijke en begrijpelijke vorm te presenteren. Niet iedere burger heeft de zin en de vaardigheid om ellenlange beleidsnota’s door te worstelen. Nog belangrijker is dat vragen en opmerkingen van burgers hun weg naar de overheid vinden. Dat vereist een andere cultuur in overheidsorganisaties. Niet alleen meer aanbodgericht, maar ook vraaggericht werken. Tot nu toe zijn nog lang niet alle overheidswebsites daar op ingericht. De niet geoefende cybersurfer verdwaalt al snel in een bureaucratisch web.
Bij meer openbaarheid gaat het juist om het fatsoenlijk en tijdig te woord staan van burgers met doodgewone vragen. Via internet en daarbuiten. Veel gemeenten zijn trouwens al verder met het ontwikkelen van digitale dienstverlening dan de rijksoverheid. Openbaarheid is ook gediend bij het op internet plaatsen van alle mogelijke feitelijke informatie die bij overheden beschikbaar is. Daarvoor heb je geen opgetuigd voorlichtingsapparaat nodig, zoals Wallage c.s. willen. Maar veel meer gezond verstand, een dienstbare en open instelling en een goed gevoel voor democratische verhoudingen. De inzet van internet kan daaraan een essentiële bijdrage leveren.
Marja Wagenaar is Tweede-Kamerlid voor de PvdA en ict-woordvoerder.