Sinds Bush ‘oorlog’ heeft geroepen hangt mijn moeder vanuit Friesland wat vaker aan de telefoon. Ze is bezorgd. De kleinkinderen in Pittsburgh leven plotsklaps in een land dat ‘in oorlog’ is. Ik vertel haar dat de meeste Amerikanen bij het ontwaken nog steeds het eerst denken aan koffie en doughnuts en dan pas aan miltvuur en Afghanistan.
Ook probeer ik haar wijs te maken dat ‘war’ niet hetzelfde is als ‘oorlog’. "We hebben hier al de ‘war on drugs’,’ zeg ik dan,’en nu hebben we ook de ‘war on terrorism’." Dergelijke halve waarheden zijn geoorloofd als dat resulteert in een betere nachtrust voor een ongeruste oma, vind ik. "O, zit dat zo," zegt mijn moeder. Ik hoor aan haar stem dat ze me minder dan half gelooft. Ze weet tenslotte meer van oorlog dan ik.
De oorlogsinspanningen van de twintigste eeuw zijn de motor geweest van geweldige technologische innovaties. Het Amerikaanse militair-industriële complex heeft veel research gedaan of gefinancierd dat heeft geleid tot doorbraken op terreinen als kernenergie en informatietechnologie. De oorlog tegen Hitler en Japan leidde tot de ontwikkeling van de atoombom (het Manhattan project) en de eerste computer. Die eerste computer – de Eniac of Electronic Numerical Integrator and Calculator – werd ontwikkeld aan de University of Pennsylvania met geld van, jawel, het Amerikaanse ministerie van defensie. Ook de koude oorlog was een stimulans voor de technologische ontwikkeling. De lancering van de Russische Spoetnik in 1957 was de directe aanleiding voor het oprichten van Arpa, de onderzoekspoot van het Amerikaanse ministerie van defensie. Arpa, waaruit later Nasa werd losgeweekt, moest (en moet) er voor zorgen dat de VS op vrijwel alle technologische terreinen de ‘numero uno’ werd (blijft). Een van de vele resultaten was het Arpa-net dat later uitgroeide tot internet. Zonder Nasa was er nooit iemand op de maan beland en hadden we nu misschien nog nooit gehoord van pakketgeschakelde netwerken, e-mail of e-handel.
De idee dat de grote technologische innovaties in de VS voornamelijk het resultaat zijn van particuliere investeringen is dus een fabeltje. De echte grote doorbraken in de twintigste eeuw zijn ontstaan als gevolg van de enorme inspanningen die de Amerikaanse overheid (de burgers dus eigenlijk) zich getroosten om allerlei oorlogen te winnen. In oorlogstijd ontwikkelt men – om te overleven – technologieën waarvoor onder normale omstandigheden geen markt bestaat. We mogen veronderstellen dat ook de oorlog tegen het terrorisme zal leiden tot nieuwe technologieën, met name nieuwe informatietechnologie. Juist in een oorlog is het snel beschikken over informatie een kwestie van leven of dood.
De Amerikaanse Navy maakt in Afghanistan voor het eerst in een oorlogssituatie gebruik van Warnet, een draadloos ‘wide-area relay’ network dat een gebied van 160 bij 350 kilometer kan beslaan en waardoor alle legeronderdelen (commando’s, voertuigen op de grond, vliegtuigen en helikopters hoofdkwartier op een oorlogsschip) met elkaar zijn verbonden. Warnet is opgebouwd uit drie lagen. De commando’s op de grond beschikken over handzame computers waardoor ze via de draadloze Ieee 802.11 standaard beeld, tekst en spraak kunnen uitwisselen. Deze communicatie wordt ook opgepikt door krachtige digitale ’transceivers’ (de tweede laag) aan boord van grondvoertuigen. Deze ‘near-term digital radio’s’ zijn verbonden met de derde laag en dat zijn VRC-99A radio’s aan boord van vliegtuigen en schepen.
Via deze drie lagen van het mobiele Warnet kunnen troepen op de grond, in de lucht en in het commandocentrum (op een schip) doorlopend informatie uitwisselen zonder gebruik te maken van een bestaande (vaste) infrastructuur. De commando’s op de grond kunnen bijvoorbeeld in real-time beelden ontvangen van de onbemande spionagevliegtuigen boven het slagveld. Warnet is volgens de Navy opgebouwd uit allerlei commerciële producten (onder andere Wave lan cards) die door de Navy zelf zijn aangepast aan de extreme eisen die een oorlogssituatie stelt aan apparatuur. Het hoeft niemand te verbazen wanneer de ervaringen met Warnet zullen resulteren in nieuwe, zeer robuuste mobiele netwerktechnologie.
Het enorme technologische overwicht van de Amerikanen resulteert in Afghanistan in wat men in militaire kringen asymmetrische oorlogsvoering noemt. Vrij vertaald is dat: wij zijn heel groot en jullie zijn heel klein. Maar met al die bommen en informatietechnologie kan het nog steeds onmogelijk zijn om bepaalde strategische doelen te realiseren. De eenvoudige vraag ‘In welke grot zit Bin Laden’ kan ook met al die militaire it niet worden beantwoord. Daar is waarschijnlijk een gewone ‘low-tech’ verrader voor nodig.
Terug naar mijn moeder. Tijdens de barre winter van 1944 fietste ze half Nederland door met papieren (informatie!) verstopt in het frame van haar fiets. Ze was koerierster en onderhield zo contact tussen de verschillende ‘cellen’ (dat heette toen niet zo) van het verzet tegen de Duitsers. Mijn moeder op de fiets tegen de moffen met geweren en tanks is een mooi voorbeeld van a-symmetrische oorlogsvoering, vooral als je bedenkt dat ze fietste op houten fietsbanden. De vastberadenheid van één dappere ziel is soms meer waard dan miljoenen dollars aan oorlogstuig.