Half oktober heeft de Franse regering de prijzen voor de Umts-vergunningen in Frankrijk aanzienlijk verlaagd. In plaats van de aanvankelijke 4,95 miljard, moet er nu 619 miljoen euro betaald worden, plus een percentage van de toekomstige Umts-omzet. Bovendien wordt de geldigheid van de licenties verlengd van tien naar twintig jaar.
Een aantal zaken valt op. Ten eerste zijn de spelregels tijdens de rit veranderd. Indien deze nieuwe voorwaarden vanaf het begin bekend waren geweest, dan hadden veel meer bedrijven interesse getoond voor de Franse Umts-licenties. Voor de vier beschikbare licenties meldden zich destijds slechts twee kandidaten: SFR van Vivendi en Orange van France Telecom. Ten tweede worden SFR en Orange sterk bevoordeeld ten opzichte van de operators die niet wilden meedoen aan de Franse schoonheidswedstrijd. Ten derde is er geen sprake van een ‘egaal speelveld’ (‘level playing field’) in Europa, omdat in alle EU-lidstaten andere regels gelden voor het verdelen van de Umts-frequenties. De korting die Frankrijk nu geeft, bevoordeelt deze twee bedrijven boven de andere operators in hun pan-Europese ambities.
De oorzaak van het ontbreken van een ‘egaal speelveld’ ligt in het feit dat de lidstaten de frequentieverdeling nog steeds als nationale autonomie beschouwen, terwijl veel operators al lang pan-Europees werken. In de herziening van de Europese telecomwetgeving, die thans wordt voorbereid, krijgen de lidstaten een nieuwe kans om deze vergissing recht te zetten. Van belang is dat de lidstaten van de EU de bereidheid tonen om in dit herzieningsproces een aantal zaken op Europees niveau te harmoniseren. Ik noem een paar belangrijke aspecten: de methoden waarop frequentieverdelingen plaatsvinden, zouden in de hele Unie gelijk moeten zijn. Dit is de beroemde keuze tussen veilen, een schoonheidswedstrijd of andere methoden. Mocht er gekozen worden voor veilen, dan moeten de veilingtechnieken geharmoniseerd worden. Alle Umts-licenties moeten in alle lidstaten op hetzelfde moment ter veiling aangeboden worden. Ook moet de manier van uitgifte geharmoniseerd worden. In alle lidstaten zouden bijvoorbeeld frequentieblokken voor nieuwkomers gereserveerd moeten worden, waardoor er gelijke voorwaarden ontstaan.
Het is daarbij van belang dat de lidstaten bereid zijn om de Europese Commissie een bepaalde rol te laten spelen in het pakket van telecom-gerelateerde richtlijnen. De beste manier om dit vast te leggen, is de kaderrichtlijn voor de elektronische communicatiesector.
Als we een ‘egaal speelveld’ nastreven, dan moet er dus harmonisatie plaatsvinden. In dat geval hebben we het over een veel bredere discussie, namelijk die van de interne markt in Europa. Willen we dat er ook voor de elektronische communicatiesector een interne markt gaat ontstaan, dan moet de Europese Commissie een aantal nieuwe verantwoordelijkheden krijgen om dit tot stand te brengen. Anders blijven we steken in vijftien deelmarkten met alle gevolgen van dien, zoals we gezien hebben met het veilen. Het dispuut hierover spitst zich toe op artikel 6 van de kaderrichtlijn. Opvallend is dat met name Duitsland blijft vasthouden aan de eigen nationale competenties.
De Raad heeft de positie ingenomen dat, betreffende artikel 6, de Commissie alleen een rol krijgt bij het definiëren van de markten, en bij de analyse ervan. Het Europees Parlement is van mening dat ook de verdeling van radiofrequenties onder artikel 6 moet vallen, en dat de Commissie dus ook daarbij een belangrijke rol behoort te spelen.
Het voorbeeld van de veranderde spelregels voor de Franse Umts-vergunningen toont duidelijk aan dat harmonisatie bij de toewijzing van frequenties bittere noodzaak is voor het daadwerkelijk ontstaan van een ‘egaal speelveld’ en het bevorderen van eerlijke concurrentieverhoudingen op de pan-Europese markt voor elektronische communicatie. In Europa spreekt men vaak over het ‘subsidiariteitprincipe. Wat op niveau van de lidstaten besloten kan worden, moet niet in Brussel gedaan worden. Dat is natuurlijk prima. De keerzijde van de medaille bestaat ook: datgene wat niet op het niveau van de lidstaten besloten kan worden, omdat daardoor het ‘egale speelveld’, de eerlijke concurrentieverhoudingen en de interne Europese markt in gevaar komen, moet op Europees niveau worden besloten. Daarom is het zo belangrijk dat de Commissie nieuwe bevoegdheden krijgt, om de daadwerkelijke vorming van een interne markt voor elektronische communicatie tot stand te kunnen brengen – als dat het einddoel is althans.
De ervaring leert dat dit, op het niveau van de lidstaten alleen, niet zal lukken. De lidstaten hebben nu een gouden kans om deze vergissingen uit het verleden te herstellen. We proberen thans te zoeken naar een oplossing, niet zozeer in termen van ‘wie is de baas over wie’, maar thematisch: welke institutie krijgt bevoegdheden over welke beleidsaspecten van de Europese regelgeving voor elektronische communicatie. De uitgangspunten heb ik genoemd: subsidiariteit en een interne markt. De uitkomst van dit proces is nu nog onduidelijk, maar we hebben goede hoop. Op mijn website http://www.wimvanvelzen.nl kunt u de recente ontwikkelingen hierover volgen.
Wim G. van Velzen, CDA-Europarlementariër, woordvoerder ict en vice-voorzitter EVP-ED fractie – http://www.wimvanvelzen.nl